“Kijk, dit gerecht heb ik gemaakt. En dit dessert, met eetbare bloemen.”

Esmee (34) laat me op haar telefoon foto’s zien van mooi opgemaakte borden. Als tiener kookte ze al, thuis, als ze zich rot voelde. Ze kan nog steeds niet geloven dat ze van haar hobby haar werk gemaakt heeft. Vier dagen per week staat ze in de keuken, de vijfde dag heeft ze les bij The Colour Kitchen in Utrecht. Dat is een maatschappelijke onderneming waar mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in een jaar tijd het horecavak leren om daarna uit te stromen naar een reguliere baan. Het programma is pittig, maar over een paar maanden heeft ze haar mbo-diploma op zak.

Esmee komt van ver. Ze heeft een tijd vastgezeten, werd detentie ongeschikt verklaard en zat de rest van haar straf uit in een kliniek. Veel woorden maakt ze liever niet vuil aan haar verleden. Ze werkt nu aan haar schulden, ziet een psycholoog en heeft contact met jeugdzorg over haar kinderen. “Ik durf weer vooruit te kijken.”

Dat is ook de benadering van haar jobcoach Tine de Vries van Exodus, een van de grootste organisaties die ex-gedetineerden helpt de draad weer op te pakken. De Vries begeleidt ex-gedetineerden in Utrecht, een voorbeeldgemeente volgens Exodus Nederland – zoals wel vaker in het sociaal domein, is het verschil tussen gemeenten erg groot.

Nieuwe kans

De gedetineerden die in de gevangenis al kunnen kiezen voor begeleid wonen of ambulante begeleiding van Exodus, krijgen hulp van jobcoaches bij hun eerste stappen in de buitenwereld. De Vries: “Eerst zorg ik ervoor dat iemand weer in het systeem komt. Adres, uitkering, bankrekening. Voor de gemeente Utrecht verzorgen wij de trajecten rond activering, betaald werk en scholing. Ik heb nauw contact met onze contactpersoon bij de gemeente.”

Eenmaal terug in het systeem moeten de nieuwe cliënten van De Vries zo snel mogelijk aan de slag. Rondlummelen is er niet bij. Vaak wordt vrijwilligerswerk als opstapje naar regulier werk ingezet; om weer structuur aan te brengen in de dag, om weer onder de mensen te komen, die geen weet hebben van hun verleden. De Vries: “We hebben het economisch tij nu enorm mee. Vroeger moest ik echt leuren met onze mensen, nu staan werkgevers in de rij.” Ook ziet ze dat het eenvoudiger wordt voor ex-gedetineerden om een Verklaring Omtrent het Gedrag te krijgen – voorheen vaak een probleem bij hun re-integratie. “Er is meer maatwerk bij justitie en er wordt meer gekeken naar het werk in relatie tot het strafblad van de aanvrager.” Een baan in de beveiliging zit er voor de meesten niet in, maar sectoren als de logistiek en de bouw bieden mogelijkheden. Een positieve verandering, vindt de jobcoach. Ze kent de verhalen van ‘haar’ mensen en weet hoe snel een leven kan instorten. “Het kan ons allemaal gebeuren. Een scheiding, baanverlies, schulden die zich opstapelen; een verkeerde beslissing is dan snel genomen. Uit onderzoek weten we steeds meer over wat stress met de hersenen doet en hoe dit rationele keuzes in de weg staat.” Iedereen verdient een nieuwe kans, wil De Vries maar zeggen – je zou iedereen zo’n begeleider toewensen.

Andere prioriteiten

Casper te Walvaart, participatiecoach dak- en thuislozen bij de gemeente Utrecht, is de vaste contactpersoon voor Exodus en heeft wekelijks contact met jobcoach De Vries. “Korte lijntjes, elkaar vertrouwen. Daar komt onze aanpak op neer. De jobcoaches van Exodus zitten er echt bovenop en de uitstroom naar werk is hoog.” Een andere succesfactor is dat elke ex-gedetineerde die bij Exodus komt, meteen wordt aangemeld bij Stadsgeldbeheer, waar een begeleider de financiën op een rijtje zet en de schulden probeert terug te dringen. “Zo proberen we erger te voorkomen.”

Schulden blijken keer op keer een van de grootste obstakels voor de re-integratie van ex-gedetineerden. Ze zijn niet eenvoudig op te lossen en de verleiding om op een andere manier aan geld te komen, ligt dan op de loer. Directeur Dick van Maanen van stichting Stadsring51 weet hoe complex de problematiek is. Deze stichting, die gratis schuldhulp biedt aan inwoners van Amersfoort en Leusden, startte drie jaar geleden samen met de gemeente Amersfoort en de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein de pilot ‘Hulp die werkt’: een nieuwe vorm van schuldhulpverlening aan gedetineerden.

De schulphulpverleners begonnen al in de gevangenis met de begeleiding van gedetineerden, om zo de vicieuze cirkel – schulden, geen woning, geen werk – te doorbreken en recidive te voorkomen. “Maar het bleek erg lastig om ex-gedetineerden aan ons te binden. In detentie was er nog wel animo, maar eenmaal buiten waren er toch andere prioriteiten. Dat een aantal van hen geen vaste woon- of verblijfplaats had, maakte het erg complex. Slechts dertien van de dertig kandidaten die we hadden uitgenodigd, bezochten ons intakegesprek. Uiteindelijk bespraken we met zes (ex-)gedetineerden de aanpak voor de oplossing van hun schulden, van wie er slechts één het leertraject succesvol heeft afgerond.” Drie jaar in de schuldsanering en op een houtje bijten is nu eenmaal voor veel mensen – ex-gedetineerd of niet – erg lang, stelt Van Maanen. Vanwege de teleurstellende resultaten is de pilot niet voortgezet.

De hobbels

De helft van de ex-gedetineerden wordt – ondanks alle inspanningen rondom hun re-integratie – niet bereikt, waarschuwde de Raad van de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) eind vorig jaar in een brief aan Klaas Dijkhoff, destijds staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het gaat met name om de kortgestraften: mensen die een straf van minder dan vier weken uitzitten. Screening en het opstellen van een re-integratieplan blijft voor hen vaak achterwege. Met alle gevolgen van dien. Onderzoekers van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum concluderen namelijk dat kortgestraften na detentie tegen dezelfde problemen aanlopen als de langer gestraften. Denk aan problemen op het gebied van wonen, zorg, sociale contacten, werk en inkomen. Een ander knelpunt is volgens de RSJ de informatie-uitwisseling tussen gemeenten en de PI’S, waarvoor een wettelijke basis ontbreekt. Gegevens over het begin en einde van de detentie – nodig om een uitkering aan te vragen, huisvesting te regelen en hulp bij schulden te krijgen – worden vaak niet gedeeld. Voormalig minister Blok zegde vorig jaar toe te onderzoeken of er meer maatwerk mogelijk is in het re-integratietraject. Ook werkt het ministerie aan een wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, zodat gegevens over het begin en einde van detentie aan de gemeente kunnen worden verstrekt. De RSJ wees de voorgestelde wijziging dit voorjaar overigens af. Ex-gedetineerden hebben volgens de Raad recht op privacy en moeten toestemming geven voor deze informatie-uitwisseling.

‘De nazorg staat of valt met de motivatie van de ex-gedetineerden’

Goede nazorg

Hoewel de praktijk weerbarstig is, is Eric Bouwsma positief. De programmamanager In-Made/Ex-Made van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft de visie op re-integratie in de samenleving de afgelopen jaren zien veranderen. “We gingen in de PI van ‘bezigheidstherapie’ naar een professionele manier van werken. Dat betekende dat er hogere eisen aan de kwaliteit van de productie werden gesteld, wat de gedetineerden een betere voorbereiding gaf op het leven buiten.” Werkgevers komen in beweging, signaleert hij. “De economische meewind doet veel en steeds meer ondernemers pakken hun maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus op. Ik had pas nog een gesprek met een werkgever in de bouw die laconiek opmerkte: ‘Ach, ik ben de enige hier zonder strafblad.’ Daarbij beginnen gemeenten meer en meer in te zien dat investeren in goede nazorg zich op de lange termijn terugverdient, zeker in de grote steden. Maar het verschil tussen gemeenten is groot. We hebben 380 smaken.”

Een stap in de goede richting is volgens Bouwsma de samenwerking tussen de DJI en stichting MEE om ex-gedetineerden aan het werk te helpen. “Onbekend maakt onbemind, maar het zijn lang niet allemaal harde criminelen over wie we het hier hebben.” De jobcoaches van MEE begeleiden de cliënten op allerlei terreinen om de koudwatervrees bij werkgevers weg te nemen. Bouwsma: “Ze willen best een ex-gedetineerde aannemen, maar niet met alle sores eromheen.”

De pilot van de DJI en MEE, die nog duurt tot 1 april 2019, loopt in vier regio’s en PI’s (Veenhuizen, Dordrecht, Arnhem en Sittard/Roermond). Gedetineerden kunnen bij de In-Made Praktijkschool certificaten halen en worden vervolgens twee maanden voor hun detentie-ontslag in contact gebracht met MEE en de gemeente waar zij zich gaan vestigen; een belangrijk proefproject waaraan vele gemeenten deelnemen en dat medegefinancierd wordt met Europees geld. Een kanttekening van Bouwsma: “Het probleem blijft dat de kortgestraften – en dat is het overgrote deel van de gedetineerden – nauwelijks tijd hebben om in de PI’s te werken aan hun terugkeer, terwijl hun detentie wél lang genoeg is om hun leven buiten de cel helemaal af te breken.”

De nazorg staat of valt met de motivatie van de ex-gedetineerden, aldus jobcoach De Vries. Zij zijn immers zelf verantwoordelijk. Naast haar werk voor Exodus zorgt ze samen met Veiligheidshuis Utrecht voor de nazorg van ex-gedetineerden in de gemeente Utrecht. Ze zoekt hen in de PI’s op en vertelt over de mogelijke hulp. Iemand die niets wil, staat er na detentie alleen voor. “Dat is verdraaid lastig. Meer dan mijn telefoonnummer geven, kan ik dan niet doen.” Met de motivatie van Esmee, die vanavond weer in de keuken van The Colour Kitchen staat, is weinig mis. “Mijn collega’s vragen heel vaak aan mij wat ze moeten doen. Ik ben een van de besten hier. Dat heb ik nog nooit meegemaakt.”

De cijfers

Jaarlijks komen zo’n 35.000 mensen uit de gevangenis. Binnen twee jaar na vrijlating gaat 47 procent van hen opnieuw in de fout. Na een taakstraf of reclasseringstoezicht is dat 34 procent. 70 procent van de (ex-)gedetineerden kampt met schulden. De schulden nemen in detentie vaak toe.