De Lente
Het water heeft geen boodschap aan de grond die het niet meer kan opnemen en blijft komen. Ik fiets door het Hollandse landschap, de regen op mij, op het kalf, op de zwaan, op het nest in de boom. Ook vandaag is de grijze lucht ons aller moederland. Ooit droomde ik dat ik een vogel was die grote schepen met rijst, brood en speelgoed van haven naar haven navigeerde. Ik ben groot geworden en ben de vorst van de regenachtige tijden. De sporen die de fiets in het water achterlaat als de handtekening onder het decreet van mij en dat van de nieuwe lente: ‘We zullen blijven hopen.’
Ja, we zullen blijven hopen, maar hoe zit het met de talloze momenten waarop ook ik alle hoop heb laten varen? De hoop vervloog helemaal na het zien van de Zuid-Koreaanse film ‘Parasite’. In dit meesterwerk uit 2019 wordt aan het verschil tussen arm en rijk een dierlijk aspect toegevoegd en overtuigt filmmaker Bong Joon-ho de kijker ervan dat de ongelijkheid tussen arm en rijk onoverbrugbaar is. Want, de rijken walgen instinctief van de geur die de armen verspreiden. Joon-ho verliest zich niet in het cliché dat alle rijken slecht en arrogant zijn. Onder zijn personages zijn er vermogende mensen die hun best doen om normaal om te gaan met de armen, maar telkens als dat arme medemens te dicht in de buurt komt, begint het ruiken en de walging.
Ik zag de film, werd overmeesterd door een mengeling van uitzichtloosheid en verslagenheid, maar wist mij uiteindelijk te herpakken. Waarschijnlijk omdat ik in de regen ging fietsen en de geur van alle plekken waar ik langs gleed sterker was dan de stank van een duizend jaar oud stigma.
Je hoeft maar in de regen door het polderland te fietsen en je weet dat het de schandalig grote ongelijkheid tussen de mensen is die mensheid, natuur en klimaat naar de rand van de afgrond heeft gebracht. Het is de immense ongelijkheid die lusteloos maakt. Hoe kun je nog in een goede afloop geloven, hoe kun je ambitie koesteren voor een betere wereld als het allemaal zo ontzettend zo oneerlijk is? Zelfs bij de beste zonen en de beste dochters zakt de moed in de schoenen en dat begrijp ik wel.
Maar er is een remedie: trap je door in de regen, laat je het ene dorp na het andere achter je, dan begrijp je dat niets waardevoller kan zijn dan de hoop. En dat niets meer waarde heeft dan het wit van de zwaan, de boom aan wie de vogels hun kuikens toevertrouwen en de vrolijkheid van kinderen die ook in de regen op schoolpleinen blijven rennen.
De lente komt iedere keer om ons eraan te herinneren dat we zielsveel van de modder moeten houden. De modder is immers de dans van de grond en het water. Het is de modder die zodra de zomer komt leven en schoonheid geeft en daarmee bewijst dat het niet voor niets is geweest.
Ik fiets in de lente, waan me de koning van de regendruppels en heb enkel dit te zeggen: ‘De aarde is één grote dansvloer. De natuur vraagt ons al zo lang ten dans. Schroom is niet nodig, we moeten weer dansen met elkaar. Want heerlijk is de geur van iedereen. Niets lekkerder dan de geur van een wereld die niet hoeft te bezwijken onder de gore ongelijkheid van nu.’