Geachte directeur van de sociale dienst,

Twintig jaar heb ik van een uitkering geleefd. Eerst van de bijstand, later van een WAO-uitkering (Wajong). Op mijn vijfendertigste debuteerde ik met de roman ‘Voor God en de Sociale Dienst’. Ik verdiende er bijna niets mee, wat als groot voordeel had dat ik de WAO niet uit hoefde en dus verzekerd was van een basisinkomen. Pas op mijn 54ste schreef ik een bestseller. Met ‘Moord op de moestuin’ verdiende ik in één jaar een ton. Daarvan ging 35.000 euro naar de belasting. Dat staat gelijk aan drie jaar bijstand voor iemand die dan later ook weer een boek kan schrijven en geld verdienen. Zo stroomt het geld heen en weer van overheid naar burger en zo moet het ook.

Al maanden staan de kranten vol over de toeslagenaffaire en de rigide bejegening van uitkeringsgerechtigden. Ik weet er alles van en vroeger had ik, net als enkele miljoenen Nederlanders, talloze meningen over dit onderwerp. Ik heb er mijn pen op leeggeschreven en mijn keel op schor gepraat. Maar nu doe ik een wonderlijke ontdekking: ik ben al mijn meningen verloren. Ik weet niet wanneer dat gebeurd is, en of het plotseling of geleidelijk is gegaan.

Als ik al mijn ideeën over werk en bijstand bijeenschraap, kom ik uit op het volgende: niet alle mensen hebben werk. Maar ze hebben wel geld nodig om van te leven. Als we ze te weinig geld geven, leidt dat tot narigheid. Als we ze te veel geld geven, leidt het tot jaloezie. Wanneer we niemand controleren, gaat het mis en als we te veel controleren ook. Wat we ook doen, het blijft aanmodderen.

Ik heb een tip voor u. Daar heeft u niet om gevraagd, maar ik geef hem toch. Vroeger kon je in Haarlem naar een loket van de huursubsidie. Daar zat altijd dezelfde meneer. Het was een dikke, kale, pokdalige man met een goudomrande bril. Deze meneer wist álles van huursubsidie. De eerste keer dat ik bij hem kwam, stond ik achter een gepensioneerde bouwvakker die door een eenmalige pensioenuitkering net boven een bepaalde grens uitkwam en daardoor zijn huursubsidie dreigde te verliezen. ‘Terwijl ik daarvoor gewérkt heb, voor dat geld! Dáár schijnen ze in Den Haag niet aan te denken!’, schreeuwde hij. De meneer van de huursubsidie knikte en zei: ‘Ik geef u dit formulier. Daar gaat u mee naar de woningbouwvereniging. En dan zegt u maar: ‘Ik vraag code 714 aan.’ Dan maken zij het in orde.’ De bouwvakker, die natuurlijk gerekend had op teksten als ‘Daar kunnen wij ook niks aan doen’, zei verbouwereerd: ‘Kunt u dat opschrijven, dat cijfer?’ en verdween met onzekere passen.

Daarna was ik aan de beurt. ‘Meneer, ik krijg ineens 78 gulden minder huursubsidie’, zei ik, ‘en VROM heeft me doorgestuurd naar u.’ Hij tikte het een en ander in op zijn computer. ‘U heeft veel meer inkomen genoten dit jaar.’ ‘Van de bijstand naar de WAO!’, riep ik. ‘Een tientje meer in de maand! Dat kan ik geen grote sprong voorwaarts noemen!’ ‘Dan is er iets misgegaan. Hier is het nummer van de Belastingdienst. U vraagt uw IV-60-formulieren op over 1997 en 1998. Die krijgt u gratis en voor niks over twee dagen in de bus. En dan komt u hier weer terug en maak ik het voor u in orde.’

Duizelig van opluchting stond ik even later op straat. En het was geen droom, nee, die meneer zat er een paar dagen later nog steeds en maakte werkelijk alles in orde. Ik geloof niet dat dit soort loketten nog bestaat. Daarom verdwaalt iedereen, tot ministers en staatssecretarissen aan toe.

Er gaan miljoenen, misschien miljarden om in uw bedrijf. Gebruik een paar tonnetjes om in elk gemeentehuis weer een apart kamertje te maken (liefst met een raam) waar een oudere, liefst enigszins corpulente man of vrouw zit met kennis van zaken. Deze persoon weet alles van zijn onderwerp. Hij wordt alom gerespecteerd. Hij wil niet hogerop. Hij hoeft niet naar klantvriendelijkheidstrainingen. Als hij er geen zin in heeft, hoeft hij niet joelend aan een touw te gaan hangen tijdens een personeelsdag voor een dynamisch groepsgevoel. Hij heeft geen ambitie om leiding te gaan geven aan jonge, enthousiaste, talentvolle mensen die een passie hebben voor organisatie en op innovatieve wijze handen en voeten aan strategische projecten kunnen geven. Nee, onze loketbeambte weet gewoon alles van huursubsidie of van de Wajong of van kinderbijslag en hij heeft een antwoord op elke vraag die hem gesteld wordt. Hij helpt je met het invullen van het formulier. Hij maakt een kopie voor je. Hij zorgt dat alles goed komt. Met die 35.000 euro van mij kunt u bij élk loket een plantje neerzetten.

Nicolien Mizee - auteur van onder meer de reeks 'Faxen aan Ger' en de romans 'Moord op de moestuin' en 'Voor God en de Sociale Dienst'