Neem de volgende cijfers. In 2040 is één op de vier Nederlanders 65 jaar of ouder. Het aantal 80-plussers is verdubbeld naar twee miljoen; het aantal 90-plussers naar 340.000. Om aan de stijgende vraag naar zorg te voldoen, zal één op drie werkenden in deze sector aan de slag moeten in 2060. Maar de ouderenzorg krijgt juist mínder collega’s: de komende tien jaar gaat bijna een derde van de medewerkers met pensioen. Deskundigen noemen dit het probleem van de dubbele vergrijzing. Om nog maar te zwijgen over de betaalbaarheid. Momenteel geeft Nederland jaarlijks 18 miljard euro uit aan ouderenzorg. Als we op dezelfde voet doorgaan, is dit in 2040 naar verwachting 37 miljard. Voor Anneke Westerlaken is het klip en klaar: de grenzen van het huidige systeem komen in zicht.
“Als sommige politici zeggen: wij zorgen wel voor u, het aantal verpleeghuisplekken gaat omhoog, we brengen de verzorgingshuizen terug, dan denk ik: dat kán helemaal niet. Wie moeten daar gaan werken? Bedenk dat over twintig jaar nog maar 60 procent van de bevolking in de werkende leeftijd is. En wie gaat dit betalen? Het heeft ook iets van valse nostalgie. De groep ouderen wordt diverser, zij hebben heel andere behoeften dan veertig jaar geleden. Lang niet iedereen zou zich prettig voelen in een verzorgingshuis.” Het aanbod van professionele zorg kan niet voorzien in de toekomstige vraag naar ouderenzorg, constateert ze. “De bal ligt nu bij de samenleving. Wij – kinderen, buren, familieleden, vrijwilligers, het hele netwerk – zijn vaak de oplossing. Dit gaat echt over iedereen. Zelf ben ik via een vrijwilligersorganisatie een tijd maatje geweest van een meneer van in de 90. Het is voor de meeste mensen niet meer de vraag of je mantelzorger wordt, maar wanneer.”
Is dat reëel? Jongere generaties hebben het druk met werk en gezin.
“Het zit in de menselijke natuur om iets te willen betekenen voor een ander. Een grote groep vitale zestigers en zeventigers wil na hun pensionering van nut blijven; voor jongere mensen kan zorgzaamheid hun behoefte aan zingeving invullen. En als ik kijk naar de gemiddelde arbeidsduur in ons land – er zijn uiteraard uitzonderingen, ik heb het absoluut niet over mensen die van slechtbetaalde baan naar slechtbetaalde baan hollen – en naar het aantal mensen dat B&B Vol Liefde integraal heeft gekeken – ik chargeer een beetje –, dan is ‘geen tijd’ relatief. Over het algemeen is er veel meer mogelijk dan we denken. Mantelzorgvriendelijkheid is voor werkgevers een manier om zich te onderscheiden op de arbeidsmarkt. Uit onderzoek blijkt dat mensen het belangrijk vinden dat hun mantelzorgtaken bekend en bespreekbaar zijn op het werk. De oplossing zit ‘m vaak in praktische zaken, zoals de mogelijkheid om werktijden flexibel in te delen, vaker thuis te werken of taken over te dragen in zorgintensieve periodes.”
Anneke Westerlaken
Anneke Westerlaken (1983) begon haar carrière als maatschappelijk werker. Daarna was ze voorzitter van vakbond CNV Zorg & Welzijn, bestuurslid van het CNV en programmamanager bij pensioenuitvoerder PGGM. Sinds begin 2022 is zij voorzitter van ActiZ, de branchevereniging waarbij circa 400 zorgorganisaties zijn aangesloten, die met bijna 500.000 medewerkers ruim 2 miljoen ouderen en chronisch zieken verzorgen en verplegen. Namens ondernemingsorganisatie MKB-Nederland is Westerlaken lid van de SER.
Laat onverlet dat niet iedere oudere een stabiel en betrouwbaar netwerk heeft.
“Dat weet ik. Ik ben opgeleid als maatschappelijk werker en begeleid nog één tot drie cliënten. Die paar uurtjes helpen me om met beide benen op de grond te blijven en te zien dat de beleidsrealiteit iets anders is dan de echte wereld. Zo had ik een oudere cliënte die woonbegeleiding heeft, ondersteuning vanuit de ggz en haar huisarts minstens elke week spreekt. Aanvankelijk dacht ik: wat een groot beroep op de zorg, kunnen haar kinderen wat meer doen? Toen bleek echter dat haar zoon met verslaving te maken heeft – en zij er vooral voor hem is. In zulke gevallen is ‘leunen op familie’ dus geen optie. Maar natuurlijk zijn er ook ouderen die dit wel kunnen; zij laten zich bijvoorbeeld na een heupoperatie liever helpen door familieleden dan door de thuiszorg. Het maatschappelijk werk helpt me overigens ook om me te realiseren dat het leven niet maakbaar is. Deze mevrouw houdt zichzelf van shaggie naar shaggie overeind. Dan kan ik wel zeggen: ‘Stop met roken, het is veel te duur, het is ongezond, ga vrijwilligerswerk doen en ga elke dag lekker naar buiten’, maar zo simpel is het natuurlijk niet. Bovendien: wie ben ik om dat voor een ander te bepalen?”
Eigenlijk gaan we terug naar de tijd van voor de jaren zestig, toen het regelmatig voorkwam dat mensen hun ouders in huis namen. Het bed van opoe stond in een hoekje van de woonkamer en de overige gezinsleden dachten stiekem: ik hoop niet dat het nog al te lang duurt.
“Je hebt gelijk dat wij in een geïndividualiseerd land leven en eraan gewend zijn geraakt om de zorg voor ouderen uit te besteden. Tegelijk is het erg moeilijk om algemene uitspraken te doen over de draaglast die deze zorg veroorzaakt. Ieders zorgbereidheid is anders, net als ieders draagkracht. Ik spreek mantelzorgers die het fijn en vanzelfsprekend vinden om iets terug te doen en mantelzorgers die er bijna aan onderdoor gaan.”
Als het aan ActiZ ligt, heeft niet iedere oudere straks meer recht op hetzelfde én valt niemand buiten de boot. Zijn dat niet twee onverenigbare grootheden?
“Jarenlang hebben we gekeken door een bril van overvloed – zowel wat betreft menskracht als middelen – en deed de sociale context van de zorgvrager er niet toe. Ouderen die zelf of met hulp van hun omgeving nog iets kunnen, hebben hetzelfde recht op zorg als ouderen die dat niet kunnen. Maar als we de bril van de schaarste opzetten, dan moet je die context juist wél meewegen. Gemeenten doen dit al sinds jaar en dag bij de Wmo in het keukentafelgesprek, maar bij de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) is dit nog niet gebruikelijk.
De overheid moet keuzes maken; het recht op ouderenzorg beperken voor de een, om het voor de ander – de kwetsbaarsten – in de lucht te houden. Dit maatschappelijke debat moeten we voeren, ook al is de boodschap niet leuk. Maar zoals het nu gaat, is het ook niet eerlijk. Mensen krijgen op grond van de Wlz een indicatie voor een verpleeghuisplek als ze 24 uur per dag zorg en ondersteuning nodig hebben. In de praktijk zijn die plekken er echter niet, omdat het kabinet het aantal bedden in verpleeghuizen bevriest. Een groot deel van de mensen komt dus op een wachtlijst terecht. En wat heb je aan een indicatie die je niet kunt effectueren?”
Moet ook de financiële context van de zorgvrager een rol spelen? Hoe kleiner je portemonnee, hoe eerder je in aanmerking komt voor publiek gefinancierde ouderenzorg?
“Ja, maar tot op welke hoogte en met welke consequenties, dat is een politieke discussie. Aan de ene kant ontlasten mensen die met eigen middelen particuliere zorg inkopen de collectiviteit. Aan de andere kant is het zaak dat de toegang tot goede publieke zorg gewaarborgd blijft. Dat betekent dat we er onder meer voor moeten zorgen dat er voldoende professionals overblijven voor de door de overheid gefinancierde zorg. Dat kan door het personeel in het privécircuit niet méér te betalen. Gelukkig hebben we daar de cao als instrument voor.”
Waarom schakelen we geen arbeidsmigranten in om de tekorten op te lossen?
“Het is verstandiger om eerst het onbenutte arbeidspotentieel in Nederland aan te spreken. In het gemeentelijk domein moeten we ervoor zorgen dat statushouders eerder aan het werk kunnen en inzetten op projecten tussen gemeenten, sociaal werkbedrijven en zorgorganisaties om uitkeringsgerechtigden geschikt te maken voor de ouderenzorg. Het is heel goed dat er een programma als Simpel Switchen is, om te stimuleren dat mensen gemakkelijker de stap zetten van uitkering naar werk zonder dat ze financiële onzekerheid kennen of rechten verliezen.
Een andere oplossing is contractuitbreiding voor de bestaande zorgmedewerkers. Uit onderzoek blijkt dat 40 procent van hen daarvoor openstaat. Dan is natuurlijk wel een voorwaarde dat meer werken loont en mensen niet meer belasting hoeven te betalen of toeslagen mislopen. De inzet van arbeidsmigranten is wat ons betreft het sluitstuk. De staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 concludeerde dat ongeremde arbeidsmigratie onwenselijk is, omdat de mensen die hier komen voor extra druk zorgen op de woningmarkt, de zorg en het onderwijs. Bovendien moet je voorzichtig zijn met het weghalen van zorgpersoneel uit andere landen. Er zijn landen die een totaal andere leeftijdsopbouw hebben dan Nederland, maar ook landen die hun zorgmedewerkers in de nabije toekomst zelf hard nodig hebben.”
Sommigen verwachten het heil en de verlossing van de technologie. Jij ook?
“Zorg is en blijft mensenwerk, maar dit biedt zeker kansen. Denk bijvoorbeeld aan bedsensoren die zorgmedewerkers inzicht geven of mensen rustig in bed liggen, uit bed zijn of lang in dezelfde houding liggen. Aan digitale portals om familieleden op de hoogte te houden, aan medicijndispensers die op het juiste moment het juiste pilletje vrijgeven, aan software die cliënten herinnert aan dagelijkse afspraken en handelingen. En kunstmatige intelligentie kan helpen om de gezondheid en risico’s van cliënten te monitoren, optimale planningen te maken en spraakgestuurd te rapporteren.
Dit soort toepassingen ontlasten het personeel en verlagen de administratieve druk, helemaal waar, maar dit ontslaat ons niet van de verplichting om na te denken over nut en noodzaak van de bureaucratie. Talloze rapportageverplichtingen kosten een hoop tijd, terwijl ze de zorg lang niet altijd aantoonbaar beter maken. Dat is een van de grote knelpunten in de sector. Daarom is het bijvoorbeeld belangrijk dat het inkoopbeleid uniformer wordt. In de praktijk hebben zorgaanbieders vaak te maken met meerdere zorgkantoren en zorgverzekeraars, en die vragen allemaal net weer wat anders. Dat is soms echt onwerkbaar. Het zou goed zijn als de grootste zorgverzekeraar in een regio de regie neemt en de rest z’n aanvraagen verantwoordingseisen daarop afstemt. Met het Integraal Zorgakkoord worden hiervoor gelukkig al de eerste stappen gezet.”
Verzorgingshuizen zijn passé, maar iedereen is het er wel over eens dat er een woonvoorziening moet komen tussen zelfstandig wonen en het verpleeghuis in.
“Dan gaat het bijvoorbeeld om knarrenhofjes, waar ouderen zelfstandig, maar dicht bij elkaar wonen. Zorgverleners hebben daar in één keer toegang tot meerdere cliënten, in plaats van dat ze overal apart langs moeten. Initiatieven als dit komen nog moeizaam van de grond, ook omdat Nederland achterloopt met de totale woningbouwopgave. Nieuwe woonvormen voor ouderen moeten een plek krijgen in de woonzorgvisies die gemeenten nu opstellen. Daarin leggen zij vast wat oudere inwoners nodig hebben op het gebied van wonen, zorg en ondersteuning, in samenspraak met corporaties, zorgaanbieders en zorgkantoren. Wij pleiten voor inclusieve wijken, met niet alleen woningen voor senioren, maar ook voor studenten en gezinnen. Sociale cohesie en nabijheid maken dat zorgzaamheid, een oogje in het zeil houden, gemakkelijker is in te passen in het dagelijks leven. En benut de functie van verpleeghuizen: bouw daar seniorenwoningen omheen, zodat mensen met een lichte zorgvraag gebruik kunnen maken van het restaurant, de recreatieruimte of dagbesteding.”
Wat vraag je nog meer van gemeenten?
“Zij spelen niet alleen een belangrijke rol bij het wonen, maar ook bij het welzijn van ouderen. Goede lokale voorzieningen werken preventief en vangen een deel af van het beroep op individuele Wmo-en Zvw-rechten, daar ben ik van overtuigd. Soms komt immers de wijkverpleging langs om iemands ogen te druppelen of de thuiszorg om iemand te helpen met douchen, maar gaat het primair om het praatje. Dat contact kan ook tot stand komen in een buurthuis of bibliotheek waar vrijwilligers cursussen en activiteiten organiseren. De zorg moet in toenemende mate eenzaamheidsvraagstukken oplossen. Vroeger konden mensen terecht in de wijk, bij verenigingen en in de kerk. Nu zijn die grotendeels weggevallen, maar het is een misvatting dat de zorg hun plek kan innemen. We zullen dat dus weer zelf moeten leren. En dan helpt het als gemeenten investeren in sociale netwerken en in de gemeenschap. Dat kost geld, zeker, maar het levert nog veel meer geld op. Het niet doen, is penny wise, pound foolish.”
Ben je blij met de plannen van het nieuwe kabinet?
Het schrapt voor volgend jaar ruim 600 miljoen euro van de politiek omstreden bezuinigingen op de ouderenzorg. “De dreiging van nieuwe bezuinigingen vanaf 2026 blijft en dat zorgt voor onrust in de sector. Zorginstellingen hebben behoefte aan financiële stabiliteit voor de lange termijn. En aan een eenvoudiger zorgstelsel. De ouderenzorg is versnipperd over verschillende zorgwetten. Het is bemoedigend dat het kabinet deze beter op elkaar wil afstemmen en eventueel ook samenvoegen. Wij hadden wel graag gezien dat het kabinet geld had vrijgespeeld om zorgmedewerkers beter te betalen. Nog steeds verdienen mensen in onze sector 7 procent minder dan mensen met hetzelfde opleidingsniveau in andere sectoren. Vooral alleenstaande zorgmedewerkers kunnen niet goed rondkomen, met alle stress en eigen zorgbehoeften van dien. Al met al missen wij een bredere visie op de zorg voor ouderen in een vergrijzende samenleving. Het kabinet moet fundamentele keuzes maken. Of het gaat alles op alles zetten om het huidige stelsel te behouden, en accepteert het bijbehorende prijskaartje en de risico’s van nog langere wachtlijsten. Of het erkent dat het anders moet en maakt keuzes om ouderenzorg toegankelijk te houden voor de meest kwetsbare ouderen. Maar nu doet het geen van beide.”
Laten we afsluiten met het oubollige, maar o zo ware cliché: iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn.
“Het is een grote verworvenheid dat we met z’n allen steeds ouder worden. Ik zie genoeg ouderen die gezond, fit en gelukkig zijn, die eindelijk toekomen aan de dingen die ze altijd al wilden doen en het juk van de verwachtingen van anderen hebben afgeschud. Maar vaak is het ook aftakeling, angst en kwetsbaarheid. Mensen hebben de neiging om het gesprek hierover uit de weg te gaan. Dat is logisch, maar niet verstandig. ActiZ is daarom een campagne gestart: ‘Praat vandaag over morgen’. Daarmee willen we de samenleving aanzetten tot nadenken over vragen als: hoe wil je oud worden, waar wil je wonen, investeer je voldoende in je netwerk, wat kun je nu of later voor anderen betekenen? Dit is nodig om het besef te laten indalen dat een prettige oudedag eerst en vooral aan onszelf en elkaar is – en niet aan de overheid of de professionele zorg.”