Ze doet haar verhaal in het Arnhemse Sonsbeekpark. Op de paden van misschien wel het mooiste stadspark van Nederland vechten honden, skeeleraars en een verdwaalde gans om voorrang. Akkerman (52) geniet zichtbaar van het groene paradijs in haar woonplaats. Helaas is het een van de weinige keren dat ze voor werkgerelateerde zaken haar huis verlaat. Colleges worden online gegeven. Op de campus van de Radboud Universiteit in Nijmegen staat het  koffiezetapparaat nog steeds aan, maar de gezelligheid en humor van collega’s zijn verdwenen. In die zin raakt de coronacrisis haar direct.

Toch beseft ze als geen ander dat dit klein bier is, vergeleken bij de groep die het hardst getroffen wordt: de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Niet voor niets kopte De Telegraaf in april dat niet minder dan 1,4 miljoen flexwerkers risico lopen op ‘coronaontslag’. Het is deze flexibele schil die meestal als eerste wordt  weggesneden uit organisaties. Akkerman: “Cijfers van het CBS lieten al zien dat de werkloosheid vooral gestegen is onder uitzendkrachten. Het ergste is nog dat ongeveer 80 procent van de flexwerkers er niet zelf voor kiest; zij zouden hetzelfde werk liever op contractbasis uitvoeren.”

Doorgeschoten

Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie nam de afgelopen tien jaar zo’n vlucht, dat Nederland zich kroonde tot Europees kampioen flexwerken. Akkerman ziet dit als een gevolg van de manier waarop we werken hier hebben geregeld. Doordat arbeidswetgeving vaste contracten erg duur maakt, kozen werkgevers tijdens en na de vorige economische crisis liever voor goedkope flexkrachten en zelfstandigen dan voor vaste werknemers. Simpel gezegd: ‘flex’ is onvoldoende beschermd, terwijl ‘vast’ in een goudgerand bastion vertoeft, met een stevige ontslagbescherming en lange doorbetaling bij  ziekte.

Akkerman kan zich goed vinden in het eindrapport van de commissie-Borstlap, dat in januari verscheen. Die commissie stelt dat de waarde van werk op economisch én sociaal vlak onder druk staat. Een van de belangrijkste conclusies luidt dat Nederland af moet van de belabberde bescherming van flexibel personeel. De slotsom is in lijn met een waarschuwing van de OESO, denktank van rijke industrielanden, die Nederland in de zomer van 2018 op de vingers tikte. De doorgeschoten flexibilisering zou slecht zijn voor de kwaliteit op de Nederlandse arbeidsmarkt, omdat bedrijven minder investeren in flexwerkers. Dat gaat ten koste van hun productiviteit en dus van de economie. “Zelfs de werkgevers geven aan dat we doorgeschoten zijn qua flexwerk. Er moet een betere balans komen in de arbeidsvoorwaarden voor vaste en flexibele medewerkers. De coronacrisis maakt dat des te meer duidelijk.”

'Wat op het werk gebeurt, wordt in hoge mate meegenomen naar de privésfeer'

Zwart-witdenken

Stress, onvrede, een gevoel van onveiligheid en het idee geen stem te hebben op het werk, komen veel voor onder flexwerkers. Dat deze factoren ook doorwerken in de privésfeer en kunnen leiden tot alcohol- en relatieproblemen, is uit eerder onderzoek al bekend. Akkerman en haar collega’s toonden echter met nieuw onderzoek aan dat de impact nog veel verder reikt en zelfs tot populistisch stemgedrag leidt. “We weten dat wat er op het werk gebeurt, in hoge  mate wordt meegenomen naar de privésfeer. Als flexwerkers een probleem hebben met een leidinggevende of opdrachtgever, dan houden zij twee keer zo vaak hun mond als vast personeel. Zij zijn immers minder beschermd en bang dat dit gedrag wordt afgestraft. Mensen die een probleem wel aankaarten,  rapporteren in ons onderzoek vaker genegeerd en bestraft te worden voor hun mondigheid.”

Coping

Een bekend copingmechanisme uit de psychologie voor het omgaan met stressvolle en als onrechtvaardig ervaren situaties, is het zogenoemde zwart- witdenken: alles aan degene die de stress veroorzaakt, wordt negatief gewaardeerd. Het eigen doen en laten daarentegen wordt beschouwd als integer en goed. Zo ontstaat het beeld van de autoritaire werkgever die geen oog heeft voor de oprechte werkende. “En juist op dat zwart-witdenken doen populistische partijen een appèl, als copingmechanisme voor politieke teleurstellingen: het goede, oprechte volk versus de corrupte, verdachte (politieke) elite. Vooral mensen die machtsverschillen onrechtvaardig vinden, op de werkvloer en in de maatschappij, zullen zich afzetten tegen die macht en hun politieke stem  gebruiken, daar waar ze op het werk niet gehoord worden.”

Populistisch stemgedrag

In de meest zuivere definitie betekent populisme niet meer of minder dan luisteren naar het volk. “Wij hebben gekeken naar welke partijen zich het meest richten op de tegenstellingen tussen het volk en de elite. Dan kom je in Nederland uit op de SP, Forum voor Democratie en PVV. Over deze partijen past voor mij als wetenschapper geen waardeoordeel, het is slechts een constatering na onderzoek.”

Akkerman denkt dat de coronacrisis populistisch stemgedrag mogelijk versterkt. Vanwege werkverlies, maar ook omdat flexwerkers nu waarschijnlijk nog veel vaker hun mond houden en dus nog minder gehoord worden. Hoe groot de invloed hiervan is op de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 is koffiedik  kijken, meent de hoogleraar. “Veel hangt af van de mate waarin de situatie van flexwerkers in verkiezingstijd op de politieke agenda staat. Bovendien vaart de VVD – in de ogen van populisten toch een elitaire partij – wel bij het leiderschap van premier Rutte. Laten we in ieder geval hopen dat de coronacrisis niet alleen zorgt voor een herwaardering van zorgpersoneel, maar ook van flexibel personeel.