Curatief landje
Wij, de overheid, lijken te denken dat de samenleving bestaat uit 17.561.593 miljoen individuen (op moment van schrijven). Met individuele kenmerken, eigenschappen, behoeften en liefst enkelvoudige problemen. Daar kunnen we dan ogenschijnlijk handzame modellen op loslaten met dito bekostiging. Het geeft ons een schijn van beheersbaarheid en houvast. Dat de werkelijkheid een stuk complexer is, realiseren we ons meer en meer, maar onze systemen blijven achter.
Ik ken een vrouw die getrouwd was met iemand met zware psychiatrische problemen. Zij legde haar ziel en zaligheid in de zorg voor haar man, maar dat ging haar niet in haar koude kleren zitten. Na verloop van tijd gaf ze aan dat ze moe was en zelf mentale klachten ontwikkelde. Maar ze had geen indicatie, was (nog) geen patiënt en kreeg dus geen hulp. Totdat ze burn-out raakte en ze wél in aanmerking kwam voor psychologische ondersteuning. Die toen inmiddels langdurig nodig was en dus peperduur was.
Je moet in Nederland blijkbaar eerst leed sparen en pas als je voldoende ellende in je bonnenboekje hebt verzameld, komen we in actie. En dat is niet alleen kwalijk omdat we mensen eerst in hun sop gaar laten koken, maar het is ook nog eens niet effectief en duur. Als we eerder en sneller in actie komen, kunnen we met lichtere hulp volstaan. Wie een eigen huis heeft, weet dat af en toe een goede schilderbeurt minder kost dan het herstellen van houtrot. Als een eigen huis al regelmatig onderhoud vraagt, waarom zou dat voor mensen en samenlevingen niet gelden? Waarom komen we in de zorg, het sociaal domein, de sociale zekerheid en bij veiligheid pas in actie als de verrotting toeslaat? Als het om het ‘onderhoud’ van onze samenleving gaat, zijn we een zeldzaam curatief landje geworden.
En met die curatieve instelling gaan we het niet redden. Complexe maatschappelijke problemen laten zich niet zo ééndimensionaal en bedrijfsmatig oplossen. Gezondheidsverschillen zijn daar een goed voorbeeld van. Mensen met lagere inkomens sterven gemiddeld zes jaar eerder en leven vijftien jaar langer met gezondheidsproblemen. Die relatie tussen bestaansonzekerheid en gezondheid is complex en gelaagd.
Zulke wicked problems vragen om een overheid die al die verschillende niveaus kan beïnvloeden, die gelijktijdig aan verschillende knoppen draait, samen met haar uitvoeringspartners. Die dit in goede relatie en voortdurende dialoog met die partners doet, op basis van vertrouwen. En dit vraagt ten slotte om een overheid die dicht bij haar inwoners staat, midden in de samenleving, midden in de buurten en wijken.
Laten gemeenten zich nou precies op die plek bevinden.