Dat scanderen tientallen actievoerende jongeren terwijl ze onaangekondigd de vergaderzaal binnenmarcheren van de Sociaal-Economische Raad (SER), waar werkgevers en werknemers in overleg zitten. Yasmin Ait Abderrahman, voorzitter van FNV Young & United, neemt het woord en betoogt onomwonden dat praten over brede welvaart en jongerenparticipatie zinloos is als jongeren niet eens kunnen rondkomen. Na afloop overhandigt ze de voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW een trofee in de vorm van een drol met de boodschap ‘Jeugdloon is schijtloon’.
Het was Ait Abderrahmans laatste SER-vergadering, in juni van dit jaar. Haar voorzitterstermijn bij de jongerentak van de vakbond liep af. Al twee jaar voerde ze verbeten strijd voor de afschaffing van het jeugdloon voor volwassen medewerkers. Tot dan toe zonder het gewenste resultaat. ‘Soms moet je op andere middelen overgaan’, vertelt ze vanuit haar studio in Utrecht. Het tekent haar bevlogenheid en lef. Ogenschijnlijk onvermoeibaar maakt ze zich al jaren hard voor een betere sociaaleconomische positie van jongeren.
Misverstand
Yasmin Ait Abderrahman (24) is student sociologie en werkt daarnaast. Of misschien kun je de volgorde beter omkeren: ze werkt en is daarnaast student. Haar lijst met werkzaamheden is indrukwekkend lang. Als voorzitter van FNV Young & United schoof ze aan bij tal van overleggen over de sociaaleconomische positie van jongeren, onder andere bij de SER. Als lid van de Denktank Nederland 2040 schrijft ze mee aan een toekomstbeeld voor Nederland. Ze is presentator en dagvoorzitter op bijeenkomsten van allerlei organisaties. Toch zit ze niet alleen in vergaderzalen tussen bestuurders en beleidsmakers. Oktober vorig jaar stond ze samen met jongeren op het Malieveld om te demonstreren tegen de renteverhoging op studieschulden. En ondertussen is ze dus ook ‘gewoon’ student aan de Vrije Universiteit. Dit jaar hoopt ze haar master af te ronden.
Ait Abderrahman spreekt kalm en beheerst, tegelijkertijd is haar vastberadenheid voelbaar. In reactie op een kritische vraag of de ‘pechgeneratie’ wel zoveel pech heeft – voor jongeren liggen de banen nu immers voor het oprapen – gaan het tempo en volume van haar stem omhoog. In overtuigende volzinnen werkt ze het misverstand uit de wereld dat het allemaal wel meevalt. ‘Ik hoor heel vaak het argument dat er voor deze generatie toch genoeg werk is. Of dat het tijdens de hoge jeugdwerkloosheid van de jaren tachtig veel erger was. Die was er zeker, dat ontken ik ook niet. En ja, de arbeidsmarkt is krap, de banen liggen nu voor het oprapen. Maar mensen vergeten vaak dat de arbeidsmarkt buitengewoon flexibel is.’
Yasmin Ait Abderrahman
Yasmin Ait Abderrahman (25) is geboren in Harderwijk. Na de havo volgde ze de lerarenopleiding Nederlands aan de Hogeschool Utrecht en stond ze korte tijd voor de klas in het voortgezet onderwijs en op het mbo. Nu studeert ze sociologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast werkt ze als dagvoorzitter en spreker en is ze lid van de Denktank Nederland 2040. Tot afgelopen juli was ze voorzitter van FNV Young & United.
Jongeren wíllen die flexibiliteit toch ook?
‘Dat klopt. Maar dat gaat over zogenoemde interne flexibiliteit. Sorry, nu wordt het even een technisch verhaal. Jongeren willen kunnen meepraten over hun inzetbaarheid; dat ze bijvoorbeeld in de zomervakantie meer werken en tijdens tentamenweken minder. Dat noemen we ‘interne flexibiliteit’ en gaat eigenlijk gewoon over goed werkgeverschap. Maar ‘externe flexibiliteit’, zoals flexcontracten, ondermijnt hun bestaanszekerheid. Jongeren zijn oververtegenwoordigd in flexibele arbeidscontracten, terwijl ze juist graag een vast dienstverband willen. Het is echt een werkgeversframe om te zeggen dat jongeren flexibel willen zijn en daarom een flexcontract krijgen. Het is gewoon een excuus om hun geen inkomenszekerheid te geven. Begrijp me goed, we zijn niet zielig, maar deze generatie krijgt het voor het eerst echt minder dan de generaties voor ons.’
Je gaat nu harder praten, en feller. Maak je je hier boos over?
‘Niet boos, maar ik ben wel echt gepassioneerd over de positie van jongeren en kwetsbaren. Het is overigens van alle tijden dat de ene generatie de volgende lui vindt of bevoorrecht of wat dan ook. Ik wil de generaties ook helemaal niet tegenover elkaar zetten, want we hebben elkaar juist hard nodig. Wel is het belangrijk om de feiten op tafel te hebben. In die zin kan de vertegenwoordiging van jongeren nog wel een stuk beter. Het is belangrijk dat het eerlijke verhaal wordt verteld. Want als er een beeld heerst dat jongeren flierefluitend door het leven gaan en in de watten worden gelegd, worden niet de juiste politieke keuzes gemaakt.’
Wat kan er beter aan jongerenparticipatie?
‘Bij ministeries en overheidsinstanties krijgen jongeren steeds vaker een plek aan (beleids)tafels. Hun stem wordt belangrijk gevonden, maar als het aankomt op besluiten over waar het geld naartoe gaat, dan wordt het plotseling ingewikkeld. Als het gaat om keuzes die voor jongeren echt het verschil maken – zoals afschaffing van het minimumjeugdloon voor volwassenen –, dan deinzen werkgevers ineens terug. Jongerenparticipatie is dus niet heilig. Het is stap één. Stap twee is namelijk dat beleidsmakers ook echt wat doen met die input van jongeren. Helaas zie ik dat niet altijd gebeuren.’
Bij de SER was jíj die stem aan tafel. Wat heb je daar bereikt?
‘Ik vond het sowieso eervol om daar aan tafel te zitten. Het is belangrijk dat in het hart van de polder de stem van jongeren wordt vertegenwoordigd, want op sociaaleconomisch vlak is veel werk te verzetten. Overigens was ik de enige structurele jongerenzetel in de raad. Desondanks hebben onze adviezen op veel terreinen effect gehad. De afschaffing van het leenstelsel, bijvoorbeeld, hebben we aangejaagd. Of neem onze verkenning over hoe jongeren mijlpalen uitstellen. Jongeren blijven langer thuis wonen, werken steeds vaker en langer op tijdelijke contracten en kopen daardoor later een eerste huis, krijgen later kinderen: alles in afwachting van een vast inkomen. Daarmee hebben we echt iets betekend in de beeldvorming over hoe het leven van jongeren er nu uitziet. Bij andere onderwerpen was het soms ingewikkelder. Zo bleek afschaffing van het minimumjeugdloon een heikel punt.’
Systematisch vergeten
Of het nu gaat om coronasteun, energietoeslag of studieschulden: jongeren worden volgens Ait Abderrahman systematisch vergeten en uitgesloten van regelingen. Met dat inzicht belandde ze als 21-jarige bij de vakbond. Het was 2021 – midden in de coronacrisis – en ze stond als docent Nederlands voor de klas op het mbo. Om haar heen zag ze jongeren met een zogenoemde ‘schijn-zzp-constructie’ hun inkomen verliezen. Schijnzelfstandigen lijken zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers), maar zijn dit niet volgens de Belastingdienst.
Voor werkgevers, midden- en kleinbedrijf en zelfstandigen bestonden er verschillende financiële steunmaatregelingen, maar deze groep – veelal jongeren en studenten – viel buiten de boot. Ait Abderrahman sloot zich aan bij de vakbond en ging mee met de onderhandelingen hierover. Snel daarna werd ze gevraagd voor het bestuur. Een jaar later koos de sectorraad haar tot voorzitter. Met FNV Young & United voerde Ait Abderrahman twee jaar lang actie voor afschaffing van het jeugdloon vanaf 18 jaar.
Het wettelijk minimumjeugdloon stamt uit 1974 en gold aanvankelijk voor volwassenen tot en met 23 jaar. In 2019 is die leeftijd – mede door campagne van FNV Young & United – teruggebracht naar 21 jaar. Maar volgens de vakbond wordt het tijd dat alle volwassenen, dus vanaf 18 jaar, een volwassen loon krijgen. Het verschil in loon is groot: een 21-jarige verdient 13,27 euro per uur, diens 18-jarige collega die hetzelfde werk verricht krijgt daar slechts de helft van: 6,64 euro per uur. ‘Er zijn jongvolwassenen die als vrachtwagenchauffeur werken voor 6 euro per uur. Daar kan niemand van leven.’
‘Sinds het begin van mijn termijn lag er een motie van de Tweede Kamer voor een verkenning naar afschaffing van het minimumjeugdloon, maar werkgeversorganisaties hebben dat steeds tegengehouden. Daarom hebben we in juni de raadsvergadering verstoord. Begrijp me goed, ik geloof in samen aan tafel gaan, eerst polderen. Maar als het dan niet lukt, moet je op een andere manier je punt maken. Die verantwoordelijkheid voel ik sterk: op momenten dat het ertoe doet, moet je een statement durven maken. Ik heb er overigens alle vertrouwen in dat mijn opvolger bij de FNV de afschaffing mee gaat realiseren. Er zijn gewoon geen argumenten om het in stand te houden.’
Is dat vertrouwen wel terecht? De nieuwe coalitie lijkt niet veel op te hebben met jongeren.
‘Dat klopt. Jongeren worden in het hoofdlijnenakkoord amper genoemd. Ook wordt er weinig gedaan voor mensen op of onder de armoedegrens. Er staat niets in over verhoging van het minimumloon of afschaffing van het minimumjeugdloon voor volwassenen. Ook wordt er niets gedaan aan de inkomenspositie van jongeren. Ze staan duidelijk niet hoog op het prioriteitenlijstje van de nieuwe regering. Dat stemt zorgelijk.’
Is er nog hoop? Moeten jongeren misschien meer van zich laten horen?
‘Je kunt deze verkeerde politieke keuzes niet bij de jongeren zelf neerleggen. Zij laten op tal van manieren van zich horen. De politiek is afgelopen jaren gewoon tekortgeschoten in het vertegenwoordigen van mensen met een lage sociaaleconomische positie en jongeren. De verrechtsing en verharding die we nu zien, vragen om een inhoudelijk sterk tegengeluid en een langetermijnvisie. Grote kwesties als de woningmarkt en bestaanszekerheid los je niet in vier jaar op, die vergen een lange adem.’
Onzekerheden
Ait Abderrahman vertelt hoe het leven van jongeren nu, meer dan voorheen, is omgeven door onzekerheden. Jongeren gaan later het huis uit en hebben hoge woonlasten omdat ze oververtegenwoordigd zijn in de particuliere sector. De woonquote – het percentage van je besteedbaar inkomen dat je aan wonen kwijt bent – is bij sommige jongeren bijna 50 procent. Dat is ver boven de norm. Gemiddeld geven Nederlanders nog geen kwart van hun inkomen uit aan wonen. Ook hebben jongeren niet de zekerheid van een vast inkomen op lange termijn door flexibele arbeidscontracten. En behalve dat ze vaak voor lage jeugdlonen werken, kampen velen ook met hoge studieschulden. Tot overmaat van ramp hangt hen nu ook nog een langstudeerboete boven het hoofd. ‘Het is vooral die opeenstapeling die zorgt voor financiële stress en onzekerheid en die maakt dat jongeren zich vergeten voelen. Het wordt steeds moeilijker om op eigen benen te gaan staan.’
Jij bent zelf een van hen. Ervaar je deze problemen zelf ook?
Aarzelend: ‘Hmm, misschien deels. Ik heb geen studieschuld van 60.000 euro. Ook omdat ik tot mijn 22ste thuis heb gewoond. Ik heb best veel geluk gehad, of ik prijs mezelf in ieder geval gelukkig. Mijn leven is echt niet perfect en ik moet er hard voor werken, maar ik voel me geprivilegieerd dat ik bestuurslid van de FNV en raadslid van de SER mocht worden om daar de stem van jongeren te vertegenwoordigen. Dat zijn overigens ook deels betaalde functies.’
Wat kunnen gemeenten doen om de positie van jongeren te verbeteren?
‘Om te beginnen moeten ze ervan doordrongen zijn dat jongeren onder druk staan. Verder zie ik dat steeds meer gemeenten de stem van jongeren serieus nemen. Sommige werken met een jongerenraad, zoals Apeldoorn en Rotterdam, andere met jongerenconsultants. Maar zoals ik eerder zei: jongeren aan tafel is stap één. Ook op lokaal niveau moeten we ervoor waken dat ze er niet voor de bühne bijzitten. Hun input moet wel leiden tot beter beleid.
Verder zijn het vooral ‘systematische weeffouten’, bijvoorbeeld in de sociale zekerheid en het belastingstelsel, die maken dat ook gemeenten tegen grenzen aanlopen. Zolang die niet hersteld zijn, moeten ze misschien vaker hun eigen koers varen en bijvoorbeeld zeggen: in onze gemeente keren we geen jeugdloon uit aan jongeren boven de 18. Een ander voorbeeld: na de coronacrisis was er een landelijke regel die mensen recht gaf op een eenmalige energietoeslag. Jongeren waren daarvan uitgezonderd. Belachelijk, zij hadden die toeslag juist hard nodig. Ook toen hadden meer gemeenten ervoor kunnen kiezen de uitzondering niet toe te passen.’
Waar komt jouw rechtvaardigheids- en verantwoordelijkheidsgevoel vandaan? Heb je dat van huis uit meegekregen?
‘Als kind was ik al geïnteresseerd in politiek. In groep zeven hield ik een spreekbeurt over toenmalig premier Jan Peter Balkenende. Al vroeg realiseerde ik me dat politiek niet ver van ons afstaat. De keuzes die in die Haagse torens worden gemaakt, hebben impact op alles en iedereen. Het is te belangrijk om je er niet mee te bemoeien.’
Je bent nu ook dagvoorzitter en presentator. Kom je ook als Shell je belt?
‘Haha. Dat is afhankelijk van de opdracht, maar mijn reflex is ‘nee’. Ik doe opdrachten voor allerlei organisaties. Vorig jaar stond ik op de Dam en het Museumplein om de grootste Klimaatmars ooit te presenteren. Maar ik kom ook in kleinere zaaltjes voor adviesraden of overheidsinstanties. Ik vind het fijn om mensen nieuwe inzichten aan te reiken. Als dagvoorzitter bied je anderen het podium om hun verhalen en ideeën te delen. Dat kan alleen als mensen zich gezien voelen en tot hun recht komen.’
Was je vroeger al een podiumbeest?
‘Niet per se. Maar ik vond bijvoorbeeld spreekbeurten houden niet vervelend. Veel pubers hebben daar natuurlijk een hekel aan. Ik heb trouwens wel ooit meegedaan aan een Jeugdjournaal-presentatiewedstrijd, maar die heb ik helaas niet gewonnen.’
Wat wordt je volgende stap? Toch nog het Jeugdjournaal? Of lonkt de politiek?
‘Ik heb nog geen idee. Eerst wil ik mijn studie afronden. Over een baan in de politiek heb ik mijn twijfels. Van dichtbij heb ik gezien dat het een harde wereld is. Je krijgt veel bagger over je heen. Het is topsport, maar dan onbeschermd. Armoede, toenemende ongelijkheid, vergrijzing, polarisatie, geopolitieke veranderingen: er is veel waarover ik me zorgen maak. Als ik aan de knoppen zat? Dan zou ik – dat zal je niet verrassen – beginnen met het minimumloon te verhogen en het minimumjeugdloon af te schaffen. Dat raakt mensen namelijk direct, in de kern van hun bestaanszekerheid. Daarnaast moeten we vooral op een andere manier gaan denken: minder polariserend, meer verbindend. We hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om dit land beter achter te laten dan we het aantroffen.’