“Eigenlijk was ik altijd al geïnteresseerd in sociale en maatschappelijke vraagstukken, ook toen ik nog als fysiotherapeut werkte.

Als ik een cliënt behandelde in mijn praktijkruimte, dan vroeg ik me af wat hun lichamelijke klacht verder te betekenen had. Hoe zat het met hun zelfredzaamheid, slaagden ze er in het dagelijkse leven in om met hun klacht om te gaan?”

Voormalig fysiotherapeut Odile Gralike werkt inmiddels ruim een jaar als Wmo-klantmanager bij de gemeente Hoeksche Waard. Na een verhuizing en fysieke malheur besloot ze de stap te wagen en haar loopbaan een andere wending te geven. Via een bondig opleidingstraject bij Wyzer, dat onder meer zij-instromers opleidt voor een baan in het sociaal domein, belandde ze bij de Zuid-Hollandse gemeente. “Ik had het veel eerder moeten doen”, zegt ze.

Levenservaring

De huidige krapte op de arbeidsmarkt speelt veel gemeenten parten. Terwijl de werkdruk toeneemt, is het vaak een behoorlijke toer om vacatures vervuld te krijgen, ook in het sociaal domein. Kunnen zij-instromers – van wie je mag veronderstellen dat ze een gemotiveerde overstap maken vanuit andere sectoren – dit probleem helpen oplossen?

“Ja, daar ben ik van overtuigd”, zegt Anitra Vink. Ze werkt als opleidingsadviseur bij adviesorganisatie Stimulansz, die net als Wyzer opleidingstrajecten verzorgt in het sociaal domein, onder meer voor zij-instromers. Veel zij-instromers volgen de opleiding Wmo-consulent of inburgeringsconsulent, vertelt ze. En zijn volgens haar geknipt voor het werk.

“Het zijn mensen met veel levenservaring en veel werkervaring. Daardoor zijn ze bij uitstek in staat om met inwoners – met ieder een eigen verhaal en geschiedenis – een gesprek aan te gaan en tot goede oplossingen te komen. Ik zou zeggen: gemeenten, zet je deuren open voor zij-instromers. Het is een heel waardevolle groep mensen.”

Maartje Leijten, manager sociaal werk bij Sociom, een welzijnsorganisatie in Land van Cuijk en West Maas en Waal, is het volmondig eens met Vink. Haar organisatie heeft inmiddels een aantal zij-instromers rondlopen, vooral in het opbouw- en jongerenwerk. Voor functies als maatschappelijk werker ligt het ingewikkelder. “Dat werk gaat meer om individuele gespreksvoering en daarvoor heb je ervaring nodig in methodisch handelen.”

Behalve naar opleiding kijkt Sociom sterk naar competenties en ervaring. Leijten: “We hebben net iemand aangenomen die bij een uitvaartorganisatie heeft gewerkt. Los van die achtergrond had ze twintig jaar ervaring in vrijwilligerswerk. Daar had ze besturen helpen opzetten en activiteiten georganiseerd. Die achtergrond past natuurlijk heel goed bij het brede welzijnswerk.”

Leijten wil overigens de indruk wegnemen dat een opleiding sociaal werk er niet toedoet. Professionals met diploma’s van die opleidingen blijven bij Sociom ook hard nodig. “Juist omdat die een sterker fundament hebben gelegd voor het methodisch onderbouwen van je activiteiten. Dat vinden zij-instromers lastiger, merk ik. Maar de nieuwkomers zijn sterk gemotiveerd om zich werkendeweg bij te scholen en daarmee ‘bewuster bekwaam’ te worden.”

‘Ik had het veel eerder moeten doen’
Sprank 2_2023-03-19_Liggend_Gemeenten zet je deuren open_Odile Granike
Odile Granike, klantmanager Wmo bij gemeente Hoeksche Waard

Odile Granike, klantmanager Wmo bij gemeente Hoeksche Waard

Geen spijt

Martine Nauta was 21 jaar als maatschappelijk werker en daarna als jeugd- en gezinscoach verbonden aan MEE Zuid-Limburg. Een decentralisatie, de steeds heftiger wordende problematiek van cliënten en de gevolgen van corona voor haar functie verminderden haar werkvreugde. En maakten dat ze een nieuwe uitdaging zocht. “Ik wist eigenlijk al snel dat ik bij een gemeente wilde werken. Ik had al affiniteit met beleid toen ik bij MEE werkte. Destijds heb ik in contact met beleidsmedewerkers Wmo en Jeugd van gemeenten al meegedacht over vraagstukken.”

De gewenste gemeentebaan kwam er; sinds november vorig jaar werkt Nauta als beleidsmedewerker jeugd bij de gemeente die ze zelf al in het vizier had: Sittard-Geleen. “Hun manier van werken sprak me het meeste aan. Bij een kleine gemeente werken wilde ik niet. En de geringe reistijd speelde ook mee.” De switch bevalt haar. “Ik heb nul spijt van mijn overstap.”

Juist de complementaire expertise van de zij-instromers kan volgens Leijten een waardevolle aanvulling zijn voor het team dat er al zit. Zo heeft de nieuwe collega die uit de uitvaartbranche komt, een studie commerciële economie gedaan. “Zij brengt daarmee een bepaalde zakelijkheid en ervaring met projectmatig werken met zich mee. Daarin is een aanzienlijk deel van de sociaal werkers minder goed onderlegd.”

Gralike merkt eveneens dat de expertise uit haar werkverleden als fysiotherapeut haar collega’s bij de gemeente van pas komt en door hen wordt gewaardeerd. “Als fysiotherapeut heb je veel inzicht in herstelprocessen en de duur ervan. Ik kan mijn collega’s bijvoorbeeld helpen om ervoor te zorgen dat ze burgers de juiste vragen stellen om tot een goede Wmo-indicatie te komen.”

Yvonne Winkel werkte als backoffice medewerker bij een uitvaartonderneming. Daarvoor was ze onder andere uitvaartverzorger en medewerker bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Doordat haar werkgever te maken kreeg met een overname, veranderde haar werklocatie. Het gevolg was dat de reistijd van haar woonplaats naar haar werkplek 2,5 uur werd. “Dat was me te veel.”

Op basis van het sociaal plan mocht ze een opleiding doen en dat werd die van Wmo-consulent. “Op de snelweg zag ik een busje rijden met een reclame over aangepaste stoelen en rolstoelen. Ik dacht toen: hé, ik wil graag bij de gemeente werken op de afdeling die zich met de Wmo bezighoudt. Ik wist al ongeveer wat dit inhield door mijn eerdere werk bij het CIZ.

'Ik breng een hoop kennis en levenservaring mee, waarom weeg je die nou niet mee?’

Op sleeptouw

De grote intrinsieke motivatie van zij-instromers om een loopbaanswitch te maken, de krapte op de arbeidsmarkt en de aanzienlijk werkdruk in het sociaal domein. Je zou veronderstellen dat elke gemeente zij-instromers met open armen ontvangt. Dat is niet zonder meer het geval, is de ervaring van Vink. Iets waarover ze zich verbaast. Bij de opleidingen van Stimulansz gaan de cursisten allereerst via een werkervaringsplaats aan de slag bij een gemeente. Maar het vinden van zo’n werkervaringsplek gaat niet zonder slag of stoot. Vink: “We horen bijvoorbeeld weleens dat de werkdruk te groot is om iemand op sleeptouw te nemen.”

Ze heeft de indruk dat gemeenten door die hoge caseloads eerder kiezen voor quick fixes. Dat ze mensen aannemen die je niet hoeft op te leiden. “Dat is volgens mij de reden dat traineeships als paddenstoelen uit de grond schieten. Daarbij worden vaak jonge pas afgestudeerden door een detacheerder opgeleid en tegen een laag tarief gedetacheerd. Het enige wat gemeenten dan hoeven doen, is de trainee wegwijs maken in het computersysteem.” Detacheringsbureaus staan er doorgaans niet voor open om wat oudere, ervaren zij-instromers op te leiden. “Die vinden ze te duur”, zegt Vink.

Winkel weet hoe lastig het is om als zij-instromer binnen te geraken bij een gemeente. Het is haar nog niet gelukt om een werkervaringsplaats te bemachtigen. Volgens haar zijn de gemeenten te veeleisend met de criteria waaraan je moet voldoen. Daardoor vist zij als ‘zij-instromer van buiten’ achter het net.

“Ze willen een utopie”, zegt ze als ze de functie-eisen opsomt die ze voor zich heeft liggen in een advertentietekst: een afgeronde hbo-opleiding in de richting van ergotherapie, orthopedagogiek, psychologie, fysiotherapie, gedragswetenschappen of vergelijkbaar. Je moet kennis en ervaring hebben met de Wmo en ervaring met de indicatiestelling op het gebied van wonen, rollend vervoer, begeleiding en/of huishoudelijke hulp. En last but not least: je moet gemeentelijke werkervaring hebben zodat je direct inzetbaar bent voor de gemeente. Winkel: “Deze eisen maken het heel lastig om ergens binnen te komen. Joh, ik ben 56 jaar en breng een hoop kennis en levenservaring mee. Waarom weeg je die nou niet mee?”

‘Op den duur worden we allemaal zij-instromer’

De Buitenboordmotor

Dat is de naam van de in 2017 gestarte denk- en doetank met veranderaars bij bedrijven, overheids- en onderwijsinstellingen, startups en opinieleiders. Wat hen bindt, is het streven naar een radicaal andere arbeidsmarkt. Een circulaire arbeidsmarkt waarin iedereen zich blijvend kan ontwikkelen en meerdere keren veilig een overstap kan maken naar een andere baan of sector.

“De mens weer centraal stellen”, zegt Buitenboordmotoradviseur Joris Gallé, waarmee hij een belangrijk element in de missie van De Buitenboordmotor benoemt. Volgens zijn collega Emma van Delden gaan we in het debat over het oplossen van personeelstekorten voorbij aan het ‘grote, ongekende talent’ dat ons land rijk is. “Bijvoorbeeld van degenen die we ‘mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’ noemen. Maar het is ons systeem, de wijze waarop we het hebben georganiseerd, dat ze op afstand heeft gezet.”

Het doel van de Buitenboordmotor is niet het oplossen van de tekorten. De organisatie ziet de nijpende personeelstekorten in allerlei domeinen wel als een uitgelezen kans om de wijze waarop de arbeidsmarkt nu is georganiseerd, ingrijpend te veranderen. Het omarmen van zij-instromers is daar een groot onderdeel van.

Gallé: “Werknemers die na 45 jaar trouwe dienst bij hun werkgever afzwaaien met een gouden horloge, zijn er bijna niet meer. De werkcycli in onze economie ontwikkelen zich razendsnel. In 2030 omvat 85 procent van de banen functies en rollen die nu nog niet bestaan. Dat gegeven maakt dat iedere werknemer een leven lang zal moeten blijven leren. Daarmee worden we eigenlijk allemaal zij-instromer.”

Van Delden zegt de aarzeling van organisaties te begrijpen om zij-instromers in te zetten, zelfs als de werkdruk heel groot is. “Dan wordt er vaak eerder voor kortetermijnoplossingen gekozen. En niet voor de inzet van nieuwkomers, die tijd en begeleiding nodig hebben.” Dat is zonde, want voor de langere termijn is die complementaire expertise van zij-instromers volgens haar juist een enorme pre.

Volgens Gallé zijn managers en bestuurders wel doordrongen van de meerwaarde van zij-instromers. Het zijn vaak de uitvoerenden op de werkvloer die terughoudend zijn. “Het is dus essentieel dat medewerkers die het operationeel moeten organiseren, goed gefaciliteerd en gecoacht worden. Daar ontbreekt het nog vaak aan. Een radicale vermenselijking van de arbeidsmarkt vraagt om samenwerking en is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. Inzet van iedereen is nodig.”

Zie ook: buitenboordmotor.nl.

Sprank 2_2023-03-19_Liggend_Gemeenten zet je deuren open_Martine Nauta
Martine Nauta, beleidsmedewerker Jeugd bij gemeente Sittard-Geleen

Martine Nauta, beleidsmedewerker Jeugd bij gemeente Sittard-Geleen

Senior-maatje

Leijten herkent de aarzeling om zij-instromers aan te nemen niet. “Misschien is het voor ons als welzijnsorganisatie ook anders, zijn we er beter op toegerust. We hebben vijftig stagiaires per jaar en werken met vierhonderd vrijwilligers, we zijn gewend aan een zekere mate van diversiteit in ervaring en achtergronden. Het aannemen van zij-instromers is dus voor ons waarschijnlijk gemakkelijker te organiseren dan voor gemeenten met de meer individueel werkende Wmo-consulenten en inburgeringsconsulenten. Dit neemt overigens niet weg dat we ons inwerkprogramma voor zij-instromers nog meer handen en voeten willen geven. Door bijvoorbeeld altijd een senior-maatje te koppelen aan een nieuwkomer.”

Gralike ziet de ‘enorme werkdruk’ om haar heen en zegt dat ze daardoor soms schroomt om collega’s aan hun jasje te trekken als ze iets niet weet. Maar het zijn juist de collega’s en haar leidinggevende die deze aarzeling wegnemen, voegt ze eraan toe. De bereidheid om te helpen is groot. “‘Wij zijn een lerende organisatie’, krijg ik vaak te horen. In het begin was ik bang om fouten te maken en dacht ik: ik leer het nooit. Maar de houding bij deze gemeente en bij mijn leidinggevenden is juist: kom ermee, want dan weet je het voor de volgende keer.”

Ook Nauta vertelt dat het inwerken bij de gemeente Sittard-Geleen naar wens ging. Bij vragen kon ze volop terecht bij collega’s. En ze is positief verrast door de grote bewegingsruimte die haar na korte tijd al wordt geboden. “Ik krijg enorme vrijheid om zaken op te pakken waar mijn affiniteit ligt en waar ik goed in ben.”

‘Ik krijg enorme vrijheid om op te pakken waar ik goed in ben’

Onderzoek naar opleiding zij-instromers, wat werkt en wat niet?

Ruim twee jaar geleden deed adviesbureau Rijnconsult een inventariserend onderzoek naar kansrijke initiatieven van de praktijkgerichte vakopleiding voor zij-instromers. Het onderzoek richtte zich weliswaar op de sectoren zorg, onderwijs, techniek en bouw, maar de aanbevelingen over de initiatieven kunnen ook het sociaal domein op weg helpen:

  • Manage de verwachtingen aan vraag- en aanbodzijde om zij-instromers te interesseren voor de sector en om een succesvolle match tot stand te brengen.
  • Richt de vakscholing in op individueel niveau en lever maatwerk. De gemiddelde zij-instromer heeft vaak al de nodige werkervaring en algemene en specifieke competenties verworven door opleiding en bij- en nascholing. Bij de overstap naar een andere sector wil iemand deze ook verzilverd zien.
  • Hanteer inclusief human resource management: sluit niemand uit. Bied dezelfde loopbaankansen en rechten voor iedereen, zonder aanzien des persoons en zonder impliciete of expliciete buitensluiting of achterstelling van bepaalde groepen of personen.
  • Werk samen in de keten van werkgevers, opleiders en overheidsinstanties. Vertegenwoordigers van die drie groepen moeten elkaar weten te vinden en zich inzetten om een traject te laten slagen. Belangrijk daarbij: leg contacten voor een langere periode met dezelfde personen.

Ziel en zaligheid

Uit een verkennend onderzoek van Rijnstroom Consult (zie kader) blijkt dat het verstandig is om aan verwachtingenmanagement te doen aan beide zijden: bij werkgever en zij-instromer. Dat vergroot de kans op een succesvolle match. Vink: “Daarom zijn de werkervaringsplekken ook zo belangrijk.” Zelf adviseert ze de Stimulansz-cursisten om voordat ze met de opleiding beginnen alvast te onderzoeken wat dit werk betekent voordat ze beslissen om hun ziel en zaligheid erin te leggen. “Baseer je keuze niet enkel op wat Google vindt en omdat je een buurvrouw erover hebt gesproken. Doe echt research.”

Bij Sociom hebben de zij-instromers soms erg hoge verwachtingen van zichzelf, zegt Leijten – iets wat Gralike ook al bij zichzelf vaststelde. “Ze willen dit werk zó graag doen. En dan kan een beeld ontstaan: ik doe het niet goed genoeg.” Dat kan ook komen doordat sociaal werk een volstrekt andere manier van werken veronderstelt dan ze gewend zijn, voegt ze toe. “Als ergotherapeut help je tien klanten per dag, om maar een voorbeeld te noemen. Sociaal werk is veel meer een proces. Met inwoners ga je niet in een week van A naar B.” Sociom en Leijten proberen de zij-instromers hierbij zo goed mogelijk te coachen en begeleiden.

Nauta schatte vooraf goed in in wat voor nieuwe werkomgeving ze terecht zou komen, hoewel die verwachtingen over en weer van tevoren niet expliciet zijn uitgesproken. “Ik meende wel een goeie kijk te hebben op wat het werk zou inhouden en in welk tempo processen zich voltrekken. Ik ben iemand die voortvarend te werk gaat. Als je dan in gemeenteland belandt, realiseer je je dat sommige processen traag gaan.” Die wetenschap heeft haar niet van haar overstap weerhouden. Ook het feit dat het werk meer kennis van wet- en regelgeving vergt dan ze vooraf dacht, tempert haar enthousiasme niet. “Dat kost me wel moeite, maar ik vind het superinteressant om me erin te verdiepen.”

Vis in het water

Ze mag dan nog geen ervaringsplek hebben, Winkel laat zich niet ontmoedigen. “Ik ben nog steeds heel gemotiveerd. Zeker na de terugkomdag met medecursisten die we net hebben gehad. Als zij vertellen over hun werk, dan denk ik: dat wil ik ook, het lijkt me zó leuk!” Tegelijkertijd is ze realistisch en begrijpt dat ze als Wmo-consulent niet alleen maar goednieuwsgesprekken zal voeren. “Maar mensen een beetje op weg helpen die in een lastige situatie verkeren, bijvoorbeeld omdat hun gezondheid verslechtert … ja, dat lijkt me prachtig.”

Gralike voelt zich als een vis in het water in haar nieuwe baan. Ze geniet wanneer ze iemand hoort zeggen: ‘De Wmo-afdeling heeft me goed geholpen.’ “Ik ben inmiddels 62 jaar maar ik hoop dat ik dit nog lang kan blijven doen.”