De cijferman van Nederland, wordt hij ook wel genoemd.

Peter Hein van Mulligen is een van die zeldzame mensen die cijfers en statistieken snappen en daar ook helder over kunnen vertellen. Als woordvoerder van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) figureert hij regelmatig in de media om de bevindingen van zijn organisatie uit te leggen aan het brede publiek. “Ik moet veel van de inhoud weten – hoe komen statistieken tot stand, hoe hangen ze met elkaar samen, wat gebeurt er verder in de economie? – én het verhaal achter de cijfers uiteenzetten. Ik vind het belangrijk dat de trends en statistieken begrijpelijk zijn voor iedereen in Nederland. Want er wordt heel vaak maar wat geroepen. Over criminaliteit, migratie, werkloosheid, de woningmarkt, noem maar op.”

Armoede is een van de onderwerpen waarover Van Mulligen zijn licht laat schijnen. Jarenlang hanteerden het CBS en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) verschillende definities van dit begrip. Onhandig, verwarrend en een buitenkans voor opportunisten die de cijfers kozen die in hun kraam te pas kwamen. Daarom hebben de twee organisaties nu samen met het Nibud een nieuwe, uniforme armoedegrens vastgesteld. “Deze grens maakt duidelijk wat een huishouden minimaal nodig heeft om te kunnen rondkomen. We sluiten hierbij aan bij de sociaal-maatschappelijke situatie in ons land. Het welvaartsniveau is de laatste decennia immers veranderd. Wat we dertig jaar geleden luxe vonden, is nu normaal.”

Werkelijke kosten

Hij vervolgt: “Je bent arm als je na aftrek van de vaste lasten voor wonen, energie en de verplichte zorgverzekering niet voldoende geld hebt voor andere basisbehoeften, zoals boodschappen, telefoon, toegang tot internet en sociale activiteiten.” CBS, SCP en Nibud nemen hierbij niet langer de gemiddelde uitgaven aan wonen en energie als vertrekpunt. “Omdat die uitgaven niet of nauwelijks aan te passen zijn, gaan we zoveel mogelijk uit van de werkelijke kosten. Hiervoor hebben wij inwoners ondervraagd en het Nibud heeft normbedragen vastgesteld voor 35 huishoudtypen. Huishoudens met relatief hoge woonlasten kunnen dus nu als arm worden aangemerkt als er niet genoeg geld overblijft voor de andere noodzakelijke uitgaven. Verder kijken we voor het eerst naar spaargeld: is er een financiële buffer? Een eigen huis blijft hierbuiten, want daar kun je natuurlijk geen boodschappen van doen.”

De drie instituten leggen de grens bij een inkomen van 1.510 euro netto per maand voor alleenstaanden en 2.535 euro netto voor partners met twee kinderen. Als een huishouden daarnaast een vermogen heeft dat hoger is dan twaalf keer het maandinkomen, dan is er geen sprake van armoede. Volgens deze maatstaf waren er in 2023 540.000 mensen arm: 45.000 minder dan in 2022. Nog maar vier jaar eerder, in 2019, waren er nog meer dan 1 miljoen mensen arm. En in de jaren tachtig leefden 3 miljoen van de 14 miljoen Nederlanders onder de armoedegrens.

Kan de vlag uit?

“Dat er minder mensen in armoede leven, is voor ons land als geheel goed nieuws. Dit kleinere aantal is voor een deel te verklaren door de nieuwe meetmethode – en dan vooral het toevoegen van de vermogensbuffer –, hoewel de armoede volgens de oude definities van CBS en SCP al een tijdje afnam. Een andere factor is de sterke arbeidsmarkt: meer mensen vonden werk en de lonen stegen. Ook de verhoging van het minimumloon met 10 procent op 1 januari 2023 speelt een rol, net als de energietoeslag. In december 2022 kregen alle huishoudens een energietegemoetkoming van 190 euro en vorig jaar konden huishoudens op of net boven het sociaal minimum een toeslag van 1.300 euro aanvragen. Maar in 2024 is de energietoeslag weer vervallen. Dat kan betekenen dat de armoede weer toeneemt, zoals het Centraal Planbureau (CPB) al signaleerde.”

Peter Hein van Mulligen (1974)

studeerde economie aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde aan dezelfde universiteit. Zijn proefschrift ging over prijsindexcijfers. In 2002 trad hij als onderzoeker in dienst bij het CBS; in 2010 werd hij er hoofdeconoom en woordvoerder economie en arbeidsmarkt. In 2020 verscheen zijn boek ‘Met ons gaat het nog altijd goed’.

‘Voor het personeelstekort is er maar één oplossing: de arbeidsproductiviteit verhogen’

Tim ’S Jongers, tot voor kort directeur van de Wiardi Beckmanstichting, vindt dat we ons niet moeten laten misleiden door jullie ‘Het valt allemaal wel mee’-verhaal, maar naar indirecte indicatoren moeten kijken. Het aantal mensen dat schuldhulp heeft, de rijen bij de voedselbank, het aantal dakloze mensen…

“Dat het probleem kleiner wordt, betekent niet dat het niet meer bestaat – daar ben ik mij terdege van bewust. Armoede komt minder vaak voor, maar is wel ernstiger geworden voor de mensen die het treft. Dit geldt vooral voor werkenden. Werkende armen komen meer inkomen te kort dan arme mensen met een bijstandsuitkering. In 2023 was hun doorsnee inkomen 23 procent lager dan de armoedegrens, en dat verschil is de afgelopen jaren gestaag gegroeid. Bijkomend probleem is dat deze groep relatief weinig gebruikmaakt van lokale minimavoorzieningen. Zij zijn voor gemeenten moeilijker te bereiken dan bijstandsgerechtigden. Bovendien is er na de toeslagenaffaire angst ontstaan voor terugvordering van overheidsvoorzieningen.

Ook het aantal mensen met een inkomen net boven de armoedegrens is afgenomen. Maar met bijna 1,2 miljoen Nederlanders zijn dat er nog steeds erg veel. Dit zijn financieel kwetsbare mensen, bij wie er maar iets hoeft te gebeuren – minder werkuren, een kapotte wasmachine, een onverwachte belastingaanslag – of het gaat mis. Daarbij komt dat armoede negatieve gevolgen heeft voor de leerprestaties en toekomstkansen van de kinderen in een gezin en ook vaak gepaard gaat met sociale uitsluiting en een minder goede lichamelijke en mentale gezondheid.”

Is deeltijdwerk inderdaad een risicofactor voor armoede, zoals het CBS zegt?

“Zeker, maar helaas is meer uren maken niet altijd zo simpel. Op de huidige arbeidsmarkt krijgen steeds meer flexwerkers een vast contract, maar in de lagere inkomensgroepen is het flexcontract nog ruimschoots aanwezig. In bepaalde sectoren, zoals de schoonmaak, is het ook niet gebruikelijk om fulltime te werken. Ook aan de kant van de werknemer kunnen er redenen zijn om niet méér te gaan werken. Denk aan zorg voor kinderen, ziekte of arbeidsongeschiktheid. En ons systeem van belastingen, aftrekposten en toeslagen is zo ingewikkeld dat het zeker voor mensen met een lager inkomen moeilijk is in te schatten wat extra werk netto oplevert – en of het wel wat oplevert.”

‘De koppeling tussen minimumloon en AOW loslaten? Ik zie de boze ouderenverenigingen al voor me’

De Commissie Sociaal Minimum zegt: het inkomen van mensen moet voorspelbaarder en zekerder worden, weg met die toeslagen.

“Ook veel econonomen vinden dat het eenvoudiger moet, al is het maar om uitvoeringskosten te besparen. Maar zo’n operatie is natuurlijk niet niks. De Belastingdienst kraakt in zijn voegen met een tekort aan mensen en verouderde IT-systemen. Laten we ook niet vergeten dat die kerstboom de laatste jaren zo uitbundig is opgetuigd met de beste bedoelingen. Een potje voor mensen in die situatie, een potje voor mensen met dat probleem … Als je de toeslagen afschaft, is er per definitie een groep die erop achteruitgaat en die consequenties zijn lastig te overzien. Hoe je het systeem ook inricht, er zullen altijd mensen blijven die niet zelf voor voldoende inkomen kunnen zorgen. Vroeger zorgde de gemeenschap – familie, kerk of liefdadigheid – voor hen, maar sinds de oprichting van de verzorgingsstaat in de jaren vijftig rust die taak bij de overheid. Uiteindelijk zul je dus als overheid altijd op de een of andere manier aan compensatie en herverdeling moeten doen.”

De commissie stelt ook voor om de bijstand en het minimumloon te verhogen. Volgens haar ligt het sociaal minimum structureel te laag.

“Dat zal de armoede ongetwijfeld verlagen. Mogelijke nadelen zijn er ook. Het CPB waarschuwt bijvoorbeeld dat een hogere bijstand de prikkel kan verlagen om te gaan werken. Rond de verhoging van het minimumloon is er sprake van voortschrijdend inzicht. Lang dachten economen dat er minder werkgelegenheid zou zijn als de prijs van de arbeid hoger wordt. Maar daar blijkt in de praktijk geen bewijs voor te zijn. Sterker nog, dure arbeid kan ook leiden tot allerlei technologische en organisatorische innovaties die de productiviteit verhogen – de belangrijkste bron van economische groei.

Hier speelt doorheen dat verhoging van het minimumloon een verhoging van de AOW tot gevolg heeft, omdat die twee aan elkaar zijn gekoppeld. De commissie adviseert om die koppeling los te laten, maar dat is glad ijs voor de politiek. Het duurt niet lang meer of een kwart van de bevolking ontvangt AOW, en dat is van nogal een electoraal gewicht. Tegelijkertijd wordt de AOW minder belangrijk voor gepensioneerden, omdat een steeds grotere groep een hoger aanvullend pensioen ontvangt. Jonge gepensioneerden hebben het over het algemeen beter dan oudere gepensioneerden. Maar als je eenmaal met pensioen bent, gaat je inkomen doorgaans niet meer omhoog. Het leven wordt ondertussen wel duurder, zodat je koopkracht daalt. En koopkracht is voor de meeste mensen toch het ijkpunt.

Ik zie de boze ouderenverenigingen dus al voor me als het kabinet zou besluiten om de AOW niet meer te laten meestijgen met het minimumloon. Uiteindelijk is het een politieke afweging: in hoeverre ben je bereid om te accepteren dat een deel van de bevolking in armoede leeft, of om met ’S Jongers te spreken, ‘diep in de shit zit’? Gezien de samenstelling van het huidige kabinet acht ik het niet zo kansrijk dat de ideeën van de Commissie Sociaal Minimum alsnog worden doorgevoerd.”

Gemeenten doen wat ze kunnen om inwoners op of rond het minimum te ondersteunen, maar zij zijn het zat om als bezemwagen te fungeren achter falend rijksbeleid. Zij vinden dat het Rijk moet zorgen dat de basis op orde is. Hoe kijk jij naar die verantwoordelijkheidsverdeling?

“Het is goed dat de hoogte van bijstand, huur-, zorg-, en kinderopvangtoeslag en kindgebondenbudget op nationaal niveau worden vastgesteld. Het is ook goed dat gemeenten aanvullende lokale voorzieningen treffen, want zij kennen hun inwoners het beste. Maar de ene gemeente heeft meer financiële armslag of politieke wil om een ruimhartig minimabeleid te voeren dan de andere. Daardoor ligt willekeur op de loer. Ik kan me dan ook goed voorstellen dat gemeenten willen dat het Rijk voor een toereikend minimum zorgt, een grens waar niemand in Nederland doorheen zakt. Of de huidige grens inderdaad te laag ligt, is ook weer een politieke kwestie. Bij het CBS leveren we cijfers en statistieken aan hè, we maken geen beleid.”

Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom bij het CBS

Hoe staat het ervoor op de sterke arbeidsmarkt die je net al even noemde?

“Eind 2024 waren er 372.000 werklozen, ofwel 3,7 procent van de beroepsbevolking. Al drie jaar op rij zijn er meer vacatures dan werklozen. De arbeidsmarkt is aan het droogkoken: de vraag blijft hoog en de grenzen van het aanbod lijken bereikt. Bijna iedereen die wil en kan werken, doet dat al. In nagenoeg alle sectoren is er een tekort aan personeel. Tegelijkertijd blijft het potentieel van circa 1 miljoen mensen onbenut. Dit zijn mensen die (meer) willen werken en/of daarvoor ook beschikbaar zijn. Een deel van hen zit in de bijstand.

Dit potentieel is niet zomaar beter te benutten. Nederlanders hebben weliswaar de kortste werkweek van de EU – 74,8 procent van de vrouwen werkt in deeltijd en 28,9 procent van de mannen –, maar zij hebben maar beperkt ruimte om meer te gaan werken. Omdat ze naast hun werk maatschappelijk belangrijke taken doen zoals mantelzorg of kinderen opvoeden. Of omdat de kinderopvang te duur is of geen opvangdagen beschikbaar heeft wegens, je raadt het al, personeelstekort. Slechts 30 procent van de parttimers wil en gaat meer uren maken. De helft daarvan zijn scholieren met een bijbaan. Prettig voor die jongeren en de filiaalmanager van de lokale supermarkt, maar hiermee lossen we de tekorten in onderwijs, zorg en bouw niet op.”

Hoe dan wel?

“De pensioenleeftijd is met pijn en moeite met twee jaar en drie maanden verhoogd. Verdere verhoging is vermoedelijk niet de oplossingsrichting waar we met z’n allen aan denken. Arbeidsmigratie is niet populair en bovendien geen oplossing, want arbeidsmigranten gaan ook een keer met pensioen en een deel van hen zal dan in Nederland blijven. Dan kopen zij diensten en producten, ze vrágen arbeid, maar leveren die niet meer. Er blijft dus maar één ding over: de arbeidsproductiviteit verhogen, méér doen in de uren die we werken. En op dit gebied doen Nederland en Europa het gewoon niet zo goed.

In de Verenigde Staten is de productiviteit de afgelopen jaren wel hard gegroeid. Dat komt onder meer door de ruime beschikbaarheid van kapitaal voor investeringen, hoge uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling, technologische vooruitgang en flexibele arbeid. Amerika is daarnaast één grote geïntegreerde markt, met daadwerkelijk vrij verkeer van personen en (bank)diensten. Hoe het ook zij, een magic bullet is er niet. Hoe we aan deze kant van de wereld de productiviteit weer kunnen laten groeien, is misschien wel de belangrijkste economische kwestie van dit moment.”

Volgens jou is Nederland ‘op veel vlakken een plezieriger land om in te wonen dan dertig, veertig jaar geleden’. Dat is een geluid dat je niet veel hoort in deze doemdenkerige tijden.

“De vergrijzing is zorgelijk, net als klimaatverandering, de geopolitieke situatie en de burgerlijke vrijheden die onder druk staan door de opmars van reactionaire, nationalistische bewegingen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we er over het algemeen de laatste decennia op vooruit zijn gegaan in ons land. De (gezonde) levensverwachting, de kwaliteit van de zorg en de kwaliteit van onze woningen en auto’s – de belangrijkste uitgaven van de meeste mensen – zijn toegenomen.

Inkomens stijgen, 84 procent van de inwoners geeft hun leven een 7 of hoger en twee op de drie Nederlanders heeft vertrouwen in de medemens. In weinig landen zijn die tevredenheid en het onderlinge vertrouwen zo hoog. Nederland is ook vrijer en inclusiever geworden, het perspectief van de witte heteroseksuele man is minder dominant. Zaken als racisme en discriminatie zijn nog niet uit de wereld, maar het is al een belangrijke stap dat er veel meer wordt geconstateerd dát het bestaat. Nogmaals: dit is geen borreltafelpraat. Bij het CBS hebben we een schatkamer aan data, ik ga af op cijfers en statistieken. Pessimisme is vaak niet op feiten gebaseerd.”

Wat vind jij?

Marleen Damen, directeur maatschappelijke ondersteuning, gemeente Den Bosch: ‘Hoopvol, maar we zijn nog lang niet klaar’

“Het is hoopvol dat de feiten en cijfers van Van Mulligen laten zien dat verbeteringen mogelijk zijn. Maar dit neemt niet weg dat een half miljoen mensen in armoede leeft en meer dan een miljoen op het randje zit. En dat, zoals hij ook zegt, het wegvallen van de energietoeslag in 2024 kan zorgen voor hogere cijfers in 2025. We zijn dus nog lang niet klaar. Werk is niet meer de beste weg uit de armoede. Mensen met kleine (flex)baantjes profiteren onvoldoende van de verhoging van het minimumloon. Werkende armen zijn voor ons de moeilijkste groep om in het vizier te krijgen. Wij doen ons best, bijvoorbeeld door contact op te nemen met werkgevers. Dat helpt, maar je weet nooit wie er buiten beeld blijft

Het is aan het Rijk om te zorgen dat de bijstand en het minimumloon voldoende zijn. Als gemeente kunnen wij de pijn verzachten, maar niet alles oplossen. Natuurlijk moeten we die rol blijven pakken. Het is belangrijk dat gemeentelijk minimabeleid niet te ingewikkeld is. Daarom werken wij aan een stadspas – voor alle Bosschenaren, om stigmatisering te voorkomen – waarop ook al het geld van armoederegelingen wordt gestort.

We maken ook gebruik van de ondersteuning van allerlei partijen in de stad, zoals Stichting Leergeld, de voedselbank en kerken. Twintig jaar geleden zou ik het een schande hebben gevonden dat de overheid het niet alleen kan, maar nu kijk ik daar anders naar. Ik ben blij met iedereen die in het gat springt. Die andere partijen bereiken mensen die wij niet bereiken. Bovendien hebben zij niet te maken met wet- en regelgeving, waardoor ze meer speelruimte hebben dan wij om hulp te bieden.”

Eelco Tolsma, afdelingshoofd werk en inkomen, gemeente Amstelveen-Aalsmeer: ‘Gerichte dienstverlening voor een relatief kleine groep’

“In ons werk ben je veel met problemen bezig. Daarom vind ik het mooi dat Van Mulligen uitzoomt en constateert dat we er in algemene zin op vooruit zijn gegaan in ons land. Althans, het grootste deel van de Nederlanders. De 540.000 mensen die in armoede leven, hebben het alleen maar zwaarder gekregen. De nieuwe definitie en bijbehorende bedragen vind ik reëel. Nu er een relatief kleine groep overblijft, kunnen wij als gemeenten onze tijd, middelen en capaciteit gerichter inzetten voor intensieve dienstverlening.

Mensen hebben niet alleen voldoende geld nodig voor hun basisbehoeften, maar ook zekerheid. Dat helpt om vanuit de bijstand de stap naar werk te zetten. Want laten we niet onderschatten hoe moeilijk het is om de uitkering te verlaten voor werk dat onzeker is qua contract, uren en inkomen. Het rondpompen van geld via de toeslagen werkt niet. Als er terugvorderingen komen bij mensen die op of rond het minimum leven, is het geld vaak al uitgegeven. De overheid verergert de problemen dan dus juist.

Op de huidige arbeidsmarkt hebben onze klanten kansen. Wij hebben ons bestand goed in beeld. Twee derde kan op dit moment niet aan het werk; een derde stroomt in en uit. Die laatste groep begeleiden we het liefst naar maatschappelijk relevante tekortsectoren, zoals de zorg. Helaas werken werkgevers daar nog steeds vaak met kleine, flexibele contracten. Omdat wij bestaanszekerheid voor onze klanten zoeken, kiezen we dan toch soms voor een andere sector. Dat is zonde, je zou verwachten dat werkgevers daar meer over nadenken.”

En wat vind jij?

Geef je mening en plaats jouw reactie hieronder!