Toch staan nog steeds ruim vier op de tien vrouwen tussen de 20 en 65 jaar financieel niet op eigen benen. Zij zijn voor hun onderhoud óf afhankelijk van hun levenspartner óf van de bijstand. Met de toename van het aantal scheidingen schuift een deel van de eerste groep ook nog eens door naar de tweede: 56 procent van de bijstandsgerechtigden is vrouw.
De Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zich gebogen over dit fenomeen. Vrouwen met een bijstandsuitkering zoeken minder actief naar werk dan mannen, bleek in 2016 uit onderzoek van de inspectie. Ook grijpen ze minder snel de kans op een baan aan. Vooral onregelmatige werktijden en een lange reistijd zien ze als grote struikelblokken. Het bleek ook dat vrouwen minder druk vanuit hun eigen omgeving voelen om te solliciteren én dat ze minder re-integratiesteun vanuit de gemeente zouden krijgen. Het onderzoek was gebaseerd op een uitgebreide enquête onder een representatieve groep van 5.300 bijstandsgerechtigden.
Passieve houding
Slechts 8 procent van de vrouwen in de bijstand is het in 2015 gelukt deze succesvol de rug toe te keren, becijferde de inspectie. Dat is dus fors lager dan het eveneens geringe uitstroompercentage van 11 procent bij de mannen. Of de hierboven genoemde factoren ook de echte boosdoeners zijn voor die lage uitstroom, heeft de overheidsdienst vorig jaar in nieuw – nog niet gepubliceerd – onderzoek onder de loep genomen. “We hebben gekeken wie van de respondenten uit de eerste enquête een jaar later aan het werk waren en wie niet”, legt onderzoeker Justine Ruitenberg uit. “Zo konden we de verschillen verklaren.”
Het positieve nieuws: sekse an sich speelt geen rol bij de uitstroom. Met andere woorden: waar ouderen direct hinder ondervinden van hun leeftijd bij solliciaties en allochtonen van hun herkomst, lijkt daar bij vrouwen geen sprake van te zijn. Ruitenberg: “Wel zien we dat hun eigen beperkte zoekgedrag en bereidheid een baan te accepteren een negatieve invloed hebben op de uitstroom.” Die passieve houding van vrouwen komt ook voort uit de lage verwachtingen vanuit hun sociale omgeving. Vrouwen geven aan weinig te worden gestimuleerd door familie en vrienden om aan de slag te gaan. Daarnaast ervaren ze minder steun van de gemeente dan mannen, waardoor ze nog meer geneigd zijn achterover te leunen. Er lijkt dus een heus domino-effect op te treden. Maar alle sombere constateringen ten spijt, gemeenten kunnen hier ook een belangrijke opsteker uit halen. “Voor veel vrouwen in de bijstand is echt verandering mogelijk”, zegt Ruitenberg.
Overerving
Vrouwen in de bijstand zijn veelal laagopgeleid en alleenstaand. Ruim de helft is van allochtone afkomst en de meerderheid heeft kinderen. Bijna een op de vier vrijgezelle moeders in Nederland leeft van de bijstand, blijkt uit de emancipatiemonitor van het Centraal Planbureau.
Vaak speelt sociale overerving daarbij een rol, zegt Ruitenberg, die aan de Universiteit van Amsterdam is gepromoveerd op het arbeidsmarktgedrag van Nederlandse moeders. “De bewuste en onbewuste overtuigingen die vrouwen vanuit hun ouderlijk huis meekrijgen, hebben een grote invloed op hun latere loopbaan. Als je moeder altijd heeft gewerkt en als boodschap meegaf om later vooral op eigen benen te staan, is de kans groot dat je zelf na het krijgen van kinderen ook blijft werken. Maar als je een thuisblijfmoeder had en je ouders je weinig hielpen bij de juiste keuze voor een opleiding of beroep, vind je later zorgtaken waarschijnlijk ook belangrijker dan werk.”
Thuisfront
Ouderwetse opvattingen van het thuisfront werken generaties lang door, zegt ook Tanja van der Lippe, hoogleraar sociologie aan de Universiteit Utrecht. “Of je als meisje of jongen wordt geboren, maakt meteen veel uit, leer ik mijn studenten. Je ouders hebben bepaalde ideeën over hoe je je moet gedragen en voeden je daarmee op. In de loop van de tijd internaliseer je die ideeën tot je eigen opvattingen. Bij laagopgeleide families wordt vaak nog traditioneel gedacht over de taakverdeling tussen mannen en vrouwen. De dochters dénken later misschien wel dat ze zelf niet willen werken, maar eigenlijk is die houding ze gewoon aangeleerd.”
Het verbaast Van der Lippe dan ook niet dat vrouwen in de bijstand minder actief zoeken naar werk en meer belemmeringen zien dan mannen. “Na hun scheiding blijkt bijvoorbeeld dat ze minder goed hebben geleerd zich te verhouden tot de arbeidsmarkt. Ze krijgen niet altijd hulp uit hun omgeving, kennen de wegen niet naar een betaalde baan en voelen zich machteloos. Ze zien daardoor geen mogelijkheid om uit die bijstand te komen.”
In alle lagen van de bevolking zitten de traditionele rolpatronen nog steeds behoorlijk ingesleten. Het overgrote aantal vrouwen in Nederland werkt in deeltijd. Sterker: in heel Europa werken Nederlandse vrouwen het minst aantal uren, bleek begin dit jaar uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ook net afgestudeerde vrouwen kiezen vaak meteen voor een verkorte werkweek, met als gevolg dat bij de jongste werkgeneratie het verschil in economische zelfstandigheid al onmiddellijk optreedt. Met initiatieven als cultuurcampagnes, oprekking van vaderschapsverlof en kwaliteitsverbetering van de kinderopvang probeert de overheid sinds een aantal jaar de werk- en zorgtaken tussen mannen en vrouwen evenrediger te verdelen. In hoogopgeleide kringen beginnen die pogingen wel wat vruchten af te werpen, maar nog steeds dragen vrouwen maar voor een derde bij aan het bruto binnenlands product, staat in een recent verschenen rapport van adviesbureau McKinsey. Ook de ongelijkheid in salaris en bezetting van hoge posities zijn daar debet aan.
Kleine stapjes
Cultuurverandering gaat heel langzaam, zegt professor Van der Lippe. Ze ziet er daarom weinig heil in als de overheid enkel de vastgeroeste traditionele taakverdeling bij laagopgeleide bijstandsmoeders probeert te doorbreken om hen aan het werk te krijgen. “Je bereikt meer als sociale dienst door hen te helpen kleine stapjes te zetten naar de arbeidsmarkt.” De afstand is vaak te groot voor ze om daar in één keer te komen, zegt ze. “Je kunt beter, samen met andere partijen zoals de kinderopvang, een strategie uitstippelen. Bied ze ook eerst scholing aan en laat ze in groepjes ervaringen uitwisselen en van elkaar leren. Zo bouwen ze ook een beter sociaal netwerk op.” Op dit moment ervaren veel bijstandsvrouwen minder ondersteuning vanuit de sociale diensten dan mannen, zegt onderzoeker Ruitenberg. “Ze zeggen dat ze minder vaak worden uitgenodigd voor gesprekken en minder re-integratievoorzieningen krijgen aangeboden.” De inspectie heeft deze bevindingen nog niet getoetst bij de gemeenten zelf. Maar feit is dat alleenstaande ouders van jonge kinderen – en dat zijn vaak vrouwen – vaker worden vrijgesteld van hun sollicitatieplicht. Ruitenberg: “Op de lange termijn werken die ontheffingen in het nadeel van vrouwen, want hoe langer ze in de bijstand zitten, hoe kleiner de kans op werk.”
Eigenlijk zouden sociale diensten bij de begeleiding van vrouwen juist ‘alerter’ moeten zijn en ze een ‘extra duwtje’ moeten geven, zegt ze. Die steun heeft namelijk een direct positief gevolg voor hun eigen zoekgedrag en verlaagt de drempels om een baan te accepteren. Ook hulp bij het inschakelen van kinderopvang kan daaraan bijdragen. “We weten uit onderzoek dat veel laagopgeleide vrouwen een negatief beeld hebben van kinderopvang. Ze willen het liefst zoveel mogelijk zelf voor hun kinderen zorgen. Met motiverende gespreksvoering kun je proberen die angst te overwinnen.”
Buiten de boot
Een kleine steekproefsgewijze rondgang langs gemeenten toont aan dat de passievere houding van vrouwen in de bijstand daar nog niet goed op het netvlies staat. Terwijl statushouders, 45-plussers of jongeren in de bijstand vaak extra aandacht krijgen, lijken vrouwen als groep nog buiten de boot te vallen. Wel staat het verlagen van de drempel naar kinderopvang hier en daar op de agenda. Zo heeft ook de gemeente Utrecht ontdekt dat veel vrouwen zelf de weg daarnaartoe vaak niet weten te vinden. “We merkten dat ze het moeilijk vinden om dit te regelen en dat hen dat belemmert bij de gang naar de arbeidsmarkt”, zegt directeur Werk en Inkomen Bas Stam. Hij heeft een extra team ingesteld dat sinds een tijdje vrouwen helpt bij regelen van opvang. Maar andere signalen dat vrouwen minder actief zoeken naar werk, zegt hij niet te hebben ontvangen.
In het Limburgse Gennep is wel het beeld herkenbaar dat zorgtaken vrouwen in de weg staan bij het zoeken naar werk. “Wij stimuleren ze daarom zoveel mogelijk deeltijdwerk te doen”, zegt Eric de Maeyer, beleidsmedewerker Participatiewet. Maar of ze daarmee uiteindelijk ook daadwerkelijk uitstromen, kan hij niet staven. Wel heeft de gemeente een apart programma ingesteld voor vrouwelijke statushouders om ze te helpen hun ambities en kansen op werk te verkennen. “Bij hen is de afstand tot de Nederlandse samenleving vaak heel groot.”
De gemeente Almere richt zich bij de speciale re-integratieprojecten behalve op de groep ouderen nog op jongeren tot 27 jaar zonder startkwalificaties. “Daar zitten ook veel jonge moeders bij die we proberen naar het onderwijs te krijgen”, zegt Michiel van Essen, senior adviseur Sociaal Domein. Velen van hen vertonen gebrek aan motivatie en discipline, hoort hij van de klantmanagers. “Ze komen niet opdagen bij gesprekken of trainingen en gebruiken het ontbreken van kinderopvang vaak als smoes, althans zo lijkt het.” Overerving van armoede speelt bij hen vaak een rol, is de indruk van Van Essen. “Hun ouders waren ook vaak afhankelijk van de bijstand en leidden geen stabiel leven. Hun sociale netwerk haalt ze eerder verder naar beneden dan dat ze er wat aan hebben.” De gemeente onderzoekt nu of deze beelden kloppen en welke aanpak hen kan helpen. En ja, zegt hij desgevraagd, motiverende gesprekken en ervaringsuitwisseling in groepjes zouden daar zomaar onderdeel van kunnen zijn. “Dat vind ik wel een interessante denkrichting.”