Al die uitkeringen worden via een verdeelsleutel aan de gemeenten verstrekt. Inmiddels zijn de verdeelmodellen voor veel gemeenten een bron van ergernis. Zij stellen dat ze er ‘niet goed in zitten’, bijvoorbeeld omdat ze met zwaardere problematiek kampen of omdat bepaalde elementen niet zijn meegenomen in het model. Met als gevolg dat zij te weinig geld zouden krijgen en met tekorten kampen. Klopt dat?
Hoe zit zo’n verdeelmodel in elkaar?
Een verdeelmodel is een rekenregel op basis waarvan het beschikbare geld vanuit de rijksuitkeringen over gemeenten wordt verdeeld. Het aandeel dat gemeenten krijgen is gebaseerd op factoren die hun kosten voorspellen. Het liefst worden hierbij ‘objectieve kenmerken’ gebruikt die de gemeente niet zelf kan beïnvloeden. Denk daarbij aan bevolkingskenmerken als leeftijd of medicijngebruik. Zo krijgen gemeenten met relatief veel jongeren meer geld voor jeugdzorg, omdat zij potentieel meer jeugdzorgklanten hebben.
Zijn deze modellen gebrekkig?
Recent liet het ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoeken hoe het ervoor staat met de verdeelmodellen voor het sociaal domein. De belangrijkste conclusie is dat vooral die van Jeugd en Wmo wel wat onderhoud kunnen gebruiken. De beleidsontwikkelingen gaan tenslotte snel en de huidige modellen zijn gebaseerd op cijfers van vóór de decentralisaties. Daarnaast lijken de modellen hier en daar de werkelijkheid niet altijd even goed te benaderen. Dat kan mogelijk beter door een aantal verklaringen voor die tegenstrijdigheden in samenhang met elkaar te onderzoeken.
Effe geduld dus?
Het is niet opgelost met een verbetering van de verdeelmodellen. Je kunt de boel nog zo keurig verdelen, als er domweg te weinig geld is, dan zijn de tekorten van gemeenten ook te wijten aan de omvang van de koek.
Is er te weinig geld?
Ja, op een aantal onderwerpen is er aantoonbaar te weinig geld. De gebundelde uitkeringen bijvoorbeeld, waarmee gemeenten de bijstandsuitkeringen moeten betalen, voldoen al voor het vierde jaar op rij niet. Vorig jaar was er een tekort van 276 miljoen. En acht op de tien gemeenten schreef rode cijfers – waarvan een deel geen probleem zou hebben gehad als het Rijk gewoon een toereikend budget beschikbaar had gesteld. Voor de Wet sociale werkvoorziening geldt iets soortgelijks. Daarvoor is het tekort 190 miljoen. En dan zijn er nog de zorgelijke geluiden van gemeenten over de almaar oplopende kosten voor het beschermingsbewind en de jeugdzorg (die overigens lastig te kwantificeren zijn).
Maar gemeenten krijgen nu toch extra geld van het Rijk?
Omdat de rijksuitgaven toenemen, neemt ook het gemeentefonds toe. En omdat de rijksuitgaven voor sociale zekerheid en zorg nu meetellen voor de berekening van de omvang van het gemeentefonds, krijgen gemeenten er geld bij. Het accres was in jaren niet zo groot. Je zou zomaar kunnen denken dat de Zilvervloot komt binnenvaren …
Is 5,4 miljard niet veel dan?
Een deel van dat geld is een reguliere bijstelling ter compensatie van loon- en prijsstijgingen en hogere rijksuitgaven. Dat deel hadden gemeenten hoe dan ook gekregen. Het geld dat echt extra is, omdat het Rijk de berekening van het gemeentefonds aanpast, bedraagt 2,9 miljard. Ook geen kattenpis, maar dat moet je wel uitsmeren over vijf jaar. In 2018 krijgen gemeenten 320 miljoen extra. De jaren tot en met 2022 tussen de 540 en 700 miljoen per jaar. Het is afwachten of dat genoeg is. We weten namelijk niet of de tekorten op de bijstand blijven, hoe het beroep op jeugdzorg zich ontwikkelt en welke kosten de invoering van het Wmo-abonnementstarief met zich meebrengt.
En nu?
Iedere gemeente kent haar eigen financiële plaatje en zal dus voor zichzelf moeten uitmaken hoe groot de schaarste nu is en wat de financiële risico’s voor de toekomst zijn. Dat bepaalt mede welke ambities uit het bestuursakkoord tussen Rijk en gemeenten zij kan oppakken en welke niet. Je kunt je geld immers maar één keer uitgeven. Gelukkig verplicht het akkoord gemeenten tot niets. Dat scheelt weer. Maar dát zullen gemeenten de komende jaren veelvuldig moeten uitleggen aan de buitenwereld – en waarschijnlijk ook aan het Rijk zelf.
Te laag budget leidt tot tekorten op bijstand
Gemeenten wijzen graag naar het verdeelmodel om hun tekort op de bijstand te verklaren. Maar de discussie over de verdeling wordt sterk vertroebeld door de tekorten op het macrobudget. In 2017 kregen gemeenten te weinig geld om de uitkeringen te betalen. De eerste 6 procent van de gemeentelijke tekorten is dus daaraan te wijten. Inmiddels doet de Raad voor het Openbaar Bestuur onderzoek naar de problemen rondom de gebundelde uitkering (ook bekend als het macrobudget BUIG).