Dat ene woord

Nieuwkomers vinden steeds sneller een plek in onze samenleving en dat is goed nieuws. Je zou het zelfs een lichtpunt kunnen noemen in de berichtgeving over het sociaal domein op dit moment. Het is nu zaak deze positieve trend vast te houden, want corona dreigt, zoals op de cover van deze Sprank te lezen is, roet in het eten te gooien. Dat moeten we niet laten gebeuren. We hebben iedereen keihard nodig. De vergrijzing is in volle gang en dat gaat grote tekorten op de arbeidsmarkt opleveren. Ik zie werkgevers alweer bij de poorten van gevangenissen en azc’s staan om toekomstige werknemers te werven. Wie gaat anders die broodnodige extra huizen bouwen of de personeelstekorten in de zorg oplossen?

Natuurlijk zit er een limiet aan het absorptievermogen van een samenleving en kunnen we niet iedereen opnemen. Toch denk ik niet dat het erom gaat hoeveel mensen we welkom heten, maar dat we vooral moeten kijken naar de manier waarop we dat doen.

Zo moeten we niet te veel mensen in kwetsbare situaties, onder wie de nieuwkomers, bij elkaar huisvesten in eenzijdige buurten en wijken. Het is niet gek dat er dan onrust ontstaat. En we werken als overheid te veel institutioneel of vanuit een scholings- of marktaanbod, aan de formele kant van inburgering. We kijken te weinig naar wat mensen echt nodig hebben om in te burgeren. Inburgeren doe je immers lokaal, met andere burgers, hier en daar met hulp van sociale professionals die midden in die lokale samenleving staan. Dat we juist die professionals steeds meer uit dat sociale weefsel halen, is dan ook geen goed idee. Zij zijn juist nodig om die inburgering duurzaam te laten slagen, zij weten als geen ander wat er nodig is om mensen met elkaar te laten leven. Samen met vrijwilligers, maatjes en het bedrijfsleven. Kortom, samen met burgers. Niet voor niets staat juist dat woord centraal in het woord ‘inburgering’.

 

Erik Dannenberg - voorzitter van Divosa