Met een tekort van ruim 400.000 woningen is de wooncrisis nijpender dan ooit.

Het leven van veel Nederlanders staat stil. Tegelijk stijgt het aantal daklozen volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek voor het tweede jaar op rij naar zo’n 33.000 mensen. Uit de zogeheten ETHOS-telling, die het Kansfonds en Hogeschool Utrecht uitvoerden in 55 gemeenten, blijkt dat het werkelijke aantal veel hoger ligt. Met name moeders met kinderen, jongeren onder de 18 en dakloze arbeidsmigranten worden vaak niet meegeteld en verblijven ‘onzichtbaar’ op straat, campings en in vakantieparken. Ook de inburgering van statushouders stokt omdat ze noodgedwongen lang in de azc’s blijven. Gemeenten, bestuurders en hulpverleners zijn dagelijks bezig met schrijnende situaties en de zoektocht naar die ene lege kamer.

De Wet versterking regie volkshuisvesting – de nieuwe woonwet in de volksmond – geeft het Rijk meer grip op de volkshuisvesting. Meer sturing op waar er wat, voor wie wordt gebouwd. Voormalig minister De Jonge stuurde het wetsvoorstel in 2024 naar de Tweede Kamer. De markt die van zijn voorganger Blok – minister van Wonen tussen 2012 en 2017 – de vrije hand had gekregen, bracht toch niet het gehoopte evenwicht en leidde alleen tot de bouw van meer duurdere koopwoningen en een almaar stijgend tekort aan betaalbare (huur)woningen. De wet werd in juli aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu bij de Eerste Kamer (zie kader, red.). Karin Schrederhof, wethouder Wonen en Zorg in Delft en voorzitter van de themagroep Woningmarkt van de G40, is blij dat het Rijk weer achter het stuur komt te zitten. “De urgentie en noodzaak staan bij iedereen op het netvlies.”

Gesteggel

De wet moet niet alleen de woningbouw versnellen met 100.000 nieuwe woningen per jaar, maar regelt ook dat er niet te duur wordt gebouwd. Twee derde van de nieuwbouw moet in het betaalbare segment zijn. Dat wil zeggen: sociale en middenhuur (tot 1.188 euro per maand) en koopwoningen tot 405.000 euro. De wet beoogt de sociale huur evenwichtig te verdelen over gemeen- ten. Eerst stond in het wetsvoorstel dat elke gemeente 30 procent sociale huur moest halen. Na bezwaren van marktpartijen, die stellen dat sociale en betaalbare woningen vaak pas rendabel kunnen worden gebouwd als er ook duurdere koopwoningen in een bouw- project zitten, heeft demissionair minister Keijzer van Wonen dat aangepast. 30 procent geldt nu niet meer als doel voor elke gemeente afzonderlijk, maar voor de regio als geheel.

Critici vrezen dat dit gaat leiden tot een hoop gesteggel tussen gemeenten onderling die niet zitten te wachten op meer sociale woningbouw binnen hun gemeentegrenzen. Het landelijk gemiddelde aandeel sociale huurwoningen in gemeenten is 27 procent. Schrederhof: “In deze regio is er niet zoveel strijd. Gemeenten willen de stap wel zetten. Het zal alleen lang duren voordat elke gemeente in de eigen woningvoorraad die 30 procent zal hebben. Maar linksom of rechtsom, gij zult. Dat helpt. Deze wet is een stok achter de deur en daar horen dus ook sancties bij. De provincie krijgt daarbij een belangrijke rol. Sommige gemeenten zullen willen wegduiken en dan is strakke regie nodig.”

Een andere aanpassing van het wetsvoorstel zorgde voor nog meer rumoer. De wet benoemt de urgente woningzoekenden die verplicht voorrang krijgen bij de toewijzing van woningen. Dit zijn mensen die met spoed een huis nodig hebben, zoals onder meer mantelzorgers, ernstig chronisch zieken en uitstromers uit de maatschappelijke opvang of een ggz-instelling. Na een PVV-amendement dat door de Tweede Kamer werd aangenomen, krijgen statushouders in de nieuwe wet nooit voorrang. Dit is ongrondwettelijk, aldus Keijzer, die het amendement ontraadde (zie kader, red.).

Boven de kaart

Naast urgente groepen zijn er aandachtsgroepen: mensen die minder kans hebben dan anderen op de woningmarkt. Bijvoorbeeld omdat ze afhankelijk zijn van zorg of begeleiding, zoals ouderen en dak- en thuisloze mensen. Of omdat ze specifieke woonwensen hebben, zoals studenten en arbeidsmigranten. Anders dan de urgente groepen krijgen zij geen voorrang bij woningtoewijzing. Gemeenten en corporaties moeten voor hen wel voldoende woningen realiseren.

“Gemeenten moeten straks samen met woningcorporaties en zorg- en welzijnspartijen boven de kaart gaan hangen om samenhang te krijgen in wonen, welzijn en zorg. Met de juiste cijfers voor handen. Niet alleen kijken naar de eigen inwoners – dat probeert deze wet juist te doorbreken –, maar regionaal afstemmen: wie bouwt voor wie en hoe zorgen we dat aandachtsgroepen een passende plek krijgen? Alleen zo voorkom je dat de druk zich ophoopt in de grote steden”, zegt Susan van Klaveren, projectleider Wonen en Zorg bij Platform31. Schrederhof: “Bij ons komt deze beweging al op gang. Als centrumgemeente zitten we aan tafel met de regiogemeenten, corporaties, zorgpartners én het zorgkantoor. Het helpt dat je zo meer oog en begrip krijgt voor elkaars belangen.”

Complexe puzzel

Gemeenten moeten die complexe puzzel samen leggen. Dat gaat niet vanzelf, weet Van Klaveren. “Het gaat niet alleen om stenen stapelen. Sommige mensen die een woning zoeken, hebben ook zorg of begeleiding nodig. Dat vraagt om maatwerk en samenwerking. Anders redden mensen het niet in de wijk.” Zij ziet wel steeds meer mooie voorbeelden in het land van combinaties van wonen, welzijn en zorg. “Denk aan geclusterde woonvormen, waar mensen zelfstandig kunnen wonen maar wél met zorg en ondersteuning dichtbij. Bijvoorbeeld voor ouderen en mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang.”

Het is volgens de projectleider belangrijk om de mensen om wie het gaat voor ogen te houden. “Spreek niet over aandachtsgroepen alsof het over minderwaardige mensen gaat. Soms denken gemeenten dat een bepaalde groep bij hen niet voorkomt. In Arnhem-Nijmegen hebben ze dat beeld met een serious game mooi doorbroken. Op tafel lagen allerlei kaartjes met de aantallen per aandachtsgroep en de reguliere woningzoekenden. Vervolgens gingen bestuurders en beleidsmakers in gesprek: hoe zorgen we nu dat ál deze mensen een plek om te wonen vinden? Dat maakt keuzes heel concreet. En er zijn nieuwe oplossingen bedacht om zoveel mogelijk inwoners een woonplek te bieden.”

Schrederhof weet hoe belangrijk het is om de mens achter de cijfers te blijven zien. Haar jarenlange ervaring bij woningcorporaties helpt daarbij. “Ik loop soms mee met de intake van Delft Support, de organisatie die ervoor zorgt dat onze inwoners toegang krijgen tot hulp en ondersteuning. Dan krijg je er gezichten bij.”

Of de nieuwe wet volgend jaar al gaat zorgen voor 100.000 extra woningen? De Delftse wethouder is realistisch. “Bouwen blijft lastig door het stik- stofprobleem. Zo ligt bij ons de hele herontwikkeling van industrieterrein Schieoever stil, waar 5.000 nieuwbouwwoningen moeten komen. We richten ons dus nu meer op de kleine locaties. En een groot deel van de opgave gaat toch over de bestaande voorraad. Dus dan denk ik: kom maar op.”

Het wetsvoorstel: de stand van zaken

De Tweede Kamer heeft het voorstel voor de Wet versterking regie volkshuisvesting aangenomen op 3 juli 2025. Toen is ook een aantal amendementen aangenomen, onder meer over een totaalverbod op urgentie voor statushouders. Omdat dit ongrondwettelijk is, gaat demissionair minister Keijzer van Wonen het wetsvoorstel repareren. Keijzer twijfelt ook over de juridische houdbaarheid en uitvoerbaarheid van drie andere amendementen. Mogelijk is dus ook reparatie daarvan noodzakelijk.

De minister wil dat de Eerste Kamer in de tussentijd gewoon doorgaat met de behandeling. De senaat is echter kritisch over de manier waarop Keijzer de wet wil behandelen. Het is daarom de vraag of de geplande inwerkingtreding op 1 januari 2026 wordt gehaald.

Om verwarring te voorkomen: in een ander wetsvoorstel wil Keijzer de mogelijkheden voor gemeenten schrappen om statushouders voorrang te geven op grond van het feit dat ze statushouder zijn. Volgens de Raad van State is dit voorstel ongrondwettelijk, maar Keijzer heeft het toch ingediend bij de Tweede Kamer.

Eindelijk een eigen voordeur

‘Na detentie sta je met 10-0 achter’

Carmen (30), Utrecht

“Dit tweekamerappartement is sinds mei mijn eigen, vaste plek. Ik moet nog erg wennen, ook aan de buurt. Mijn kat Easy maakt eigenlijk dat ik me steeds meer thuis voel. Waar mijn verhaal begint? Vanaf mijn 13de heb ik in de jeugdzorg gezeten. Toen ik 18 werd, kon ik niet terug naar huis. Daarna heb ik op verschillende plekken gewoond. Plekken die niet altijd geschikt waren voor een jong meisje.

Op een gegeven moment kwam ik terecht in een wooncomplex met mensen met allerlei heftige problemen. Ik had al een rugzakje en wilde mijn leven beteren, maar dat was lastig. Gelukkig heb ik zelf nooit gebruikt of zo. Toen het daar niet meer ging, werd ik weggestuurd. Stond ik weer op straat. Niet veel later werd ik opgepakt en heb ik drie maanden vastgezeten. Eenmaal buiten had ik helemaal niets meer. Ik was 26 en stond er alleen voor. Na detentie sta je met 10-0 achter. Het stigma is zo groot. In het begin wilde ik geen hulp. Ik sliep bij vrienden en huurde een kamer bij bekenden. Op een dag heb ik de knoop doorgehakt en ben naar Herstart van het Leger des Heils gegaan. Daar mocht ik achttien dagen blijven.”

Stereotype beeld

“Ik vond het moeilijk om me bij de daklozenopvang te melden. Bij een dakloze denk je aan het stereotype beeld van een zwerver. Maar ik ben een normale vrouw. Als je mij op straat ziet lopen, dan denk je: zij heeft een baan en een leuk huisje. Na Herstart ben ik toch naar de opvang van de Tussenvoorziening gegaan. Daar kreeg ik eerst een kamertje en na vijf maanden een tijdelijke woning en begeleiding. Mijn begeleider vond dat ik niet in de opvang thuishoorde en ik kreeg urgentie. Zij gelooft in mij, ik zie haar nog steeds.

Nu gaat het goed met mij. Sinds 2023 werk ik als ondersteunend begeleider bij de Tussenvoorziening. Ik organiseer activiteiten en geef de training ‘Maak je eigen thuis’, die is bedoeld voor cliënten die een eigen huis hebben gekregen. Door mijn eigen ervaringen kan ik goed bij hen aansluiten. Wat mensen vaak vergeten: je bent er niet met een sleutel. Dat zie ik elke keer. En dat merk ik zelf nu ook. Je staat eigenlijk nog steeds in de overlevingsstand. Ineens is er die woning en is er niets meer om voor te vechten. Dat is onwerkelijk en soms komt alles wat er is gebeurd op je af. Begeleiding in de eerste maanden blijft zo belangrijk. Het is echt niet: hup, een eigen woning en klaar.”

‘In een indicatie kun je niet wonen'

Saskia (52), Delft

“Op 9 juli kreeg ik de sleutel van dit huisje. Ik kon het niet geloven, er is zoveel misgegaan de afgelopen tijd. Maar nu zit ik hier. Voor het eerst in jaren heb ik een deur die ik achter me kan dichttrekken. Van huis uit ben ik verpleegkundige, ik heb lang als manager in de ouderenzorg gewerkt. Onze dochter kreeg bij haar geboorte een herseninfarct en daarna een kwaadaardig epilepsiesyndroom. Mijn zoon was ook veel ziek, met darm- en longproblemen. De eerste vier jaar lag er altijd wel iemand in het ziekenhuis. Toen heb ik mijn baan opgezegd om voor de kinderen te zorgen.

Nadat mijn man en ik in 2018 besloten te scheiden, heb ik me ingeschreven bij de woningbouwcorporatie. Mijn dochter woont bij mijn ex en als mantelzorger wilde ik natuurlijk graag in de buurt wonen. Toen is de ellende begonnen. Ik heb zoveel loketten gezien. ‘Mevrouw, ik heb de regels niet gemaakt’, kreeg ik vaak te horen.”

Campingmaffia

“De afgelopen jaren heb ik overal en nergens gewoond, in het hele land. Van logeeradres naar vakantiehuis, van caravan naar tent. Altijd met mijn twee honden en kat. Een tijdlang zat ik in een chalet op een vakantiepark. Dat leek een oplossing, maar het bleek een plek vol intimidatie. Ik noem het de campingmaffia. De parkmanager had de pik op me, ik werd bedreigd. Ik voelde me er totaal niet veilig, maar ik had geen andere plek.

Uiteindelijk heb ik een maatwerkvoorziening gekregen van de gemeente. Mijn huisarts heeft vorig jaar een goed woordje voor me gedaan bij de aanvraag voor Housing First in Delft. In oktober vorig jaar kreeg ik te horen dat ik in zo’n traject terechtkwam. Dat klinkt mooi, maar in een indicatie kun je niet wonen. Ik heb nog achtenhalve maand moeten wachten. Mijn derde dakloze winter. Maar nu heb ik eindelijk rust. Ik kan weer beginnen mijn leven op te bouwen. Solliciteren, mijn zoon kan vanuit hier naar school in Den Haag, ik zit dicht bij mijn dochter. Mijn tip aan gemeenten? Besef dat er heel veel verborgen dakloosheid is, verdiep je daar nu eens écht in.”

‘Het kan raar lopen in het leven’

Wijnand (53), Den Haag

“Vier maanden heb ik nu mijn eigen huisje. Een tweekamerappartement. Ik heb zelf het laminaat gelegd, geschilderd en gordijnen opgehangen. Het is zo gek om mijn eigen voordeur open te doen. Mijn oma woonde vroeger in deze buurt, dus ik ken het hier goed. Het voelt echt als thuiskomen. Eindelijk, na 21 maanden dak- loos te zijn geweest. Daarvan heb ik 18 maanden in de maatschappelijke opvang gezeten.

‘Het kan raar lopen in Het kan raar lopen in het leven. Ik had een koophuis, een goede baan in de ict en werkte bij klanten overal in Nederland. Maar na 22 jaar werd ik bij een reorganisatie ontslagen en kwam ik thuis te zitten. In die periode werd mijn moeder ziek. Twee jaar lang heb ik voor haar gezorgd, tot aan haar dood. Elke dag. Dat was midden in de coronaperiode. Werk vinden lukte niet, mijn administratie liep uit de hand. Mijn huis is toen executoriaal verkocht. Ineens was ik dakloos. Na drie maanden reizen door het hele land was mijn geld op en ben ik in de opvang terechtgekomen.”

Omklapwoning

“Mijn beeld van dakloze mensen is totaal veranderd. Er zijn talloze mensen zoals jij en ik die geen huis hebben. Niet verslaafd, geen psychische problematiek. Al snel ben ik actief geworden als vrijwilliger bij de cliëntenraad van het Straatconsulaat. Ik vind het belangrijk om mensen zonder dak en thuis een stem te geven.

Nu woon ik in een zogenoemde omklapwoning. Ik heb een convenant met de zorginstelling, zij regelen de begeleiding en na een jaar komt deze woning op mijn naam te staan. De eerste weken waren moeilijk. Ik had geen begeleiding en kreeg een terugval. De muren kwamen op me af en ik kwam eigenlijk mijn slaapkamer niet uit.

In de opvang zijn er voortdurend mensen om je heen en sta je de hele dag aan. Ineens hoefde dat niet meer. Ik werd erg angstig. Daarom ben ik een cursus gaan volgen om te leren omgaan met paniek en angst. Dat heeft me enorm geholpen en het gaat stukken beter. Je moet de stap van de opvang naar een eigen huis niet onderschatten. Ik heb wel vier mensen zien terugvallen en terugkeren in de opvang. Daarom is het zo belangrijk om de woonbegeleiding goed te regelen. Eigenlijk zou je al in de opvang kennis moeten maken.”