Luisteren
Langs de A6 richting het noorden van ons land staan ze vanaf de polder tot diep in Friesland te wapperen: de omgekeerde vlaggen. Een kilometerslang lint van protest, heel precies met dezelfde intervallen van een paar honderd meter in de grond geplant. Kosten noch moeite zijn gespaard om de onvrede over de stikstofplannen te uiten, zelfs met inzet van zware machines en bezetting van de publieke ruimte. Kosten en moeite die de boeren zich blijkbaar kunnen permitteren én ertoe leiden dat er naar ze geluisterd wordt.
Dat er geluisterd wordt, is wat mij betreft oké. We hebben als overheid naar alle inwoners te luisteren en er kunnen kritische vragen worden gesteld over het jarenlang stimuleren van de schaalvergroting in de landbouwsector. Maar wat me opvalt, is dat de overheid voorál lijkt te luisteren naar degenen die zich luid laten horen. Want het duurde jaren en jaren voordat de toeslagenouders eindelijk gehoor kregen.
Er zit iets scheef in hoe we als overheid onze aandacht verdelen. Je ziet het terug in de letterlijke verdeling van ons land: zo’n 50 procent van onze grond besteden we aan landbouw en slechts 13 procent is bebouwd met woningen, bedrijven en verkeersterrein. Klopt die verdeling nog in het licht van de woningnood?
Misschien is het tijd om eens helemaal opnieuw te kijken naar wat we belangrijk vinden en waaraan we aandacht besteden. Daarbij moeten we ons niet laten leiden door wie het hardste om aandacht roept. Als je geen woning kunt vinden, als je geen geld hebt voor winterkleding voor je kinderen omdat de boodschappen steeds duurder worden, als je niet slaapt vanwege de energierekening, dan vraag ik me af of je tijd, geld en puf hebt om luidruchtige protesten te organiseren. En dat zou ook niet nodig hoeven zijn. Want als overheid moeten wij er juist zijn voor diegenen die we níet horen, voor degenen die stil zijn. Omdat ze simpelweg al hun energie nodig hebben om te kunnen overleven.