Ooit had ik een collega die fervent alle ontwikkelingen rondom intergemeentelijke

sociale diensten in de gaten hield. Kwam er een nieuwe, dan was hij op de hoogte. Veranderde de samenstelling, dan was hij op de hoogte. Ging er eentje fuseren met de sociale werkvoorziening, dan wist hij dat ook en noteerde dat in een pagina’s lang Word-document. Ik maakte daar vervolgens weer factsheets over waarin we constateerden dat steeds meer gemeenten gingen samenwerken bij de uitvoering van de Participatiewet. Inmiddels is mijn collega met pensioen en zijn er andere partijen die dit allemaal in kaart brengen en dat ook meteen gemeentebreed doen. En daaruit blijkt dat samenwerken nog steeds de trend is.

De trend?

De trend ja. In 2017 nam een gemiddelde gemeente deel aan 27 regionale samenwerkingsverbanden met andere overheden. In 2020 waren dat er alweer 33. Over het algemeen zijn dit verbanden van twee tot vijf partijen die samenwerken aan de uitvoering van een primaire taak. Denk aan het uitvoeren van de bijstand of het inzamelen van afval. In totaal vonden de onderzoekers van PROOF Adviseurs en KWINK groep maar liefst 1.284 regionale samenwerkingsverbanden. Het gaat om vormen van samenwerking in een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie (zoals een gemeenschappelijke regeling), via een dienstverleningsovereenkomst of om meer kleinschaliger manieren van samenwerken in projecten of overlegstructuren.

Marije van Dodeweerd

Marije van Dodeweerd is procesmanager bij Divosa en belicht in Sprank recente onderzoeken in het sociaal domein.

Samenwerken doet kennis stromen

In Nederland zijn er elf clusters van veelvuldig samenwerkende overheden die voor een groot deel de provinciegrenzen volgen. Grote gemeenten fungeren als bruggemeenten: zij hebben contacten in de regio én met elkaar, wat kennisoverdracht tussen de clusters mogelijk maakt. Rond sociale thema’s zijn de gemeentelijke netwerken veel minder groot. In het sociaal domein werken gemeenten vooral op lokaal niveau samen en vallen zij uiteen in bijna dertig verschillende clusters die onderling niet of nauwelijks met elkaar verbonden zijn. Hier hebben landelijke organisaties als Divosa een belangrijke brugfunctie om netwerken te verbinden en kennisoverdracht te bevorderen.

Welke ontwikkelingen zijn er nog meer?

Het aantal gemeenschappelijke regelingen neemt af. Ik vermoed door fusies van gemeenten of fusies van gemeenschappelijke regelingen onderling. In 2017 werden er nog 873 geteld. In 2020 waren dat er 847. En op het gebied van beleidsvoorbereiding wordt minder samengewerkt dan een paar jaar terug. Overigens wordt het meest samengewerkt in het fysieke domein. In het sociaal domein troffen de onderzoekers veel minder samenwerkingsverbanden aan. Wat misschien ook wel logisch is, gezien de focus op het lokale.

Waarom werken gemeenten zoveel samen?

Het gaat meestal om het realiseren van bestuurskracht. Wie samenwerkt, kan kennis en capaciteit poolen en is daardoor minder kwetsbaar, schrijven de onderzoekers. Ook zijn er vraagstukken die om een regionale aanpak vragen. De arbeidsmarkt strekt zich uit tot over de gemeentegrenzen en daar zitten dus elementen in die je regionaal wilt afstemmen.

En hoe lukt dat samenwerken?

Met vallen en opstaan. Gemeenteraden zijn in ieder geval kritisch, want de uitvoering komt door al die regionale samenwerkingsverbanden steeds meer op afstand te staan en het is lastiger om er invloed op te hebben. Je kunt ook niet altijd krijgen wat je wilt omdat de andere gemeenten in het verband ook wat te zeggen hebben. Dat gaat natuurlijk regelrecht in tegen de natuur van een klassieke overheidsorganisatie die erop is gericht om zelf de eindverantwoordelijkheid te dragen en aanspreekbaar te zijn op resultaten.

Vraagt al dat samenwerken niet ook wat van de moderne ambtenaar?

Jazeker, die heeft de ‘alle-kikkers-in-de-kruiwagen-competentie’ nodig. En niet alleen om met andere gemeenten samen te werken, want gemeenten hebben nog veel meer samenwerkingspartners. De moderne ambtenaar moet vertrouwen kunnen kweken, iets voor elkaar kunnen krijgen in de eigen organisatie en oog hebben voor de belangen van de ander, zodat het mogelijk is een situatie te creëren waar elke partij tot haar recht kan komen. Samenwerking krijgt namelijk pas vleugels als iedereen er iets bij te winnen heeft. Het is dan ook belangrijk om veel tijd te steken in het proces van samenwerken, waarbij een gemeenschappelijk verhaal en gedeelde waarden onmisbaar zijn, zo stelt een handboek over hoe je dat doet.

Ga er maar aan staan!

Kikkers in een kruiwagen houden is inderdaad niet zo makkelijk. Als voormalig secretaris van de Divosa-commissie Intergemeentelijke Sociale Diensten heb ik vaak mogen meemaken hoe onze bijeenkomsten uitmondden in een vorm van lotgenotencontact. Dacht een ISD-directeur net dat het lekker liep, wilde één gemeente toch weer de dingen net even anders dan de rest. En voor vijftig uitkeringsgerechtigden aparte werkprocessen en computersystemen inrichten is niet heel efficiënt, terwijl ze daar wel op werden afgerekend. Of dan vond één gemeente de ISD toch weer te duur en moesten ze voor de zoveelste keer hun fte’s gaan doorlichten. Tsja. Samenwerken. Bloedirritant. Soms gezellig. Altijd noodzakelijk.

Verder lezen?