De drift om de jeugdzorg te verbeteren is van alle tijden. Er was altijd al te weinig samenwerking,

er was altijd al sprake van het doorschuiven van kinderen en er was altijd al twijfel over de kwaliteit. Misschien moeten we gewoon accepteren dat de jeugdzorg een moeilijk opvoedbaar kindje is.

Welke ontwikkelingen zijn er geweest?

De jeugdzorg draait al jaren dezelfde rondjes. In het essay ‘Met geweld opvoeden’ schrijft publicist Jos van der Lans hoe de jeugdzorg zich sinds de vorige eeuw heeft ontwikkeld. De focus ligt op het geweld in de jeugdzorg, maar Van der Lans geeft ook een mooi inkijkje in de organisatiestructuren in de afgelopen decennia. Voor de Tweede Wereldoorlog was de jeugdzorg een ratjetoe van gestichten, tuchtscholen en heropvoedingsoorden. Na de oorlog ontstonden er ideeën om daar de bezem doorheen te halen. En daar zijn we tot op de dag van vandaag mee bezig.

Wat gebeurde er na de oorlog precies?

Er komen een Nationaal Bureau en een Nationale Federatie voor de jeugdzorg, die moeten zorgen dat instellingen beter samenwerken en de medewerkers in de jeugdzorg wat meer bagage krijgen. Maar dat loopt niet al te soepel: de samenwerking is te vrijblijvend en de scholing van het personeel blijft achter. Ook zijn er wachtlijsten en is de financiering niet toereikend. De kwaliteit blijft schrijnend, schrijft Van der Lans. De toentertijd nog verzuilde instellingen lijken niet te willen veranderen.

Marije van Dodeweerd

Marije van Dodeweerd is procesmanager bij Divosa en belicht in Sprank recente onderzoeken in het sociaal domein.

Preventie in de vorige eeuw

Ook de inzet op preventie en lichte jeugdhulp is van alle tijden. Na de Tweede Wereldoorlog keek de politiek met angst en beven naar het stijgende aantal echtscheidingen en onwettige geboorten. Het traditionele gezin stond onder druk en als reactie bouwde de overheid aan een groot netwerk van instellingen voor maatschappelijk werk, gezinsvorming en huishoud- en gezinsvoorlichting. Maatschappelijk werkers moesten het gezinsideaal uitdragen en in stand houden. Daarnaast was er veel aandacht voor de ‘verwildering’ van de jeugd. Om de karaktervorming van jongeren te verbeteren, werd de jeugdbeweging in stelling gebracht.

En daarna?

In de jaren zestig dringt de maatschappelijke veranderingsdrift ook de jeugdzorg binnen. Jongeren ageren ditmaal zelf tegen het feit dat de instellingen niet samenwerken en ‘lastige’ kinderen van de een naar de ander doorschuiven. Ook wetenschappers mengen zich in het debat. Zij hekelen de opeenstapeling van hulpverleners rondom een kind en pleiten voor één maatschappelijk werker per kind. Het Rijk produceert nota’s die de versnippering van het veld aan de orde stellen. In de samenleving ontstaat het idee dat het slecht is om kinderen uit hun natuurlijke leefomgeving te halen. In twintig jaar tijd halveert het aantal uithuisplaatsingen. Veel instellingen moeten daardoor hun deuren sluiten.

Werd de kwaliteit wel beter?

In deze periode start de influx van psychologen en orthopedagogen. En hoewel zij de werkwijzen in de instellingen moderniseren, blijft de jeugdzorg een gesloten wereld. De verzuiling is ten einde, maar nu beroepen de professionals zich graag op hun professionele autonomie. In de jaren tachtig slaat ook in de jeugdzorg de bezuinigingswoede toe en groeien de wachtlijsten weer. Het decennium daarna wordt van de jeugdzorg een markt gemaakt. Kinderen worden ‘klanten’ die door casemanagers naar de juiste zorg worden begeleid. Instellingen worden zorgaanbieders. In deze tijd starten ook de provinciale bureaus jeugdzorg.

En toen ging de jeugdzorg naar gemeenten?

Eerst maakt de Wet op de Jeugdzorg (2005) de provincies de spil. Er moet een centrale en herkenbare toegang komen via de bureaus jeugdzorg, waar ook andere instellingen in opgaan. Ook wordt de gezinscoach geïntroduceerd die in gezinnen met veel hulpverleners de zorg afstemt. Uit een evaluatie blijkt een paar jaar later dat de wet de ambities niet waarmaakt. Er zijn nog te veel financiële schotten en te weinig prikkels om samen te werken. Enter de gemeenten; zij kunnen integraal werken. En ja, sindsdien worstelen gemeenten met een enorme groei van de vraag naar jeugdzorg en een nog grotere groei van de kosten.

Moeten we het toch weer compleet anders organiseren?

Sommige mensen dromen over regionalisering of zelfs centralisering van de jeugdzorg. En er zijn gemeenten die hun bekostigingssystematiek willen aanpassen. Je vraagt je af of dat het verschil gaat maken. Dan gaat daar weer alle energie in zitten: nieuwe organisaties, nieuwe ict-systemen, nieuwe werkwijzen en opgebouwde kennis die verloren gaat. En na een aantal jaren komen we er opnieuw achter dat dit het ook niet was. Ziet er leuk uit op papier, zo’n systeemwijziging, maar in de praktijk blijkt het altijd ingewikkelder. Beter is om in kleine stapjes bij te slijpen wat niet goed gaat. Je moet de jeugdzorg niet van behandelaar naar behandelaar blijven slepen. Laat gemeenten nu rust, reinheid en regelmaat bieden.