Linda Voortman
Functie: wethouder Werk en Inkomen, Wmo en Welzijn; Waar: Utrecht; Wat: de Bestaansbalans
“Dit dwingt Utrecht tot creativiteit. Het vraagt van ons om de samenwerking op te zoeken, zoals met burgerbeweging Collectief Kapitaal. Ook binnen het gemeentelijk apparaat kijken we continu: wat kunnen we anders doen, wat mag er wél binnen de wet? Je wilt niet dat de kwetsbaarste mensen in dat ravijn vallen. Armoede en werkloosheid werken lang door in een mensenleven en dat willen we voorkomen. Maar in de huidige tijd moeten we keuzes maken. Daarom stellen we prioriteitsgroepen centraal, zoals gezinnen met kinderen, jongeren en statushouders.”
Wat betekent dat voor ambtenaren?
“Hun werk is echt veranderd. Vroeger bepaalde je beleid en dan werd het uitgevoerd. Nu willen we dat ambtenaren kritisch kijken naar de regels. Sluiten die aan bij de bedoeling? We hebben vertrouwen in onze professionals en geven hun ruimte, maar willen ook willekeur voorkomen. Dat is soms best lastig. Regels die los van elkaar heel logisch lijken, pakken samen soms toch verkeerd uit. Denk aan jongeren die op hun 18de ineens uit de jeugdzorg vallen. Om dit soort knellende mechanismen te bespreken, hebben we een informeel overleg ingesteld met sociaal raadslieden en medewerkers van buurtteams en ons Wmo-loket. Dat helpt enorm.”
Is de Bestaansbalans ook een gevolg van zo’n knellend mechanisme?
“Jazeker. Veel mensen in de bijstand willen graag werken, maar dat moet wel lonen. Wisselende inkomsten geven in de praktijk veel onzekerheid. Zo sprak ik iemand die in de thuiszorg was begonnen. Omdat ze de ene maand meer uren werkte dan de andere, werd er geld ingehouden op haar uitkering. Daardoor haakte ze af. Jammer, ook omdat er enorme tekorten zijn in de zorg.
De Bestaansbalans houdt in dat Utrechters in de bijstand die parttime werken, worden ondersteund met een bufferbudget dat via een crowdfundingsactie is bijeengebracht. De verrekeningen die anders aan het einde van de maand zouden plaatsvinden, blijven nu achterwege. Collectief Kapitaal geeft deze buffer. Als gemeente mogen wij dat niet. Dat gaat overigens veranderen. Het bufferbudget is een van de nieuwe maatregelen in de ‘Participatiewet in balans’, die inmiddels is aangenomen in de Tweede Kamer en nu naar de Eerste Kamer gaat.”

Een belangrijk signaal richting Den Haag?
“Absoluut. De crowdfunding was een succes: binnen tien dagen hadden we 100.000 euro opgehaald. Inmiddels staat de teller op 350.000 euro, zodat we veel meer Utrechters kunnen ondersteunen. Kijk, ik ben er niet op uit om wetten te overtreden – die wetten zijn er niet voor niks. Maar als ik het idee heb dat wetten niet doen wat ze beogen, namelijk werk lonend maken, dan vind ik het wél tijd om het systeem uit te dagen. Ik merk dat meer gemeenten dansen langs de randen van de wet. In het Kamerdebat over de Participatiewet zei het demissionaire kabinet dat het iets wil doen aan de lokale verschillen in armoedebeleid. Maar het werkelijke probleem is dat het inkomen van mensen te laag is. In Utrecht maken we minima-effectrapportages: wat zou er gebeuren als er geen gemeentelijke regelingen meer waren? Dan zie je dat allemaal huishoudens diep in het rood uitkomen. Dus als gemeenten dit niet meer mogen doen, dan zakken mensen door het ijs.”
Tips voor andere gemeenten?
“Kijk waar de ruimte ligt. Veel is mogelijk binnen de wet. In samenwerking met de Hogeschool Utrecht bieden wij nu bijvoorbeeld een gratis oogmeting en bril aan kinderen in gezinnen die moeilijk rondkomen. Dit laat ook weer zien waar het systeem tekortschiet: brillen horen thuis in het basispakket. Ik hoorde bijvoorbeeld dat een meisje van 10 jaar -5 bleek te hebben. Heel schrijnend. Dat is een andere tip: verbind concrete acties aan het grotere verhaal. Durf zaken aan de orde te stellen, anders verandert er niets.”
Nadya Aboyaakoub-Akkouh
Functie: wethouder jeugdzorg, werk, inkomen en armoedebeleid; Waar: Amersfoort; Wat: het Bouwdepot
“Deze periode van schaarste dwingt ons scherp te kijken: doen we het juiste? Waar hebben mensen echt behoefte aan? Onze visie is: iedereen doet mee, is gelijkwaardig en krijgt kansen. Dat zijn geen loze woorden. Als gemeente staan we voor levensloopondersteuning, preventie, de basis op orde. Dáárop willen we niet bezuinigen. Laten we eerlijk zijn: niet alles in het sociaal domein is even efficiënt of effectief. Ook daar kijken we kritisch naar: hoe zorgen we dat geld en tijd de mensen bereiken die het nodig hebben? We moeten de omslag maken van individueel naar collectief denken. Alleen zo houden we de zorg beheersbaar en betaalbaar. Dat vraagt om anders kijken, beter luisteren en doen wat nodig is. Als we zien dat wet- en regelgeving wringt, zoeken we naar manieren om tóch te doen wat nodig is.”
Zoals het Bouwdepot?
“Sommige jongeren die 18 worden, krijgen nauwelijks steun of begeleiding. Soms komen ze uit de jeugdzorg, vaak hebben ze schulden, geen netwerk of een slechte start thuis. Ze zijn overgeleverd aan het leven. Ze kloppen bij ons aan omdat hun uitkering net niks is – als ze die al aanvragen – en hun problemen groot zijn. Het Bouwdepot biedt dan uitkomst: intensieve begeleiding en maandelijks leef- en leergeld van ongeveer 1.300 euro. Zo kunnen ze werken aan hun toekomst en dat geeft rust, vertrouwen en perspectief. Want als je op je 18de al niet kan meekomen, dan komen we je later zeker tegen bij een van onze andere loketten. Het Bouwdepot biedt een praktische oplossing.”

Demissionair staatssecretaris Nobel van Participatie en Integratie is kritisch. Gemeenten mogen niet aan inkomenspolitiek doen.
“Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Als gemeenten doen we niet anders; we hebben toch ook allerlei andere regelingen om mensen te laten meedoen en rondkomen? Ik zie hoe beleid in de praktijk uitpakt. Voor ons zijn mensen geen dossiers of statistieken. Wij horen hun verhalen. Waar het volgens de staatssecretaris wringt, is dat jongeren in het Bouwdepot mogen bijverdienen. Hij vindt dat oneerlijk tegenover andere jongeren. Maar die hebben dit ook echt niet nodig. Het gaat over ongelijk investeren in gelijke kansen. Ik zie dit veel meer als een zorginterventie.”
Amersfoort blijft buiten de lijntjes kleuren?
“We hebben hier goede ervaringen mee, we gaan dit zorgvuldig doen en we gaan leren. Er is in de begroting structureel geld opgenomen voor dertig jongeren. Deze aanpak heeft draagvlak in de gemeenteraad. Er is ook een businesscase gemaakt om te laten zien wat dit op termijn oplevert.”
‘Dansen langs de randen van de wet’, noemt je collega in Utrecht het.
“Binnen de wet is veel meer mogelijk dan we soms denken. Als lokale overheid zijn we weleens te rigide. Wat als het fout gaat? Maar mijn blik is: wat als het lukt? Steeds meer collega’s in het land doen wat nodig is. Die beweging komt echt op gang. Gemeenten zijn voortdurend pleisters aan het plakken met allerlei regelingen. In Amersfoort hebben we verbanddoosjes voor bijvoorbeeld fietsen, laptops en zwemlessen. En dan zijn er nog de chronisch zieken, voor wie de landelijke ondersteuning al jaren geleden is gestopt. De zorgkosten voor deze groep mensen nemen toe. Gemeenten zijn vervolgens genoodzaakt om een nieuwe regeling op te zetten. Maar dit is een erg grote groep en de middelen zijn beperkt. Regel dit dus gewoon landelijk. Wij willen niet de firma Hansaplast blijven.”
Cas Christiani
Functie: ketenmaker jeugd; Waar: Breda; Wat: nieuwe aanpak jeugdzorg
“Boven de héle zorg. In 2035 zijn er in deze sector 406.000 medewerkers nodig. De groepen die dit probleem moeten gaan oplossen – de huidige 12- tot 20-jarigen –, beginnen niet aan de relevante opleidingen en we weten nog niet hoe we hen in beweging moeten krijgen. Het systeem is daarmee niet houdbaar. In de jeugdzorg hoor je nu volop over ‘normaliseren’ en ‘demedicaliseren’. Maar praktisch gezien zijn er straks simpelweg onvoldoende mensen om alle vragen van inwoners te beantwoorden. Gemeenten hebben beperkte invloed op de taak die we met de decentralisaties hebben gekregen. De VNG en het Rijk houden elkaar vast in een gesprek over middelen; met tot nu toe tijdelijke, incidentele bijdragen als resultaat. Voor ons blijft het dus vechten met één hand op de rug. Dit alles vraagt om een ander gesprek, dat we maatschappijbreed moeten voeren.”
Voeren jullie dat gesprek al?
“Het systeem moet fundamenteel anders. In Breda krijgen ongeveer 5.000 jeugdigen jeugdzorg. Daarmee is ieder jaar zo’n 55 miljoen euro gemoeid. Dit aantal lijkt de afgelopen jaren te stabiliseren, maar de lengte en intensiteit van de jeugdhulp blijven toenemen. Oplossingen die we nu met elkaar aandragen, zijn dus eigenlijk onvoldoende effectief. Een jongere die tussen z’n 12de en 16de in zorg zit, bouwt een andere wereld voor zichzelf op – een wereld van hulpverleners. ‘It takes a village to raise a child’, is een bekende uitspraak, maar we plaatsen onze jongeren nu buiten het dorp.
Wij hebben dit gesprek gevoerd met onze gemeenteraad. Eind mei is de verordening Jeugd vastgesteld, waarin we het gesprek mogelijk maken over gebruikelijke en ongebruikelijke hulp aan jongeren. Wat kunnen ouders doen wanneer hun kind hulp nodig heeft? In hoeverre willen zij actief zijn op de voetbalvereniging, net dat stapje extra zetten voor een kind uit het team? Zijn we als samenleving bereid om zo te kijken? Of vinden we dat er allerlei voorzieningen moeten zijn om een ‘kapot’ kind te laten maken? Ik vrees dat we te vaak nog de verkeerde focus leggen.”
Breda zet in op Stevige Lokale Teams. Leggen die de juiste focus?
“Wij zien een Stevig Lokaal Team (SLT) als een stuur in het stelsel. Het begint met de sociale basis: kan een jeugdige in zijn eigen omgeving, op school en bij de sportvereniging voldoende zijn ei kwijt? Als er dan toch een vraag is, dan moet het SLT een goede triage doen: kan dit in de sociale basis of moet er hulp komen? En als het specialistisch moet, dan ook graag snel en goed.”

Wat verwachten jullie van jeugdzorgaanbieders?
“Met hen voeren we stevige gesprekken. Mijn vraag aan hen is: kun jij mij jouw afbouwplan geven? Want als je deze beweging onderschrijft, dan moet je bereid zijn jezelf overbodig te maken. Maar iedereen is nog gericht op stabilisatie of groei. Raden van toezicht kennen het scenario van gecontroleerde afbouw meestal niet.”
Wat levert deze aanpak op?
“Er zijn nu kinderen met een beperking die op een reguliere basisschool in de buurt zitten. Zij hoeven niet meer ’s ochtends een uur in een busje te rijden. Dit bespaart op leerlingenvervoer én levert rust op, omdat zo’n reis altijd prikkels geeft. Deze kinderen bloeien op. De kosten die we zo uitsparen, stoppen we terug in de klas. Ik zeg op persoonlijke titel: er zit genoeg geld in het stelsel, maar het zit op de verkeerde plek en gaat naar de verkeerde doelgroepen.”
Zoeken jullie weleens de grenzen van de wet op?
“Zo min mogelijk, want dan ben je continu met iedereen in gesprek over of iets wel kan. We maken nog onvoldoende gebruik van wat wél mag. Bijvoorbeeld bij gegevens delen: daar zit zo’n kramp in het systeem. Ook bij de uitvoering. Maar het mag vaak wel. Mijn tip aan andere gemeenten: haal het geld van tafel. Kijk naar het gezin, kom met de oplossing. Dan regelen we het geld aan de achterkant. Zo belasten we professionals ook niet met zaken die niet bij hen horen.”
Dorrit de Jong
Functie: wethouder zorg, diversiteit en inclusie; Waar: Zwolle; Wat: ontschotten sociaal domein
“Zwolle staat er relatief goed voor, maar de financiële druk maakt investeren in preventie moeilijk. De opbrengsten landen vaak bij andere partijen, zoals bijvoorbeeld de zorgverzekeraar. Bovendien gaat de kost voor de baat uit: opbrengsten kunnen pas jaren later merkbaar zijn. Maar we geloven in preventie en investeren dit jaar bijvoorbeeld structureel 4 miljoen euro extra in de sociale basis, naast alle wettelijk verplichte taken. Fors, maar we vinden dit belangrijk. Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg. De wereld verandert, dus we moeten mee.”
Zwolle werkt al langer aan hervorming van het sociaal domein.
“In 2018 zijn we begonnen met de hervormingsagenda. We wilden beter aansluiten bij de leefwereld van inwoners en daarop ook kunnen inspelen. Dat betekent: meer collectieve ondersteuning, meer eigen inzet van het sociaal wijkteam en minder specialistische hulp. We zien mooie resultaten, zoals bij de dagbesteding voor ouderen, ‘De Goede Dagen’. Dat is nu een algemene voorziening die onderdeel is van de sociale basis. Een consortium van welzijns- en zorgpartijen in de stad geeft hier aan de hand van de behoefte zelf invulling aan. Dit dwingt tot samenwerking en dat werkt goed. Het blijkt dat het gebruik omhooggaat, maar het budget gelijk blijft. De vergrijzing leidt dus niet tot hogere kosten. Dat is winst.”
Jullie zijn nog een stap verder gegaan.
“In de vorige collegeperiode maakte de begrotingssystematiek het onmogelijk om te ontschotten en te schuiven met budgetten. Toen hebben we in het coalitieakkoord besloten dat we de begroting anders gingen indelen. Concreet zijn we van vier naar twee programma’s in het sociaal domein gegaan. Een grote omslag. Nu hebben we ‘Samen sterk’, waaronder dagbesteding, preventie en Wmo vallen. Het programma ‘Werken aan bestaanszekerheid’ gaat over onderwijs, arbeidsparticipatie en inkomensondersteuning. Voor de gemeenteraad is dit spannend. De raad geeft met deze begroting het college meer ruimte om aan te sluiten bij wat nodig is, in plaats van te doen wat afgesproken is.”
Dus nu wordt er volop geschoven met budgetten?
“Mondjesmaat nog. De ambtelijke organisatie moet wennen; dat gaat niet van de ene op de andere dag. Maar dat geeft niet. We hebben het systeem aangepast en we moeten de organisatie nog leren daarvan gebruik te maken. Te lang was het systeem leidend, nu zetten we de inwoner voorop. Een andere oorzaak is dat de sociale wijkteams een maatwerkbudget hebben. Daardoor hebben ze al meer ruimte om te doen wat nodig is. Ze kiezen nu bijvoorbeeld soms voor judo in plaats van voor een specialistisch zorgtraject voor een kind. Of ze organiseren opvoedondersteuning niet individueel, maar voor groepen ouders. Dat is die collectieve beweging die we aan het maken zijn.”

Wat zijn de valkuilen?
“We willen een lerende organisatie zijn en het gesprek over de bedoeling blijven voeren. De ruimte die we hebben gecreëerd, moeten we durven nemen. Dat geldt ook voor mij als bestuurder. Het is belangrijk dat we achter onze mensen staan en hun de bewegingsvrijheid geven om de keuzes te maken die ervoor zorgen dat een situatie bij een gezin niet escaleert. Onze wijkteams voeren nu eerst een breed gesprek over de persoonlijke situatie en de mogelijkheden die mensen zelf zien om tot een oplossing te komen, voordat ze eventueel doorverwijzen naar specialistische hulp. Dan moeten ze soms lastige gesprekken voeren met ouders.”
Zoeken jullie de randen van de wet op?
“Tot nu toe lukt het ons om deze beweging te maken zónder buiten de lijntjes te kleuren. Maar het vraagt wel lef en samenwerking. Soms beginnen we zonder precies te weten wat het oplevert. En we stoppen ook weer als het niet werkt. Een mooi voorbeeld is ‘Wachtkracht’, waarbij mensen op de wachtlijst van de ggz alvast hulp krijgen vanuit het sociaal domein. Sommige mensen blijken daarna helemaal geen ggz-zorg meer nodig te hebben. Dit is een Zwols succes dat nu overal navolging krijgt. Je moet durven proberen en daarvan leren.”