Herinnert u zich deze nog, nog, nog: per 2015 werd de Wajong-uitkering dichtgegooid voor arbeidsgehandicapte jongeren met arbeidsvermogen. 

Zij werden het pakkie-an van gemeenten. Uit onderzoek blijkt nu dat dit best lekker gaat: jonggehandicapten onder de Participatiewet zijn vaker aan het werk. Maar er zit ook een donkere kant aan het verhaal. De groei in banen is te danken aan tijdelijk werk. Dus wat gebeurt er als dat tijdelijke contract ten einde is?

Oké, eerst maar even de feiten.

Recent publiceerden SEO, Panteia en de VU een onderzoek naar het effect van de Participatiewet. Voor de derde keer op rij volgden ze 18-jarige jongeren die nu onder de Participatiewet vallen, maar vroeger een Wajong-uitkering zouden hebben gekregen. De onderzoekers vergeleken hen met een groep vergelijkbare 18-jarigen die een jaar eerder, in 2014, de Wajong instroomden. Wat blijkt? Van de Wajongeren is drie jaar later 29 procent aan het werk. Bij de vergelijkbare jongeren onder de P-wet, is dat 38 procent. Flink meer dus.

Yo gemeenten, yo gemeenten, yo gem…

Ho! Niet te snel. De onderzoekers schrijven die extra werkenden vooral toe aan de financiële prikkel in de Participatiewet. Werken levert meer op dan niet werken, waardoor er een grotere drive is om door te zetten en die baan te zoeken. Gemeenten hebben daar dus weinig mee te maken. Want hoewel zij de afgelopen jaren hun dienstverlening hebben ‘opgeschaald en verbreed’, was die in de beginjaren zeker niet gladjes te noemen. Werkgevers laten bovendien weten dat ze gemeenten (nog steeds) niet zo’n deskundige partner vinden als het UWV.

Oh…

Inderdaad. En als ik nog even op de rechterwang mag: de groei van de banen zit vooral in deeltijdbanen en tijdelijke contracten. Datzelfde beeld doemt op uit een rapportage over de duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak. Daaruit blijkt dat acht op de tien P-wetters onder de banenafspraak een tijdelijk contract hebben. En de baanvastheid van álle mensen onder de banenafspraak (P-wetters, Wajongers en Wsw’ers samen) is ook middelmatig. Slechts 38 procent van de groep die een nieuwe baan start, heeft die een jaar later nog steeds. Twee jaar later is dat verder gedaald naar 18 procent.

Hoe erg is dat?

De onderzoekers wijzen er terecht op dat álle jongeren tegenwoordig te maken krijgen met steeds flexibeler arbeidsrelaties. Hetzelfde geldt voor mensen die eenvoudig werk doen. En deze jongeren die onder de Participatiewet vallen zijn én jong én voor het overgrote deel aangewezen op banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Logisch dus dat ze noodgedwongen moeten jobhoppen.

Wat vinden de jongeren ervan?

Niet tof natuurlijk. Ze willen inkomenszekerheid en op zichzelf kunnen wonen, maar moeten die droom voor zich uitschuiven (bleh). En het helpt niet dat de meesten deeltijd werken en dus weinig verdienen (bleh) en dan ook nog schulden hebben (bleh). De onderzoekers spraken er een heel aantal. Sommigen bleken op het tweede of derde tijdelijke contract te zitten of al talloze werkgevers te hebben versleten. Na elke contractverlenging die maar niet komt, brokkelt hun toch al frêle zelfvertrouwen verder af.

En nu?

De onderzoekers bevelen gemeenten drie dingen aan. Ten eerste: als jongeren met een arbeidsbeperking voor het eerst bij de gemeente aankloppen, sla dan niet hun motivatie aan stukken door hen verplicht te laten solliciteren als ze dat al geprobeerd hebben. (Nou, dat lijkt me makkelijk, beetje omgekeerd toetsen met de zoektermijn). Ten tweede: bouw aan de motivatie van werkgevers om met deze doelgroep te werken en zorg dat er een ‘klik’ is tussen werkgever en werkzoekende. Dat leidt tot meer duurzame arbeidsrelaties. (Oké, logisch, wordt vast al aan gewerkt.). En eh…

Ja, zeg het maar gewoon?

Ja, daar komt-ie weer, het inmiddels klassieke advies aan gemeenten: geef <onderzochte doelgroep> meer aandacht. (Oké, fair enough, maar hoe moeten gemeenten dat in vredesnaam bekostigen?). Help deze jongeren niet alleen aan het werk, schrijven de onderzoekers, maar investeer ook in hun loopbaanbegeleiding, zodat zij op termijn dat tijdelijke en weinig toekomstbestendige deeltijdbaantje in de bioscoop, supermarkt of fastfoodketen kunnen inwisselen voor een baan met meer perspectief en een vast contract zodat ze meer kunnen worden dan werkende arme.

Meer aandacht en begeleiding: hoe betaal je dat?

Gemeenten krijgen geld om mensen met een loonkostensubsidie begeleiding te geven, bijvoorbeeld in de vorm van jobcoaching. Die middelen zijn nog toereikend, schreef adviesbureau Berenschot begin dit jaar, omdat er op het moment van dat onderzoek minder mensen gebruikmaakten van loonkostensubsidie dan bij de invoering van de Participatiewet was voorzien. In de komende jaren kan dat kantelen, aangezien het aantal mensen met loonkostensubsidie snel groeit. Als de begeleiding dan ook nog intensiever moet, is de bodem van de gemeentelijke kas natuurlijk snel in zicht.