Dennis de Vries, jarenlang leerkracht en locatieleider op basisschool Overvecht in de gelijknamige Utrechtse wijk, zag de gevolgen van armoede dagelijks. “Veel ouders in Overvecht zijn bezig met overleven. Elke dag weer. Ik had kinderen in de klas die zonder ontbijt naar school kwamen, kinderen die ’s avonds niet werden voorgelezen maar voor hun jongere broertjes en zusjes moesten zorgen omdat mama moest werken. Veel kinderen hadden overgewicht, slechte tanden. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Armoede grijpt ontzettend diep in op vele facetten van het leven.”
De Vries, tegenwoordig directeur van Stichting Vreedzaam, die scholen, wijken en overheden ondersteuning biedt bij het vormgeven van het pedagogisch beleid, maakt zich zorgen over de groeiende ongelijkheid in Nederland. “Er wordt veel gepraat over kansengelijkheid voor elk kind, maar we moeten eerlijk zijn: die is er niet.” Ook corona legde bloot dat het aanpakken van kinderarmoede verder gaat dan alleen de materiële zaken. De eerste weken na de schoolsluiting regelden gemeenten vooral laptops voor kinderen thuis, maar later bleek dat lang niet alle ouders in staat waren om te helpen met het schoolwerk. Het was dus noodzakelijk om kwetsbare kinderen toch naar school te halen.
Groeiende aandacht
Het was het SER-advies ‘Opgroeien zonder armoede’ (2017) dat kinderen centraal stelde in het armoedevraagstuk. De SER benadrukte daarin dat 60 procent van de kinderen die in armoede leeft, werkende ouders heeft. Het aantal kinderen in arme gezinnen is al jaren hoog in Nederland. In 2018 daalde het licht naar 292.000, maar uit een recente studie van het SCP en CPB (‘Kansrijk armoedebeleid’, juni 2020) komt naar voren dat de armoede in ons land met het huidige kabinetsbeleid de komende jaren met een ruim kwart zal toenemen. Dit heeft te maken met het verlagen van de bijstand tot 2035. Het rapport laat ook zien dat Nederland er – vergeleken met andere landen – nauwelijks in slaagt om kinderen uit armoede te ‘tillen’. Bij ouderen lukt dat, met name dankzij de AOW, weer wel.
De groeiende aandacht voor kinderen in armoede heeft de afgelopen jaren veel in gang gezet. Landelijke campagnes, de aanstelling van gemeentelijke armoederegisseurs, speciale arrangementen voor kinderen, aandacht voor verborgen armoede en werkende armen. Ook wordt er meer gesproken over de negatieve gevolgen van armoede voor kinderen, zoals slechtere schoolprestaties, een slechtere gezondheid, onveilige hechting en een kleiner sociaal netwerk. Tamara van Ark, toenmalig staatssecretaris van SZW, maakte in april haar streven bekend: halvering van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit van 9,2 procent in 2015 naar 4,6 procent in 2030. Een ambitieus voornemen waarmee gemeenten actief aan de slag gingen en moeten – of al waren.
Postcodetombola
Maar lang niet alle Nederlandse gemeenten gaan voortvarend te werk, blijkt uit het rapport ‘Kansen voor kinderen: een postcodetombola?’ van Save the Children/Defense for Children uit 2019. Dit onderzoek toont aan hoe groot de verschillen tussen gemeenten zijn, van het vaststellen van de lage inkomensgrens en het aanbod van voorzieningen tot de toegang tot die voorzieningen. Elke gemeente doet het op haar eigen manier. En daarmee ontbreekt dus een effectieve en structurele aanpak van armoede.
De onderzoekers constateren dat er een spanningsveld ontstaan is tussen de landelijke en lokale overheden. ‘Gemeenten willen de vrijheid en daarmee de verantwoordelijkheid om eigen beleid te kunnen voeren, maar om armoede effectief te kunnen bestrijden is actieve bemoeienis van de rijksoverheid nodig. Het proactieve optreden op landelijk niveau blijft echter uit. Bij deze stand van zaken wordt gelijke toegang tot voorzieningen voor kinderen in armoede onmogelijk gemaakt en is de postcode van een kind bepalend voor zijn of haar kansen.’
Terug naar Utrecht. Ook oud-schoolleider Dennis de Vries gelooft in grote oplossingen. In politiek lef. “We hebben het over kinderarmoede, maar eigenlijk moeten we het hebben over de inrichting van onze samenleving. Wat voor samenleving willen we zijn? Veel mensen hebben geen idee hoe armoede in Nederland eruitziet. Hoe kunnen we beperkte blik doorbreken? Hoe zorgen we écht voor gelijke kansen voor ieder kind? Daar moet het op het gemeentehuis over gaan.”
Fotografie: Annabel Oosteweeghel
Fotograaf Annabel Oosteweeghel gaf armoede in Nederland een gezicht. De geportretteerden schreven zelf een tekst bij hun foto’s. Bekijk ‘Generation Poor’ op annabeloosteweeghel.nl.
Andere mindset
Roeland van Geuns, lector Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam, weet als geen ander hoe complex de bestrijding van armoede – voor kind én ouders – is. “De cijfers van nu zijn echt het gevolg van het beleid van de afgelopen dertig jaar. Als we de inkomensplaatjes op een rij zetten, zien we dat de reële koopkracht er bij de laagste inkomens de afgelopen decennia nauwelijks op vooruit is gegaan. Het aandeel vaste lasten is daarentegen wel gestegen, wat deze huishoudens voor een enorme uitdaging plaatst. Ook weten we al lang dat gezinnen met kinderen die tot anderhalf keer modaal verdienen, steeds meer moeite hebben om het hoofd boven water te houden.”
Ook Van Geuns ziet het spanningsveld tussen gemeenten en Rijk toenemen. “Ik mis een stem van de gemeenten richting Den Haag die dat geluid vertolkt. Gemeenten hebben te maken met een rijksoverheid die pas gaat handelen als zaken helemaal uit de hand lopen en zich electoraal dreigen te vertalen, zoals bij de jeugdzorg.” Gemeenten hebben veel op hun bord, maar op een flink aantal terreinen is het Rijk aan zet. Denk aan inkomensondersteuning, toegang tot de arbeidsmarkt en betaalbare woningen. “Het is de rijkoverheid die de randvoorwaarden schept en die moeten op de schop. Dan heb ik het over een sterke vereenvoudiging van het toeslagensysteem. Daarnaast is het verstandig om de bijstand en het minimumloon te verhogen en deze jaarlijks te laten meestijgen met de inflatie en de vaste lasten.” In het sociaal domein is een totaal andere mindset nodig, zegt Van Geuns. “Het allerbelangrijkste? Vertrouw die burger nou eens. De hele inrichting van ons sociaal domein is gebaseerd op wantrouwen, terwijl daar helemaal geen reden voor is. Dat betekent dat we een volstrekt inefficiënt systeem hebben gecreëerd.” Om dit te doorbreken, moet volgens de lector de Participatiewet anders worden ingericht, zodat gemeenten vanuit vertrouwen kunnen gaan handelen. “En niet eerst van alles en nog wat moeten controleren. Die controletijd kunnen ze beter steken in het begeleiden en waar nodig ondersteunen van inwoners.”
Zo gaat Weert kinderarmoede te lijf
In Weert nam de gemeenteraad eind 2017 al het ‘Aanvalsplan armoede 2018-2020’ aan. Een stevig plan met dito budget en een heldere ambitie: niemand leeft of groeit op in armoede. De belangrijkste uitgangspunten zijn preventie, actieve armoedebestrijding, verborgen armoede opsporen en mensen die in armoede leven laten meedoen. Volgens het CBS leven in Weert 1.050 kinderen in arme gezinnen.
De eerste actie was de aanstelling van coördinator armoedebestrijding Tanja van Duuren – een flinke stap voor een gemeente met een kleine 50.000 inwoners. “Weert kampt niet met een enorm armoedeprobleem; we zitten iets onder het landelijke gemiddelde. Maar Weert is wel echt een sociale gemeente, laat ik het zo zeggen.” Ter illustratie: om onderwijsachterstanden onder kinderen die opgroeien in de armoede te voorkomen, heeft de gemeente al vanaf 2011 breed toegankelijke kinderopvang. Alle peuters – dus ook in gezinnen die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag omdat een van de ouders niet werkt – kunnen vanaf 2 jaar twee dagdelen per week gebruikmaken van een gratis gemeenteplek.
Van Duuren ging voortvarend aan de slag. De lijst met interventies is lang, waarvan de eerste voornamelijk gericht zijn op het compenseren van de gevolgen van armoede. Denk aan een uitgebreid kindpakket, een VoorzieningenWijzer die huishoudens helpt besparen op de vaste lasten en de tas met ontbijt die elke week bij tweehonderd kinderen wordt afgeleverd in het kader van het Nationaal Jeugdontbijt. “En onze kledingdagen zijn een groot succes. Die organiseren we samen met plaatselijke ondernemers, die nieuwe kleding met flinke korting aanbieden. Gezinnen krijgen hiervoor per kind vouchers van ons. Bij de start in 2017 bereikten we daarmee 520 kinderen, inmiddels zijn dat er 870.” Preventieve acties zijn er ook, zoals voorlichting aan 18-jarigen over veranderende geldzaken en financiële voorlichting op het mbo. Om het taboe op armoede te verkleinen, is vorig jaar de publiekscampagne ‘Trek aan de bel’ gestart. En dan is er nog het vakantiehuisje, waar gezinnen die al jaren niet meer op vakantie zijn geweest, drie dagen naar toe mogen. “Dit lijkt vooral een sympathiek gebaar, maar van maatschappelijk werk horen we hoeveel dit voor mensen betekent. Het kan hen echt een zetje geven.”
Duur maar noodzakelijk
Van Duuren blikt terug. “We zijn er nog niet, maar we hebben gezinnen in armoede wel veel beter in beeld. Gelukkig heeft de gemeenteraad structureel meer geld voor armoedebestrijding uitgetrokken en realiseren we ons dat armoede zeker niet alleen over materiële zaken gaat. Met een nieuwe fiets of een dagje uit zijn we er niet. Het doorbreken van intergenerationele armoede is complex, net als het opsporen van verborgen armoede.”
Dat besef is niet alleen op het Weertse gemeentehuis doorgedrongen, maar ook bij een brede groep partners in de stad. Sociale professionals, schooldirecteuren, woningbouwcorporaties, vrijwilligers en werkgevers gaan in het project ‘Moeilijke dialoog’, het gesprek aan met werknemers over geldzaken en financiële stress.
Een structurele aanpak vraagt meer en raakt allerlei domeinen – gezondheid, wonen, leefomgeving. Niet voor niets denkt coördinator Van Duuren regelmatig mee over de herinrichting van wijken; wat voor voorzieningen zijn belangrijk? “Daarnaast gaat armoedebestrijding over de benadering van mensen”, zegt ze. Daarom krijgen gemeentelijke en sociale professionals het komende half jaar een training in stress-sensitief werken. “Mensen in armoede zien vaak door stress door de bomen het bos niet meer. Neem de tijd, zet kleine stapjes, herinner mensen met een appje aan de volgende afspraak.”
En dan is er nog het volgende opvallende plan: de proef ‘Bso voor alle kinderen’, waarbij kinderen tussen 4 en 6 jaar drie keer per week naar de bso gaan. “Het zijn nu vaak de kinderen van rijke ouders die op de bso zitten en daar uiteenlopende activiteiten krijgen aangeboden, terwijl dat voor kinderen uit arme gezinnen juist ook zo belangrijk is. En ouders krijgen door deze drie middagen wat ruimte, misschien wel om een baan te zoeken.” Van Duuren is ervan overtuigd dat dit soort grote – en dure – oplossingen nodig zijn om armoede en kansenongelijkheid te bestrijden.
Speaking Minds: jongeren spreken zich uit
Joris (20) “Ik ben opgegroeid in armoede, er was bij ons thuis nooit veel geld. We waren afhankelijk van instanties. Maar het is niet zo dat ik een slechte jeugd heb gehad. Op het roc ben ik in aanraking gekomen met Speaking Minds. Als je gaat praten over armoede, dan merk je pas hoeveel schaamte er is. Het duurde echt wel even voordat klasgenoten durfden toe te geven dat ze ook in armoede zijn opgegroeid. Ik ben nu zelf ambassadeur bij Speaking Minds. We adviseren gemeenten. Een van onze adviezen is bijvoorbeeld om jongeren voor hun 18de beter voor te lichten over geldzaken. Schulden zijn zo gemaakt, dat weet ik ook uit ervaring – ik had pas ineens een schuld van 1.250 euro bij mijn rij-instructeur. Ik ben nu hard aan het werk, breng pizza’s rond, om dat geld terug te betalen. Ik hoop wel dat de gemeenten die ons inschakelen, echt iets doen met ons advies. Anders is het ook zonde van onze tijd.”
Sharon (20) “Onze klas deed mee aan een armoedeproject van Speaking Minds. Ik vond het eerst maar onzin. Pas na een bezoekje aan de Voedselbank schrok ik. Ik ben niet anders gewend dan dat er thuis genoeg t eten is en dat we naar het buitenland op vakantie gaan. Ik ben ambassadeur geworden van Speaking Minds. Daar ben ik trots op. Door mijn beperking, klassiek autisme, kan ik me soms heel druk maken om kleine dingen. Ik vind het ook echt erg dat er in Nederland zoveel kinderen in armoede opgroeien. Volgens mij moet er meer over armoede gesproken worden. Veel mensen weten er helemaal niets van.”
Bianca (40) “Anderhalf jaar geleden kwam ik, net gescheiden, met een tweeling van negen jaar in Weert wonen. Die beginperiode was moeilijk, ik moest mijn hele leven opnieuw opbouwen. De opvoeding van de kinderen viel me zwaar, zelf zat ik niet lekker in mijn vel. Ik was heel bij dat ik op de bijstand kon terugvallen. Ik heb toen ook het Centrum voor Jeugd en Gezin om hulp gevraagd. Dat was wel een stap, maar ik ben erg blij met de hulp die ik heb gekregen. Met steun van Stichting Leergeld konden de jongens gaan voetballen. We zijn naar de kledingdagen geweest en krijgen elke week een tas met ontbijtspullen van het Nationaal Jeugdontbijt. Ik zou mijn kinderen nooit met een lege maag naar school laten gaan, maar als je in de bijstand zit moet je altijd rekenen. Toch zeg ik eerlijk: als je een beetje verstandig met geld omgaat, lukt het best om rond te komen. Ik kon elke maand zelfs nog wat opzijzetten. Sinds mei ben ik uit de bijstand. Daar ben ik trots op, dat heb ik helemaal zelf geregeld. De rust keert terug bij ons, ook met de jongens gaat het veel beter thuis.”
speakingminds.nl