Armoede in de Veenkoloniën is nu niet bepaald onontgonnen terrein in de onderzoekswereld. Wat maakt jullie onderzoek anders dan het andere?
“Uniek is dat we in de leefwereld van 23 families zijn gedoken en tot soms wel drie generaties hebben gesproken. Dat maakte het mogelijk om intergenerationele verbanden te leggen en dieper in de problematiek te duiken. Verder zit er een stevig netwerk achter het onderzoek: de Alliantie van Kracht, met partijen als gemeenten, zorg- en welzijnsorganisaties en wooncorporaties. Zij daagden ons uit ook met lange termijn oplossingsrichtingen te komen. Dat is best nieuw voor ons. In de regel doen we bij universitair onderzoek hoofdzakelijk aan kennisvergaring.”
Achter intergenerationele armoede gaat vaak een intergenerationeel trauma schuil. Leg eens uit.
“We ontdekten dat negatieve ervaringen in het verleden doorwerken in een familie. Stel, opa leefde met zijn jonge gezin in armoede en had een aanvaring met een hulpverlener die hem belerend toesprak of stigmatiseerde. Of die dreigde de kinderen uit huis te halen. Dan ontstaat er binnen zo’n gezin een basishouding van: hulpverleners zijn niet te vertrouwen. Op grond daarvan keren families de buitenwereld vaak de rug toe. Met als gevolg dat de sociale kring kleiner wordt. Dat maakt het ook weer lastiger om te verhuizen – wat moet je zonder je familie? Of om een opleiding te volgen. Want ja, daarmee val je je familie af en pleeg je verraad. Althans, zo kan het voelen. Et voilà, een vicieuze cirkel.”
Is intergenerationele armoede daarmee hardnekkiger dan ‘gewone’ armoede?
“Ja, het is vele malen complexer dan armoede die bij het individu ontstaat als gevolg van bijvoorbeeld ontslag of ziekte. Het vraagt dan ook van hulpverleners dat ze zich verdiepen in de leefwereld van hele families, investeren in de relatie en vertrouwen opbouwen. Het kan bijvoorbeeld helpen om met een vertrouwenspersoon te werken; iemand die de situatie overziet en aan wie ze maar één keer hun verhaal hoeven te vertellen. En dan nóg ligt het heel gevoelig, omdat die interactie tussen een familie en de buitenwereld – de samenleving – echt langdurig beschadigd is.”
Maar áls de hulpverlening eenmaal een ingang vindt, kan het dan lukken de vicieuze cirkel te doorbreken?
“Ja, mits we niet alleen maar focussen op betaald werk of een opleiding, zoals we nu vooral doen. Want dan ga je voorbij aan gezondheidsproblemen, verslavingsproblematiek of sociale uitsluiting; issues die vaak samengaan met langdurige armoede. We zagen dat de families vooral op zoek zijn naar stabiliteit en zekerheid. Ze voelen zich het meest geholpen als ze weer overzicht hebben over hun rekeningen, de balans in het gezin is hersteld en ze zeker zijn van een toeslag of uitkering. Een betaalde baan of een opleiding komt voor hen dan soms op de tweede plaats.”
Tja, daar gáán we met alle goede bedoelingen om mensen aan het werk te krijgen.
“Precies, daarmee gaan we voorbij aan wat mensen zelf willen. Bovendien, als het niet lukt om ze aan een baan te helpen, dan richten we ons liever op mensen die net in de bijstand zijn beland, met als doel om langdurige armoede te voorkomen. Maar zo raken mensen die in intergenerationele armoede leven opnieuw vervreemd van het systeem en de hulpverlening.”
Oef. Hoe moet het dan wél?
“We pleiten onder andere voor definitiemacht van de families: welk probleem moeten we volgens hen eerst behandelen? Zo sluit de aanpak van armoede meer aan bij hun ervaringen. Verder adviseren we om het aantal maatschappelijke organisaties en interventies te verminderen, zodat de armoedeaanpak minder versnipperd en complex is. Te vaak pakken we allerlei deelproblemen aan, wat tot deeloplossingen leidt. Die zijn niet perse nutteloos, maar als je het onderliggende probleem wilt aanpakken, zetten ze weinig zoden aan de dijk. Daarnaast schetsen we een aantal randvoorwaarden in beleid en ondersteuningspraktijk:
1) samenhang, 2) samenwerking, 3) tijd en ruimte voor professionals, 4) langdurige relaties, 5) langetermijndenken en continuïteit in de aanpak en 6) kennisuitwisseling over effectieve interventies en programma’s.
Het is dan ook bemoedigend om te zien dat de Alliantie van Kracht een twintigjarig programma heeft opgesteld, dat grotendeels gebaseerd is op de aanbevelingen.”
Klinkt goed. Als partijen als gemeenten en hulpverleningsinstanties zich daaraan committeren, dan zijn we er toch?
“Nou, daarmee mikken we iets te veel op het verbeteren van de leefwereld, terwijl er in de systeemwereld ook echt iets te doen is.”
Ah, Den Haag is aan zet?
“Ja, want wat heeft het voor zin om mensen uit hun dal te helpen en schulden weg te werken als ondertussen de inflatie toeneemt en boodschappen twee keer zo duur worden? Of als mensen die in armoede leven door kromme berekeningen net niet onder de armoedegrens vallen – en dus niet in aanmerking komen voor ondersteuningsregelingen? Of als we niet iets aan overerfbare rijkdom doen? Laten we de inkomens van de minstverdienende groepen verhogen en geld herverdelen. En de kansen voor arme gezinnen financieren met belasting op vermogensoverdracht bij vermogende families.”
Die zit! Kunnen gemeenten en beleidsmakers in de tussentijd iets met de kennis die jullie hebben opgedaan?
“De zes randvoorwaarden die we formuleerden bieden houvast, merken we. Je kunt ze goed gebruiken om in kaart te brengen wat je al doet in de armoedebestrijding, wat niet en wat anders of beter kan.”
Ben je al met al hoopvol gestemd?
“Het is goed om te zien dat het onderzoek wordt opgepakt. Maar of het gaat helpen om intergenerationele armoede op te lossen? Er wordt wel eens gezegd: om een kind uit intergenerationele armoede te halen, heb je twee generaties nodig. Dat betekent dat ik het in ieder geval niet meer ga meemaken. Maar het begin is er …”
Benieuwd wat de Alliantie van Kracht precies doet? Bekijk hier de website van Alliantie van Kracht.
In het kort
Titel onderzoek: ‘Verschillende gezichten, diverse paden. Naar effectieve randvoorwaarden voor flexibiliteit en effectiviteit in het doorbreken van intergenerationele armoede.’ Door: Sander van Lanen e.a.
Onderzoeksvraag: Hoe is intergenerationele armoede in de Veenkoloniën effectief terug te dringen?
Opvallend omdat: Aan de hand van levensverhalen brachten de onderzoekers in kaart hoe de ervaringen van de ene generatie doorwerken in de andere. Zo maakten ze onderliggende problemen zichtbaar, toonden ze de oorsprong van problemen en kregen ze zicht op de ‘vraag achter de vraag’.