“Ik kom uit België, werk nu bijna vijf jaar in Nederland en heb me in het begin heel erg verbaasd. Sociaal werkers in België zijn veel kritischer, activistischer.

Mensenrechten worden daar echt als de basis van het werk gezien. Dat betekent dat we ook kritisch zaken kunnen bevragen. Zonder wrijving geen glans, dat idee. Ik zie de verhouding tussen overheid, beleid en sociaal werk veel meer als een criticial friendship. Het is niet alleen maar opdrachtgever en opdrachtnemer. Maar na tien jaar neoliberaal beleid is dat er hier zo ingebakken. Marktwerking en aanbestedingen zorgen voor een ongelijke verhouding met de gemeenten.”

Moreel beraad

“Voor mij is het normaal om door te vragen, inmiddels heb ik mijn rol als luis in de pels wel geaccepteerd. Ik ben zelf in armoede opgegroeid en dat was ook de drijfveer om sociaal werk te gaan studeren, om de dingen die ik heb meegemaakt op een positieve manier in te zetten. Ook bij DOCK probeer ik armoede meer op het netvlies te krijgen en de inzet van ervaringswerkers te stimuleren.

Het is nu een actueel thema, maar toen ik hier kwam werken, merkte ik dat DOCK niet echt een visie had op armoede en onze rol. Natuurlijk, elke sociaal werker heeft ermee te maken, maar dan gaat het vaak om signaleren en doorverwijzen. Ik heb het over een langetermijnvisie. Het is heel goed om een keer de koppen bij elkaar te steken, te reflecteren. Armoede is ook een ethisch vraagstuk. Je hebt het over zaken als gelijkheid, gelijkwaardigheid en bestaansrecht. Daar moet je goed over nadenken. En hoe kijken we naar andere vraagstukken in de samenleving? Wat is onze stip op de horizon? Is dat bijvoorbeeld alleen de buurthuizen zelfstandig maken en laten overnemen door buurtbewoners? Wat is het doel en wat het middel?

Maar er is bijna geen tijd en energie voor dit soort momenten van vertraging, reflectie en moreel beraad. Niet in mensen hun hoofd, niet in hun agenda. Terwijl daar wél behoefte aan is. Daarom ben ik gaan pionieren, gaan doen. Zo heb ik een netwerk van ervaringsdeskundigen rondom armoede opgebouwd. Ook heb ik intern in gesprekken met de gemeente Utrecht veel meer aandacht gevraagd voor de gevolgen van armoede. Daarop is positief gereageerd. Door het managementteam, maar zeker ook door de gemeente. Ik merk dat beleidsadviseurs en wethouders het politiserend werken en pionieren kunnen waarderen en ook nodig hebben. Ik word regelmatig uitgenodigd om te komen vertellen en mee te denken. Wanneer ik het over beleidsbeïnvloeding heb, merk ik dat ik vaker bots met collega’s of leidinggevenden dan met de gemeente. Er is toch een soort angstcultuur ontstaan van ‘We moeten doen wat ons gevraagd wordt, anders winnen we de volgende aanbesteding niet.’”

‘We zien dagelijks de kwalijke gevolgen van goedbedoeld beleid’

Gebrek aan erkenning

“Veel collega’s leven zo in de waan van de dag, zijn bezig met brandjes blussen. Er zijn bezuinigingen geweest en de bijbehorende reorganisaties hebben veel impact. Dat geeft onrust. Het is niet voor niets dat er een ontzettend hoog verloop is onder sociaal werkers. Daar maak ik me grote zorgen over. Ik zie het voortdurend om me heen. Een collega wordt ziek en niet vervangen, het werk wordt verdeeld over de andere collega’s en zo valt de een na de ander uit. Veel mensen keren niet meer terug.

Dat verloop heeft volgens mij allerlei oorzaken. Het heeft deels te maken met de hoge werkdruk en met hoge verwachtingen. We staan hier met twee sociaal werkers op een wijk, tsja, hoe houd je dat behapbaar? Maar mensen vertrekken ook vanwege het gebrek aan erkenning. Sociaal werkers raken moedeloos: de complexe problematiek, ze kunnen de lange adem niet meer opbrengen. Tegelijk verliezen inwoners meer en meer hun vertrouwen in de hulpverlening; wat heeft ons werk dan nog voor nut? Het is heel belangrijk dat organisaties hier oog voor hebben. Ook voor werkplezier en welzijn. Hoe beter het gaat met de sociaal werker, hoe beter dat is voor de inwoners voor wie wij werken.

Gemeenten zouden organisaties echt moeten verplichten met een visie op de problematiek te komen – en dat ook moeten vastleggen bij de aanbesteding. En hier dan dus ook ruimte en tijd voor geven. Luister naar de sociaal werkers, naar ervaringswerkers. En het gaat verder dan luisteren – niet alleen maar afvinken. Betrek ze juist ook bij verdere invulling van het beleid. Bij het uitvoeren en uitvinden van het werk. Dát zou erkenning geven. Daar ligt ook zeker een taak voor gemeenten.”

Mond open

“Betrek beleid en uitvoering meer bij elkaar. Om elkaar te kunnen voeden. Overal groeit bijvoorbeeld het besef dat de participatiesamenleving is doorgeschoten, maar veel sociaal werkers richten zich nog sterk op die zelfredzaamheid. Dat geldt ook voor het bieden van maatwerk. Overal lees je dat gemeenten veel meer ruimte bieden voor maatwerk in het sociaal werk. Maar die ruimte en vrijheid ervaren veel sociaal werkers helemaal niet. Het ontbreekt hun ook aan handvatten, hoe kunnen we dan doorpakken?

Het lijkt wel of sociaal werkers in een identiteitscrisis zitten. Als ik aan collega’s vraag wat voor werk ze doen, dan krijg ik minstens zes verschillende antwoorden. Daarom is het zo belangrijk om mensenrechten als basis van sociaal werk te nemen. Mensenrechten gaan over het recht op onderdak, onderwijs en goede zorg. Dat geeft houvast en betekenis. Hoewel het ook in de internationale definitie staat van sociaal werk, hoor ik er in Nederland nooit iemand over. Het lijkt vanzelfsprekend dat ze worden nageleefd, maar in de realiteit is dat niet het geval. Al in 2016 was er een manifest ‘Stel mensenrechten centraal in het sociaal werk’, dat was getekend door meer dan zeventig docenten en lectoren van sociaal werk in Nederland en België. Dat is nu zes jaar geleden, maar sijpelt maar niet door naar de praktijk.

Ik heb me in Nederland best langzaam eenzaam gevoeld. In België was politiserend werken zo vanzelfsprekend, die bundeling van identiteit als sociaal werkers, het gevoel samen ergens voor te gaan. Wij zien dagelijks de kwalijke gevolgen van goedbedoeld beleid. En dat betekent niet dat je altijd op de barricades gaat staan, maar wel dat je je mond opentrekt.”