Als 15-jarige ontvluchtte Diyar Wakkas (27) de oorlog in Syrië.

Maar ook hier in Nederland ontkomt hij niet aan de conflicten in het Midden-Oosten. Als hij op een maandagmiddag in mei spreekuur houdt bij de Rechtswinkel Migranten, gevestigd in een gebouw van de Universiteit van Amsterdam, stormt de politie het universiteitsgebouw binnen om een einde te maken aan een pro-Palestijnse demonstratie. “Het is belangrijk dat mensen in vrijheid hun mening kunnen uiten en mogen demonstreren”, zegt Wakkas.

In zijn geboorteland Syrië is dat niet vanzelfsprekend. Het universiteitsgebouw wordt ontruimd en is dagenlang gesloten. Maar hij is er de persoon niet naar om zich snel uit het veld te laten slaan. Dat kwam ook in zijn beginperiode in Nederland van pas. Allerlei regels verhinderden hem lange tijd om Nederlands te leren. En zijn eerste twee maanden als vakkenvuller bij Albert Heijn kreeg hij niet betaald, omdat de manager eerst wilde zien ‘of hij wel geschikt was’.

Misschien heeft Wakkas zijn doorzettingsvermogen te danken aan het feit dat hij in zijn leven voor hetere vuren heeft gestaan. Op zijn gevaarlijke reis naar Nederland, en ook daarvoor, tijdens zijn verblijf als vluchteling in Istanbul. Naar de Turkse metropool vluchtte hij in 2013 vanuit het Syrische Aleppo, samen met zijn ouders, twee broertjes en zusje. In Turkije had het gezin geen rechten: vluchtelingen hadden er nauwelijks toegang tot onderwijs, werk en gezondheidszorg en de leefomstandigheden waren er slecht.

Wakkas werkte met zijn broertje in een textielfabriek om de huur te kunnen betalen. De omstandigheden waren zo erbarmelijk dat hij na ruim twee jaar besloot om samen met zijn gehandicapte broertje op een rubberbootje naar Griekenland te stappen. Als zij samen ergens asiel krijgen, kan de rest van de familie later overkomen, zo hoopten ze. Midden op zee raakte de boot in de problemen en zonk. De drenkelingen werden ternauwernood gered door de Griekse kustwacht.

Niets te doen

Drie weken later, na een zware tocht door de Balkan, kwam hij aan in Nederland. Opnieuw begon een lange, hobbelige reis. Hij en zijn broertje gingen van het ene azc naar het andere. In Budel deelden ze een keuken en toilet met tientallen anderen. Het was er vies, ook het eten. “Maar ik ben dankbaar dat ik opgevangen ben door Nederland”, voegt hij er direct aan toe. Zijn broertje en andere minderjarigen kregen direct Nederlandse les, maar Wakkas, inmiddels 18, mocht zonder verblijfsvergunning niet beginnen met inburgeren en taalles. “Ik had zes maanden niets te doen.”

Ook toen hij eindelijk een verblijfsvergunning kreeg, bleef onderwijs buiten bereik. De dichtstbijzijnde taalschool was anderhalf uur rijden met de bus. Daarvoor had hij het geld niet en zijn reiskosten werden niet vergoed. Wakkas was aangewezen op de vrijwillige inzet van een taaldocent die hij via vrienden leerde kennen. Zijn casemanager van de gemeente hielp hem uiteindelijk aan een plek in het schakeltraject van Hogeschool Windesheim in Zwolle. Het was al vier jaar na zijn vlucht, en met zijn inmiddels overgekomen andere gezinsleden woonde hij in Almere. Binnen zes maanden haalde hij op Windesheim het staatsexamen op het hoogste niveau. Voor de toelatingstoets voor het hbo zakte hij echter vervolgens. “Dat was voor mij heel pijnlijk. Mijn plan was verpest.”

Diyar Wakkas

Wakkas (1997) werd geboren in Aleppo, in het noordwesten van Syrië. Toen in 2013 de Syrische burgeroorlog uitbrak, vluchtte hij met zijn familie naar Turkije. Sinds 2015 woont hij in Nederland. Na een mbo-opleiding en hbo-propedeuse studeert hij nu rechten aan de Universiteit van Amsterdam. Om zijn studie te bekostigen werkt hij twee dagen in de week bij advocatenkantoor Pallas Advocaten. Daarnaast is hij vrijwilliger bij de Rechtswinkel Migranten in Amsterdam en staat hij vluchtelingen en migranten bij met vragen over vreemdelingenrecht. Wakkas woont in Diemen.

Inburgeren anno nu

Er is veel veranderd in wet en uitvoering sinds Diyar Wakkas naar Nederland kwam. Enkele belangrijke wijzigingen in de Wet inburgering 2021:

• Gemeenten hebben de regie en begeleiden statushouders drie jaar lang bij hun inburgering. Inburgeraars krijgen een traject op maat en worden financieel ontzorgd.

• Het vereiste taalniveau is voor veel statushouders verhoogd van A2 naar B1.

• De focus van de inburgering ligt nadrukkelijk ook op werk en het actief deelnemen aan de samenleving.

• Statushouders met een verblijfsvergunning die nog in het azc wonen, kunnen van daaruit starten met het leren van de taal en met participatie via (vrijwilligers)werk. Wel kunnen zich daarbij praktische hindernissen voordoen, zoals Wakkas ook aankaart. Zo is het voor veel inburgeraars lastig om werk en taallessen te combineren. Gemeenten proberen hier, samen met werkgevers, taalscholen en andere uitvoerders, een mouw aan te passen. Bijvoorbeeld door de statushouders die aan het werk gaan te koppelen aan een buddy voor taalkwesties en andere zaken. Of door taallessen aan te bieden op de werkvloer.

Hoe ben je daarna toch op het hbo beland? Kreeg je hulp van de gemeente?

“De casemanager van de gemeente kon niets meer voor mij doen nadat ik was gezakt. Daarna heb ik geprobeerd om in te stromen bij hbo-scholen en later bij mbo-scholen, op niveau vier. Nergens werd ik toegelaten. Toen ik Syrië verliet zat ik in havo-5, maar volgens de internationale diplomawaardering was mijn ervaring vergelijkbaar met twee jaar havo. Daar kun je niks mee. Door alle tegenslag en afwijzingen voelde ik me ellendig in die tijd. Ik maakte ook veel ruzie met mijn ouders. Ik verweet hen dat ik geen diploma had. Zij konden er natuurlijk ook niet veel aan doen, maar ja, ik was een puber.”

“Na nog een afwijzing in Hilversum, werd ik uiteindelijk toegelaten bij het roc in Amsterdam, waar ik drie jaar marketing en communicatie heb gestudeerd. Ik was blij dat ik eindelijk wat kon doen, al heb ik er niet geleerd wat ik wilde leren.” Na het mbo neemt zijn onderwijsqueeste eindelijk een positieve wending. Wakkas gaat rechten studeren aan de Hogeschool van Amsterdam en stapt al na een jaar over naar de universiteit. Inmiddels zit hij in het tweede jaar. Zijn studie verloopt zo voorspoedig dat hij een extra traject volgt: Amsterdam Law Firm. “In groepjes werk je aan echte zaken, dat is interessant.”

Vanaf wanneer voelde je je ingeburgerd? Wat betekent dat begrip voor jou?

“Pas toen ik naar het hbo ging, voelde ik me ingeburgerd. Dat was het moment dat ik op het niveau zat waar ik thuishoorde. Het niveau van de inburgeringscursus vond ik wel erg laag. Je hoefde eigenlijk niet echt goed Nederlands te kunnen spreken, als je het maar een beetje begreep. Echt inburgeren lukt alleen als je dagelijks in contact komt met Nederlanders. In het azc spreek je vaak toch vooral je eigen taal. Daarom wilde ik graag werken.

Ik heb op allerlei plekken gesolliciteerd, maar werd overal afgewezen. Uiteindelijk heeft de casemanager mij aan een baan geholpen bij Albert Heijn. Ik kreeg de eerste twee maanden alleen niet betaald. Ze gaven me een stagecontract. Omdat ik uit het buitenland kwam, wilden ze eerst zien of ik het werk wel aankon en of mijn Nederlands goed genoeg was. Dat vind ik achteraf wel heel jammer.”

Wat zit je dwars als je kijkt naar je inburgeringstraject en de lange weg die je hebt afgelegd?

“Het meest vervelende vond ik dat ik er alleen voor stond, dat ik niet wist wat ik kon doen, wat mijn onderwijsmogelijkheden waren. Ook nadat ik was gezakt voor de hbo-toets, had ik graag begeleiding gehad vanuit de gemeente, iemand die me wegwijs had gemaakt. Ik wist niet hoe het Nederlandse onderwijssysteem werkte. Gelukkig is het inburgeringsbeleid veranderd en hebben gemeenten nu een belangrijke rol in de begeleiding. Ook vindt inburgering meer plaats in de praktijk: een combinatie van taallessen, ontmoetingen met Nederlanders en werken. Dat is veel efficiënter en fijner voor mensen die graag zo snel mogelijk de taal willen leren om te kunnen studeren of werken.

Tegelijkertijd lopen statushouders nog altijd tegen belemmeringen aan. Zo kunnen statushouders die in afwachting van een woning in het azc verblijven, vaak niet direct starten met hun inburgeringstraject. Zij moeten hun taallessen bijvoorbeeld volgen bij een taalschool waarmee hun nieuwe gemeente een contract heeft. Als de afstand tussen het azc en de gemeente waar zij straks naartoe verhuizen heel groot is, dan mógen ze dus wel beginnen met inburgeren, maar is het praktisch gezien onmogelijk. En die situatie duurt soms behoorlijk lang.”

Je werkt als vrijwilliger bij de Rechtswinkel Migranten. Met wat voor vragen komen mensen daar zoal naar je toe?

“Ik ben bestuurslid bij de rechtswinkel en draai ook spreekuren. Mensen komen langs met allerlei vragen, vaak over gezinshereniging, visumverlenging of een geschil met DUO of de IND. Laatst sprak ik een Syrische vrouw met een verblijfsvergunning, die al zes jaar in Nederland woont en werkt. Ze is getrouwd met een Syrische man uit Duitsland. In de praktijk woont hij al twee jaar bij haar, maar zonder zich in te schrijven. Zijn verblijfsvergunning in Duitsland loopt binnenkort af. Ze vroegen ons wat hun mogelijkheden zijn, hoe hij legaal in Nederland kan blijven bij zijn vrouw. Er zijn zoveel regels in Nederland en Europa, mensen begrijpen niet wat ze moeten doen. Omdat zij hier al twee jaar werkt, kan ze voor hem in Duitsland een machtiging tot voorlopig verblijf aanvragen. Daarna moet hij inburgeringsexamen doen bij de Nederlandse ambassade in Duitsland. Pas als hij dat gehaald heeft, mag hij hiernaartoe komen en bij de IND een verblijfsvergunning aanvragen.

Mensen hebben vaak geen idee wat de regels precies zijn én weten niet waar zij moeten aankloppen voor informatie. Daardoor zijn ook voorzieningen waar zij misschien recht op hebben bij veel nieuwkomers onbekend. Onlangs had ik een zaak van een mevrouw uit een azc die betaald werk had gevonden. Ze had veel gedoe met het COA, omdat ze van de ene medewerker hoorde dat ze – zolang ze in het azc woont – de helft van haar salaris moet afdragen aan het COA. Een andere medewerker zei dat ze ongeveer 400 euro per maand moest bijdragen aan haar verblijf daar. Laatstgenoemde had overigens gelijk. Als het voor medewerkers al niet duidelijk is welke regels gelden, dan kun je je wel voorstellen hoe moeilijk het voor nieuwkomers is.”

Als je kijkt naar de casussen van de rechtswinkel en naar je eigen ervaringen, wat vind je dan van hoe wij met vluchtelingen omgaan?

“Soms loopt het soepel, maar soms vind ik de IND wel erg streng. Ik heb een oma in Syrië, we hebben haar al lang niet gezien. Sinds de aardbeving gaat het niet goed met haar. Mijn ouders willen graag dat ze een paar maanden hierheen komt. Mijn vader werkt al vijf jaar en voldoet aan de inkomenseis. Toch krijgt ze geen toeristenvisum. De IND is in dit soort gevallen bang dat mensen niet meer terugkeren. En welk bewijs je ook aandraagt, niets lijkt voldoende. Dat vind ik jammer, al snap ik de angst van de IND ook wel. Ja, je kunt in beroep gaan bij de rechter. Maar ook rechters zijn terughoudend. Die houden zich meestal aan de overwegingen van het bestuursorgaan, de IND in dit geval.”

'Ik hoop op een minder strenge koers'

Wat vind je van het ‘strengste asielbeleid ooit’ van de nieuwe coalitie?

“Ik vind de voorstellen onverstandig. Echte vluchtelingen moeten altijd goed opgevangen en geholpen worden. Maar ook zíj worden in de nieuwe plannen hard geraakt. Ze willen met een A- en B-status gaan werken. De meeste vluchtelingen zullen de B-status krijgen en alleen politieke vluchtelingen de A-status. Die laatsten zullen relatief snel voor gezinshereniging in aanmerking komen, maar de rest zal langer moet wachten. Ik kom zelf uit een oorlogsgebied en weet hoe zwaar het is om jarenlang te moeten wachten tot je gezin hierheen mag komen.

Verder verwacht ik dat veel mensen die als B-vluchteling bestempeld worden, in bezwaar en beroep zullen gaan. Dat betekent veel extra werk voor de IND en de bestuursrechters. Deze regels zullen bovendien de kloof tussen nieuwkomers en Nederlanders juist vergroten, wat de inburgering bemoeilijkt. Ik hoop dat er uiteindelijk een minder strenge koers gekozen wordt. Voorlopig blijf ik optimistisch, want het zijn nog maar voorstellen en plannen, en nog geen wetgeving.”

Je studeert rechten, doet vrijwilligerswerk, hebt een bijbaan bij een advocatenkantoor en wil twee masteropleidingen volgen. Heb je het gevoel dat je alle verloren tijd moet inhalen?

Brede glimlach: “Nu niet meer. Dat heb ik een tijd zo gevoeld, maar nu zeg ik tegen mezelf: het maakt niet uit als ik op mijn dertigste afstudeer. Bovendien werk ik nu ook al, dus er verandert niet veel. Dat ik twee masters wil doen – waarschijnlijk vreemdelingenrecht en contractrecht – is gewoon omdat ik verschillende rechtsgebieden interessant vind. Het is fijn om mensen te kunnen helpen bij de rechtswinkel. Als ze me daarna een berichtje sturen om me te bedanken, dan word ik daar heel blij van. Ik weet niet wat de toekomst brengt, maar ik ga me sowieso inzetten voor een groep mensen die zich niet gezien of gehoord voelt.”

'Echt inburgeren lukt alleen als je dagelijks in contact komt met Nederlanders'

Leren en verbeteren

Divosa ondersteunt het leren in de uitvoering van de Wet inburgering 2021. In Community’s of Practice, werkateliers en (online) uitwisselingssessies delen gemeenten, COA, DUO, taalaanbieders, werkgevers en maatschappelijke organisaties hun ervaringen. Samen zoeken zij naar oplossingen voor knelpunten om de dienstverlening aan inburgeraars te verbeteren. Meer weten? Kijk op divosa.nl/inburgering en meld je aan voor de nieuwsbrief ‘Inburgering in uitvoering’.