Stel, er zijn twee Henken. De ene Henk woont in een flat in de Haagse volksbuurt Schilderswijk,

de andere in een villa in het Gooi. Haagse Henk staat vijf dagen per week op de vuilniswagen en draait ieder dubbeltje twee keer om zodat zijn dochters kunnen studeren. Van een energiecoach kreeg hij tips en tochtstrips om zijn huis energiezuiniger te maken. Gooise Henk is piloot, zijn partner hoogleraar en voor zijn vrijstaande, door een warmtepomp verwarmde huis staat een Tesla. Zonnepanelen sieren het dak. Voor al zijn verduurzamingsidealen krijgt Gooise Henk duizenden euro’s subsidie.

Het voorbeeld roept het nodige ongemak op, ook bij Marco van Dalfsen, adviseur sociale energietransitie van architecten- en adviesbureau KAW. Hoewel hij het bestaan van duurzaamheidscoaches en subsidies op isolatiemaatregelen toejuicht, vreest hij dat de energietransitie de armoedekloof vergroot. “We leven in een wereld waarin huizen van arme mensen meer ‘lekken’ dan huizen van rijke mensen en subsidie krijg je pas als je eerst investeert. Gooise Henk kan daardoor pronken met een deels gesubsidieerde elektrische auto, zonnepanelen en een goed geïsoleerd huis, terwijl Haagse Henk, die minder daadkrachtig is en andere zorgen aan de kop heeft, ervan uitgaat dat dit voor hem niet is weggelegd. Die moet het doen met een ledlamp en borstels onder de deur.”

‘De helft van de Nederlandse bevolking haakt af bij het woord ‘energietransitie’’

Kort douchen, minder koken Maar liefst 650.000 mensen leven in Nederland in energiearmoede (8 procent van de Nederlandse huishoudens), meldt het whitepaper ‘Energiearmoede en de energietransitie’ van onderzoeksinstituut TNO. Volgens de officiële definitie leef je in energiearmoede wanneer 10 procent van je inkomen opgaat aan de energierekening.

Meestal gaat het om mensen met een laag inkomen die in slecht geïsoleerde woningen wonen en daardoor relatief veel geld kwijt zijn aan energie. Denk aan gescheiden gezinnen, ouderen die van een minimum moeten rondkomen en mensen met geestelijke of gezondheidsproblemen. Vaak kiezen zij voor een eigen oplossing: ze douchen minder lang, koken minder en zetten de verwarming lager of verwarmen nog maar één ruimte – waardoor de kinderen niet op hun kamer kunnen spelen. “En het ergste”, zegt Van Dalfsen, “is dat veel van deze huishoudens buiten de statistieken vallen. Want doordat ze zo bezuinigen, zorgen ze ervoor dat ze minder dan 10 procent van hun inkomen aan energie uitgeven. Verborgen energiearmoede, noem ik dat. Om goed te kunnen meedraaien in de maatschappij, zouden mensen hiertoe niet gedwongen mogen worden.”

Renovatie van een volkswijk

Elly Wolf was vorig jaar samen met collega Bert een van de sterren van de docuserie ‘De Kolping: een volkswijk in renovatie’ (terug te kijken bij NPO, red.). In de serie nemen de wijkadviseurs van woningcorporatie Talis bewoners bij de hand die in hun oude Nijmeegse wijk een nieuwe woning krijgen of van wie de woning wordt gerenoveerd en verduurzaamd. Geen eenvoudige opgave, blijkt al meteen. De spanningen en frustraties lopen bij meerdere bewoners torenhoog op. Maar met engelengeduld en heel veel tekst en uitleg, krijgen de twee de klus geklaard.

Wolf staat inmiddels voor een nieuwe, nog grotere uitdaging. Nu is de Nijmeegse volkswijk Jerusalem aan de beurt. En daar wordt niet alleen gerenoveerd, maar gaan bovendien zoveel mogelijk woningen van het gas af. Wolf: “Met een dikkere portemonnee is het makkelijker om principiële keuzes te maken voor het klimaat. Mensen in de sociale huur kijken over het algemeen eerder naar wat het betekent voor die portemonnee. Talis heeft daarom besloten om de keuze om wel of niet van het gas af te gaan bij de bewoners te laten. Uiteindelijk hebben we, niet met drammen maar met overtuigen, veel scepsis overwonnen.”

Zo kon Talis de bewoners laten zien dat hun energiekosten dalen. Onder meer doordat zij geen vastrecht betalen (een vast bedrag voor levering en transport van energie) en extra zonnepanelen krijgen. Maar er was meer nodig. “Mensen waren wantrouwig, bijvoorbeeld over het lawaai van onze aardgasvrije oplossingen. Dus lieten we in een van de woningen zien hoe die systemen werken en waar ze komen te staan: in een afgesloten ruimte, waar je ze nauwelijks hoort of ziet.” Ook bestond er twijfel over de inductieplaat, waarna Talis een cateraar liet demonstreren hoe eenvoudig je daarop eieren en roerbakgroenten bereidt. “Zo kregen we bijna alle inwoners mee. Slechts 8 van de 220 woningen blijven aangesloten op het gas.”

Talis ziet de corporatiesector als ‘startmotor van de energietransitie’, meldt een woordvoerder desgevraagd per e-mail. ‘Enerzijds door de isolerende maatregelen die we treffen, anderzijds door te kijken hoe woningen en wijken van het aardgas af kunnen.’ De sector investeerde de afgelopen jaren flink in het energiezuiniger maken van woningen, vertelt ze. ‘Daarmee dragen we bij aan lagere energielasten voor de huurder. Voor energiebesparende maatregelen hebben we akkoord nodig van 70 procent van de huurders. Dit halen we altijd.’

Ook Sietske Veenman, docent en onderzoeker aan de Radboud Universiteit en gespecialiseerd in toekomstvraagstukken zoals de energietransitie, ziet dat de definitie van energiearmoede te smal is. Ze haalt onderzoek aan van onderzoeksbureau Ecorys waaruit blijkt dat pakweg 420.000 mensen niet de middelen hebben om hun huis CO2-neutraal te maken; mensen die volgens de standaarddefinitie lang niet allemaal behoren tot de groep die in energiearmoede leeft.

Energiebedrijven proberen mensen te helpen op hun rekening te besparen. Soms gaan ze langs de deuren met advies en ondersteuning. Dat helpt sommige huishoudens al een flinke stap verder. Niet alleen doordat zij na dit bezoek en met dank aan radiatorfolie en het zuiniger inregelen van de cv-ketel jaarlijks meerdere tientjes tot een paar honderd euro op hun energierekening besparen, maar ook omdat de energieadviseur hen er bijvoorbeeld op wijst dat de schimmel in de slaapkamer het gevolg is van achterstallig huuronderhoud en dat de bewoners hiervoor kunnen aankloppen bij de huurcommissie. Maar: energiearmoede is niet een vraagstuk voor de energiebedrijven alleen.

Meer dan CO2-reductie De verantwoordelijkheid voor het slagen van de energietransitie – met oog voor de reductie van CO2 én energiearmoede – ligt bij de energiebedrijven, de woningcorporaties en de gemeenten samen. En binnen de gemeenten moet het vraagstuk ook weer integraal worden opgepakt. ‘Mensen die te maken hebben met energiearmoede, hebben niet alleen onvoldoende toegang tot verwarming, verlichting en koken, maar kampen ook met lichamelijke en geestelijke gezondheidsklachten (met inbegrip van langetermijngezondheidseffecten voor kinderen) vanwege het wonen in slecht geïsoleerde en slecht geventileerde woningen. Denk aan gezondheidsklachten veroorzaakt door extreme hitte in de zomer en tocht en vocht tijdens koude winters’, zo staat in het TNO-onderzoek naar energiearmoede. Toch kan energiearmoede volgens wetenschapper Veenman pas sinds een paar maanden rekenen op aandacht van beleidsmakers. “Het is een heel belangrijk onderwerp, maar veel mensen weten niet dat het bestaat.” En ondertussen gaat de energietransitie voorbij aan het deel van de samenleving ‘dat niet gehoord wordt’, merkt ze op.

‘Met een dikkere portemonnee is het makkelijker om principiële keuzes te maken voor het klimaat’

Veenman geeft het voorbeeld van een huurder van een woningcorporatie. De man krijgt zijn woning als hij van zijn werk thuiskomt niet warmer dan 14 graden. Het appartement lekt veel energie en geld om meer te stoken heeft hij niet. “Maar van de woningcorporatie krijgt hij te horen dat het hele gebouw aan de norm voldoet en goed genoeg geïsoleerd is.” Dat komt volgens haar doordat de belevingswereld van beleidsmakers nog vaak te ver afstaat van die van veel burgers. Kijk alleen al naar het woord energietransitie. Te weinig concreet en te weinig aansprekend, vindt ze. “De helft van de Nederlandse bevolking haakt erbij af.”

Uit haar eerdere onderzoeken komt naar voren dat beleidsmakers naar een wenselijke toekomst kijken, terwijl het deel van de samenleving dat geen aansluiting vindt, juist in onwenselijke toekomsten denkt. “Beleidsmakers willen naar een CO2-neutrale wijk en vliegen het probleem dus vanuit een natuurwetenschappelijk oogpunt aan. Maar met name de wijkbewoners die nauwelijks rondkomen, zijn hier niet mee bezig. Die groep stoort zich aan hun leefomgeving of criminaliteit, aan de sociale problemen in hun wijk en heeft niet veel op met de CO2-doelstellingen. Daar komt bij: de technologische belofte kan nog zo optimistisch zijn, de wijkbewoners die wij voor onderzoek spreken delen dit optimisme niet. Zij zeggen bijvoorbeeld dat hun dak gaat lekken als er zonnepanelen op komen te liggen. Mijn punt: als we op dezelfde weg doorgaan, slaagt de transitie niet. We moeten iedereen meekrijgen.”

Leerproces De energietransitie is dus behalve een duurzaamheidsvraagstuk ook een sociale uitdaging. En niet de minste. Een woordvoerder van de gemeente Rotterdam – de stad met de minst vermogende huishoudens en de laagste gemiddelde inkomens van Nederland – benoemt in een reactie een aantal lastige aspecten van het complexe integrale vraagstuk. Allereerst wijst hij erop dat de definitie van ‘betaalbaarheid’ niet eenduidig is. Zo is er de betaalbaarheid van het warmtesysteem voor de gemeente, de betaalbaarheid van een duurzaamheidsinvestering voor een woningcorporatie en de betaalbaarheid van de energierekening of een energie-investering voor een huishouden.

Daarnaast geeft hij aan dat het niet eenvoudig is om iedereen te bereiken op een manier die past. Want: ‘wat past’ is voor huurders niet hetzelfde als voor kopers en betekent voor inwoners zonder zorgen iets anders dan voor inwoners met zorgen. Bovendien, zo laat hij weten: ‘In het sociaal domein is vaak de korte termijn leidend: vandaag moet er gegeten worden, morgen moeten de steunkousen aan en het wijkteam moet ook volgend jaar de beste zorg kunnen bieden. In het fysieke domein reiken de termijnen vaak vele malen verder in de tijd. Bouwplannen worden jaren van tevoren gemaakt. De energietransitie is zo’n onderwerp dat beide domeinen raakt en waarbij we de korte met de lange termijn moeten combineren. Dat is een leerproces.’

Meekijken in de portemonnee Energieadviseur Van Dalfsen beschrijft hoe gemeenten hun burgers in drie stappen bij de hand kunnen nemen. Allereerst moet het sociaal domein ‘meekijken in de portemonnee’ en een plaatje schetsen van wat besparingsmaatregelen kosten en opleveren. Vervolgens kan een energiecoach op zoek naar kleine aanpassingen die een huis energiezuiniger kunnen maken. Pas bij de derde en laatste stap is eventueel een gesprek aan de orde over geld lenen voor ingrijpende besparingsmaatregelen. “Je moet mensen vertrouwen geven en hun zorgen wegnemen; huishoudens in energiearmoede hebben wel wat anders aan hun hoofd dan zich te verdiepen in isolatie en zonnepanelen.”

Het Nationaal Warmtefonds is een energiebespaarlening voor particuliere woningbezitters, verenigingen van eigenaars en scholen. Ook provincies en gemeenten stellen duurzaamheidsleningen tegen lage rente beschikbaar voor huiseigenaren én huurders die willen investeren in zonnepanelen, een warmtepomp, HR+++-glas of isolatie. In het rapport ‘Kunnen woningeigenaren energie-investeringen betalen?’ stelt het Nibud echter vast dat minstens 104.000 huishoudens geen enkele ruimte in hun budget hebben om te kunnen investeren in verduurzaming, ook niet via een lening. ‘Het is de vraag of de risico’s van een lening opwegen tegen het niet verduurzamen van de woning’, aldus het instituut.

Luistertip

TNO maakte een luisterwaardige podcast over energiearmoede, waarin onder meer gesteld wordt dat het kabinet inzake de energietransitie niet zozeer redeneert vanuit sociaal perspectief, maar vooral oog heeft voor de reductie van CO2. De focus van de overheid ligt zodoende op de grootste verbruikers, wat doorgaans de hogere inkomens zijn. De huishoudens met de lagere inkomens worden over het hoofd gezien. Dit komt het draagvlak voor de energietransitie niet ten goede.

Van Dalfsen vindt het terecht dat het Nibud bewoners beschermt tegen extra leningen en schulden, ‘al levert het investeren in energiebesparing ook geld op.’ Vanwege dat laatste vindt hij dat het Nibud in elk geval zou moeten aansturen op herziening van de huidige leenregels. “Het zou helpen als huiseigenaren minder geld kunnen lenen om een huis te kopen met energielabel G dan een energiezuinige woning met label A. Want mensen die hun maximale leencapaciteit opmaken aan woning G, houden niets over voor verduurzaming. Zoals het nu geregeld is, is het dweilen met de kraan open.”

Huurders hebben minder mogelijkheden dan woningeigenaren om te beslissen over investeringen in woningverduurzaming. Als zij afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen, wordt hun energierekening door de hogere belastingen de komende jaren alleen maar hoger – en het probleem dus alleen maar groter.

De onderzoekers van TNO zien oplossingen in een betere afstemming van sociaal beleid en het beleid voor energie, huisvesting en de gebouwde omgeving. Zij vinden ook dat gemeenten en woningcorporaties energiearmoede beter moeten lokaliseren. Dat kan door de situatie van inwoners te schetsen door onder meer te kijken naar kenmerken als fysieke en mentale beperkingen, arbeidsstatus en geslacht. Zo leven vrouwelijke gepensioneerden en alleenstaande moeders relatief vaker in energiearmoede, vanwege de inkomenskloof tussen mannen en vrouwen. Gemeenten en corporaties die de kwetsbare huishoudens beter in beeld hebben, kunnen duurzame renovaties gericht inzetten. Zodat iederéén zich kan warmen aan de energietransitie.