Sinds 2014 hebben meer dan 140 duizend mensen een verblijfstatus asiel gekregen in Nederland.

Het gaat vooral om Syriërs en – op de tweede plek – Eritreeërs. Al deze mensen worden na het verkrijgen van hun status door gemeenten gehuisvest en verder op weg geholpen.

Hoe worden statushouders over het land verdeeld? Naar inwoneraantal per gemeente. Inmiddels hebben gemeenten per duizend inwoners ongeveer zeven tot acht van die nieuwe statushouders binnen hun gemeentegrenzen wonen, zo blijkt uit de Divosa Benchmark Statushouders. In sommige gemeenten, vooral grotere, is dat ietsjepietsje meer. In andere, vooral kleinere gemeenten, weer net wat minder. Dat komt door een voorsprong of achterstand in het huisvesten van mensen en door verhuizingen.

Wat doen gemeenten voor de statushouders in hun gemeente? Na het huisvesten gaat het vooral om de begeleiding naar werk of andere vormen van participatie. Statushouders moeten helemaal opnieuw beginnen en zijn dus praktisch altijd aangewezen op de bijstand als zij in een gemeente komen wonen. In een gemiddelde gemeente bestaat gemiddeld 18 procent van de bijstandsgerechtigden uit de groep statushouders die sinds 2014 naar Nederland is gekomen. In enkele, vooral kleinere, gemeenten, loopt dit op naar 30 procent. Een flinke groep dus. Daarom is het belangrijk dat gemeenten in deze groep investeren.

Komen ze aan het werk? Jazeker. In juni 2020 werkte 29 procent van de statushouders die sinds 2014 in Nederland zijn komen wonen. Maar de groei van het percentage werkende statushouders die we de afgelopen jaren zagen, is nu omgezet in een lichte daling. Dat heeft natuurlijk te maken met de coronacrisis. Veel statushouders vinden emplooi in de horeca en die sector is hard geraakt. Maar ook al daarvoor, eind 2019, vlakte de groei af en de daling zette al het eerste kwartaal van 2020 in. Opvallend genoeg juist onder de groep die al wat langer in Nederland was. Gemeenten die meedoen aan de benchmark hebben daar jammer genoeg geen eenduidige verklaring voor. Ik hoop eerlijk gezegd niet dat voor deze groep het plafond is bereikt.

Zijn er verschillen tussen gemeenten? Grote verschillen! Het percentage werkende statushouders in gemeenten loopt uiteen van rond de 20 tot wel 40 procent.

Wow, hoe komt dat? In de regionale benchlearnbijeenkomsten met deelnemende gemeenten is dat natuurlijk een gespreksonderwerp. Ligt het aan de samenstelling van de groep statushouders in de gemeente? Aan de regionale economie? Aan het beleid? Nou, dat allemaal, weten we nu. Gemeenten met veel Eritreeërs hebben bijvoorbeeld vaker een hoger percentage werkenden. Deze groep wil liever werken dan onderwijs volgen en zo snel mogelijk geld naar hun familie sturen. Als ze in een fabriek in ploegendiensten werken en onregelmatigheidstoeslagen krijgen, dan gaat dat al snel best aardig. Ook de regionale economie speelt een rol. In gebieden met minder werkgelegenheid zijn logischerwijs minder statushouders aan het werk.

Speelt de inzet van gemeenten een rol? Gemeenten lijken ook zelf invloed te hebben op het percentage statushouders dat aan het werk is. Vorig jaar publiceerden wij een analyse van de benchmark waaruit bleek dat gemeenten die voor deze groep dedicated klantmanagers inzetten, een iets hoger percentage werkende statushouders hebben dan gemeenten die dat niet doen. Ook in gesprekken horen we dit terug. Sommige gemeenten kunnen de stijgende en dalende percentages van het aantal werkende statushouders bijna een-op-een verklaren met het tijdelijk inhuren van een jobhunter of het vertrek van een dedicated klantmanager.

Dus gemeentelijk beleid maakt uit? Waarschijnlijk wel en het zou mooi zijn als we verder kunnen uitspitten waarom de ene gemeente met deze groep betere resultaten boekt dan de andere. Heeft het te maken met het lokale werkbedrijf dat cultuursensitief werkt? Is het dat extra taalaanbod dat wordt gefinancierd vanuit de Participatiewet? Of weet die ene klantmanager dan toch het verschil te maken? Met de antwoorden kunnen alle gemeenten extra stappen zetten. En dat is dan weer mooi voorsorteren op de Wet inburgering, die gemeenten nog meer verantwoordelijkheden geeft voor de ondersteuning van statushouders en gezinsmigranten met een inburgeringsplicht.

Verder lezen?
Divosa Benchmark Statushouders (deze is toegankelijk voor deelnemende gemeenten). Recent heeft Divosa een factsheet gepubliceerd over de benchmarkcijfers van juni 2020: ‘Divosa (2021) Factsheet Statushouders: werk, onderwijs en inburgering’. De landelijke cijfers over het aantal statushouders komen uit het CBS-cohortonderzoek asielzoekers en statushouders.

Divosa Benchmark Statushouders

Ruim 166 gemeenten doen mee aan de Divosa Benchmark Statushouders. Zij weten hoeveel statushouders in hun gemeente aan het werk zijn, hoe groot die banen zijn en hoeveel statushouders onderwijs volgen en op welk niveau. De benchmark laat ook zien hoe het met de inburgering gaat. Gemeenten die meedoen hoeven zelf geen data aan te leveren, want de benchmark wordt gevuld met gegevens van CBS, COA en DUO. In de toekomst breidt de benchmark uit, zodat deelnemers hun resultaten op het gebied van de nieuwe Wet inburgering kunnen volgen voor statushouders én straks ook gezinsmigranten. Zie: divosa-benchmark.nl.