Wat maakte dat je dacht: ik ga dit tot op de bodem uitzoeken?

“Al sinds de jaren zeventig doen we in Nederland onderzoek naar politiek vertrouwen. Burgers krijgen bijvoorbeeld de vraag om er een rapportcijfer voor te geven van 1 tot 10. Daaruit blijkt dat het over het algemeen best goed gesteld is met hun vertrouwen, met hier en daar een uitschieter. Zo was het vertrouwen in de politiek tijdens de coronacrisis historisch hoog en is het momenteel relatief laag. Maar wat betékent dat? Gaat het om de vraag of burgers vinden dat politici de mening van het volk goed vertegenwoordigen? Of heeft het betrekking op de prestaties van politici? Daarin moeten we meer inzicht krijgen, vind ik. Want pas dan weten we hoe zorgelijk een gebrek aan politiek vertrouwen is. En wat er eventueel mogelijk is om het vertrouwen te vergroten.”

Je dook in de politieke belevingswereld van Zuidas-advocaten, bridgeclub-senioren, marktkooplieden en ROC-studenten. Waarom dit onderscheid en waarom juist déze groepen?

“Je kunt niet alle burgers over één kam scheren en samen als ‘gemiddelde Nederlander’ opvoeren. Door de onderlinge verschillen tussen groepen burgers in kaart te brengen, krijg je veel meer inzicht in hoe het écht zit. Bovendien levert het praktische handvatten op voor een meer op maat gesneden benadering.

Wat de keuze van de groepen betreft: ik ben bij de advocaten, bridgers, marktkooplieden en ROC-studenten uitgekomen op basis van drie sociale scheidslijnen die de huidige samenleving domineren: opleidingsniveau, leeftijd en het principe van ‘winners and losers of globalisation’. Dat laatste heeft te maken met de mate waarin mensen vruchten plukken van de veranderende economie en mondialisering of hun kansen op een baan of goede toekomst juist zien slinken.”

En, denken de vier groepen een beetje hetzelfde over wat politiek vertrouwen inhoudt?

“Deels wel. Alle vier hangen ze ‘vertrouwen hebben’ op aan aspecten als eerlijkheid, beloftes nakomen, weten wat leeft en het algemeen belang dienen. Of – in negatieve zin – aan een focus op stemmen halen, voor de eigen carrière gaan en schofferend taalgebruik. Opvallend is dat de advocaten en bridgers ook ‘goede intenties’ benoemen als criterium voor vertrouwen in politici. Plus integriteit, de democratie als systeem en de relatief goede omstandigheden in Nederland. De marktkooplieden en ROC-studenten zijn negatiever gestemd. Zij noemen de traagheid van de politiek, misleiding en bedrieglijke taaltrucjes en gebrek aan vertegenwoordiging.”

De negatieve associaties van de marktkooplieden en ROC-studenten liegen er niet om.

“Klopt. De advocaten hebben veel vertrouwen. Ook de bridgers zijn positief, al zien ze wel dat het democratisch systeem onder druk staat door een teveel aan partijen, ‘lawaaipapegaaien’ en te weinig onafhankelijke Kamerleden. De marktkooplieden staan er duidelijk anders in. Zij geven aan dat politici niet weten hoe het is om te leven in wat zij zelf ‘de onderlaag van de maatschappij’ noemen. En de ROC-studenten zijn al helemaal kritisch. Zij vinden dat ze misleid worden met beloftes en voelen zich totaal niet serieus genomen. Daar ben ik wel van geschrokken.”

Had je een andere uitkomst verwacht? ‘Boze burgers’ domineren toch al een tijdje de media?

“Het is vooral de kwetsbaarheid van de marktkooplieden en ROC-studenten die me trof. In hun ogen bedenken politici de meest vreemde oplossingen, zonder aandacht te hebben voor de gevolgen ervan. Ben je marktkoopman, dan kan het water je ineens aan de lippen staan door nieuw beleid dat voor jou ongelukkig uitpakt. Denk aan een marktverordening: om de zoveel tijd is het weer afwachten of je je plek op de markt behoudt. Deze mensen hebben vaak geen reserves. Geen plan B. Ook het feit dat de ROC-studenten zeggen geen enkele invloed te hebben, doet me veel.”

Dat is nogal een besef, ja. Je hebt vast een aantal tips voor politici en beleidsmakers om het vertrouwen te vergroten.

“Nou, wel een paar, die ook de lokale overheid kan toepassen. Bijvoorbeeld: laat niet allerlei proefballonnetjes op als je niet zeker weet of ze haalbaar zijn. Zorg dat je boodschap helder en realistisch is. Als je beleid ontwikkelt, houd dan rekening met wat dit betekent voor verschillende typen burgers. Ga daarom vooraf met verschillende groepen in gesprek en check dan ook of je dezelfde betekenis toekent aan de begrippen die je gebruikt. Is je beleid eenmaal van kracht? Onderzoek hoe het landt. Reageer snel op signalen van burgers als iets niet werkt en handel ernaar. Tot slot: denk na over de manier waarop je je beleid uitvoert of controleert en over het mensbeeld dat erachter zit. We zíjn nu eenmaal niet allemaal die calculerende, zelfredzame, participerende burger waarvan het kabinet en veel overheidsinstanties uitgaan.”

Genoeg stof tot nadenken en aanleiding voor een vervolgonderzoek, zo te horen.

“Een vervolgonderzoek kan ik me zeker voorstellen, maar zelf heb ik een nieuwe functie als programmamanager proactieve publieke dienstverlening bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ik probeer de dienstverlening van de overheid beter bij de leefwereld(en) van burgers te laten aansluiten. Na jarenlang onderzoeken en analyseren ga ik me bezighouden met het bedenken van oplossingen. Een praktisch vervolg op mijn onderzoek dus.”

Verder lezen? uva.nl (zoek: politiek vertrouwen of niet).

In het kort

Titel onderzoek: ‘Woorden zeggen meer dan cijfers, uiteenlopende betekenissen van (gebrek aan) politiek vertrouwen onder sociale groepen in Nederland’.

Door: dr. Eefje Steenvoorden, Universiteit van Amsterdam. Onderzoeksvraag: Wat betekent ‘vertrouwen in politici’ voor verschillende groepen burgers? En: hoe zien de politieke belevingswerelden van die groepen eruit? Opvallend: Steenvoorden ging in gesprek met vier verschillende sociale groepen. ‘Het vertrouwen van de gemiddelde Nederlander’ maakt ons namelijk niet veel wijzer.