Maar bemoedigend is dat niet. Daarom ook even de andere kant van het verhaal: hier en daar duiken cijfers op die erop wijzen dat deze wet vet veel potentie kan hebben.
Wat zou er niet goed gaan?
Kort samengevat komt het erop neer dat er onder de Participatiewet minder mensen met een arbeidsbeperking aan het werk zijn dan voorheen.
Is die kritiek terecht?
Laten we eerst een simpele rekensom maken. Per 2015 is de Wsw dichtgegooid. Sindsdien is het aantal mensen in de sociale werkvoorziening met zo’n vijftienduizend personen gedaald. Die zijn vooral met pensioen. Daar staat tegenover dat er eind 2017 bijna elfduizend mensen met een loonkostensubsidie aan het werk waren. Daar zit een gat van vierduizend mensen tussen. Maar omdat het aantal loonkostensubsidies de laatste tijd explosief stijgt, kan dat gat binnen enkele jaren weer zijn gedicht.
Maar het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) zei laatst…
Een SCP-onderzoek liet inderdaad zien dat de baankans is gedaald van mensen die op de wachtlijst staan voor de sociale werkvoorziening. Voorheen vond de helft van de mensen met zo’n Wsw-indicatie binnen twee jaar een baan. Na het afsluiten van de sociale werkvoorziening was dat een derde. Maar we moeten dat wel in perspectief zien: de mensen met een Wsw-indicatie hebben nu dezelfde baankans als de gemiddelde bijstandsgerechtigde of Wajonger zonder Wsw-indicatie.
Maar dat is toch erg?
Ze zijn hun bevoorrechte positie kwijt en dat is heel vervelend. Maar er zijn héél veel mensen met een arbeidsbeperking die graag willen werken en ondersteuning van de gemeente nodig hebben. Die krijgen nu ook een kans om te werken, zoals het stijgende aantal loonkostensubsidies laat zien. En serieus, die mensen zijn echt niet zo anders dan die mensen van de wachtlijst. De gemiddelde loonwaarde van de mensen met een loonkostensubsidie is 50 procent. Die zijn dus óók kwetsbaar.
En hoe zit het met de Wajongers?
Sinds 2015 is de Wajong afgesloten voor jongeren met arbeidsvermogen. Zijn ze nu slechter af? Niet perse. Uit onderzoek van SEO blijkt dat er eind 2016 5 procent meer 18-jarigen met een arbeidsbeperking aan het werk waren onder de Participatiewet dan voorheen onder de Wajong. Bovendien kiezen ze vaker voor een vervolgopleiding in het mbo en komen ze minder in contact met justitie. Onderzoek van APE laat iets soortgelijks zien: onder de Wajong was 28 procent van de jongeren met een arbeidsbeperking anderhalf jaar na instroom aan het werk. Onder de Participatiewet is dat 45 procent. Het gaat hier om jongeren tussen de 18 en de 22 jaar die speciaal onderwijs hebben gevolgd en om gehandicapte jongeren die in hun jeugd een financiële tegemoetkoming kregen.
Dus de gemeenten doen het beter?
Eh… [kuch] … eh… nou, dit is dus het gekke: de meeste jongeren met een arbeidsbeperking gingen onder de Participatiewet aan het werk zónder (!) loonkostensubsidie. De onderzoekers van APE krabden zich op het hoofd. Konden ze nu concluderen dat het in de Participatiewet beter ging? Of waren de groepen die ze onderzochten toch niet vergelijkbaar? Ze hadden als gekken geprobeerd om jongeren uit de bijstand te onderzoeken die dezelfde kenmerken hadden als de voormalige Wajongers met arbeidsvermogen. Was dat dan toch niet gelukt? De onderzoekers van SEO waren stelliger. Volgens hen kwamen gemeenten pas in 2016 op gang met de Participatiewet. De reden waarom er meer jongeren aan het werk waren, moest dus wel liggen aan de financiële prikkel in deze wet. Een 18-jarige kan met een baan namelijk flink meer verdienen dan dat de bijstand oplevert.
Hoe gaat dit aflopen?
De Participatiewet beoogt met minder overheidsgeld meer mensen aan het werk te helpen. Da’s best lastig. Zeker omdat de wet – in combinatie met de banenafspraak – zwaar leunt op het idee dat reguliere werkgevers openstaan voor werknemers met een beperking. Zoiets kost tijd. En het kan nog alle kanten op. Maar hopeloos is het niet. Zeker niet nu de staatssecretaris ook nog een verbeterplan heeft afgekondigd – het ‘breed offensief’. Conclusie: de Participatiewet kan best nog eens gaan rocken.
Aantal loonkostensubsidies groeit hard
Eind 2017 waren er bijna elfduizend personen met een loonkostensubsidie. Een half jaar later waren het er alweer drieduizend meer en stond de teller op veertienduizend. De groei in loonkostensubsidies zit vooral bij jongeren tot 27 jaar.
Forfaitaire loonkostensubsidie: loonkostensubsidie op basis van een standaardloonwaarde van 50 procent die geldt totdat de werkelijke loonwaarde is vastgesteld.
Marije van Dodeweerd
Marije van Dodeweerd is procesmanager bij Divosa en belicht in Sprank recente onderzoeken in het sociaal domein.
Maar ja, hoe duurzaam zijn die banen?
Naar verhouding zijn de banen met een loonkostensubsidie best duurzaam. Van de jongeren die daarmee aan de slag komen, heeft 65 procent na een jaar nog steeds een baan. Voor jongeren met dezelfde kenmerken die op eigen kracht aan het werk gaan, is dat maar 25 procent. De gemeente voegt dus wel degelijk wat toe aan de wankele positie van deze jongeren op de arbeidsmarkt. En zij moeten het gevecht aan met een sterke tegenstander: een arbeidsmarkt die aan de onderkant vooral tijdelijke en flexibele contracten biedt.