‘Toen ik nog gek was, had ik niets te verliezen’
Afgelopen zomer kreeg ik een lichtelijk chagrijnig mailtje van mijn uitgever. Dat ik er niet genoeg aan deed om mijn boek te promoten. Inderdaad ging mijn aandacht meer naar mijn werk uit, want behalve auteur van ‘Werken als een gek’ ben ik eerst en vooral medewerker bij een gemeente. En dus kan ik niet de hele tijd de hort op voor lezingen en presentaties. Tenminste, dat is wat ik zei als mensen me vroegen naar mijn boek en de activiteiten daaromheen.
Onwaar was dat niet.
Maar het is ook niet helemaal waar.
De waarheid is dat ik ervan af wilde, van het label ‘werknemer met een psychische aandoening’. Het gaat inmiddels namelijk erg goed met mij – wat nou psychische kwetsbaarheid! Zo open als ik er in mijn boek over ben, zo gesloten wilde ik er ondertussen graag weer over zijn. Ik wilde dóór. Andere wegen inslaan, nieuwe kansen ontdekken. Onder andere op het gebied van werk. En dan is een etiketje het laatste wat je kunt gebruiken. Want al ben ik nog zo beter, al voel ik me vele malen sterker dan ik me ooit voelde: de gefronste wenkbrauwen, de blik die plotseling vernauwt en de armen die over elkaar geslagen worden, blijven zeer pijnlijke signalen van het stigma dat je gratis en voor niets bij een psychiatrische diagnose krijgt.
Toen ik nog gek was, had ik niets te verliezen. Maar nu wil ik de associatie met psychische aandoeningen ver van mij wegduwen. En dus zeg ik al een poosje ‘nee’ tegen iedereen die iets rondom mijn boek van me vraagt.
Totdat ik onlangs een training volgde. “Je mag jezelf wel wat meer laten zien”, kreeg ik na twee dagen te horen. Ik was inderdaad wat stil geweest. Niet omdat ik vond dat ik niets te melden had, maar omdat ik me realiseerde hoe anders mijn leven en mijn loopbaan zijn verlopen door de lange periode van psychische klachten die ik achter de rug heb. Welke keuzes ik daardoor noodgedwongen maakte. Voor een leven zonder kinderen bijvoorbeeld. Wat voor veel anderen vanzelfsprekend is, is dat voor mij niet. Ik had me daardoor beperkt kunnen gaan voelen. In plaats daarvan leerde ik om altijd te zoeken naar wat wél kan. Waardoor ik vanzelf out-of -the-box denk. Handig. En zo lastig. Want wat een grote afstand moet ik vaak overbruggen om aansluiting te vinden met anderen. Met mijn medecursisten in dit geval. Ik worstel ermee en kom er niet goed uit.
Is het toeval dat ik na de derde trainingsdag op mijn voicemail een verzoek hoor om mee te werken aan een radioprogramma over werken met een psychische aandoening? Dat een collega me vraagt om dagvoorzitter te zijn van een kennisfestival met datzelfde thema? Om een column te schrijven?
Ja, zeg ik tegen alle drie.
Wie weet wat ik ermee verlies.
En wat een wereld is er dus nog te winnen.