“Systemen, regels en bureaucratie moeten ondergeschikt zijn, niet leidend.

Iedereen ziet dat het anders moet. ‘Maatwerk’ en ‘menselijke maat’ klinkt het overal, Den Haag stelt enorme eisen aan gemeenten, terwijl de politiek zelf élke verbinding met de burger verloren is. De financiering en wetgeving staan maatwerk in de weg. Professionals zijn jarenlang in het keurslijf van wantrouwen geduwd; de focus lag vooral op rechtmatigheid en niet op doelmatigheid. Maar zelfs de beste timmerman kan niet zonder goed gereedschap. In het sociaal domein zijn er vier wetten die elkaar soms ook nog tegenspreken. Als het systeem tegenwerkt, wordt het ook voor de beste professional erg lastig. De aanstaande herverdeling van het Gemeentefonds baart me ook zorgen. Sommige gemeenten moeten veel inleveren en vervolgens moet een compensatiefonds dat weer opvangen. Ik vrees dat gemeenten door deze systeembenadering tegen elkaar worden uitgespeeld. En dan is er nog de lange termijn van de transitieagenda in het sociaal domein versus de snelle oplossingen vanwege de krappe budgetten. In die spagaat ligt het risico van verkeerde keuzes op de loer. Dat er bijvoorbeeld bij de inkoop van zorg of voorzieningen gekozen wordt voor een goedkopere aanbieder ten koste van de kwaliteit. Of dat bepaalde basisvoorzieningen worden afgestoten om te besparen.”

Terug naar de bedoeling

“De legitimiteit van ons handelen ligt bij onze inwoners. Als je dat uit het oog verliest, dan ben je het niet waard om bij een gemeente te werken. Toen ik begon bij de gemeente Westerwolde, was dat ook mijn boodschap aan mijn nieuwe collega’s. Tijdens een paar heidagen heb ik mijn kijk op het sociaal domein aan hen uiteengezet. Ik ben fan van Wouter Hart, schrijver van ‘Verdraaide organisaties. Terug naar de bedoeling’. Die titel zegt eigenlijk alles. Hoe kunnen we dat aan de achterkant goed inrichten? Dan kom je uit bij integraal werken, ontschotten en investeren in het voorliggende veld. Mensen in de uitvoering moeten zich kunnen concentreren op het contact met die inwoner of dat gezin zonder te verzanden in een bureaucratisch moeras. Ze moeten zich veilig voelen om te doen wat nodig is en ervaren dat er ruimte is om fouten te maken en daarvan te leren.”

Spannend proces

“Ik investeer veel tijd in het coachen van de teammanagers en kwaliteitsmedewerkers. Dat is best een omslag ten opzichte van het meer sturend leiding geven. Ik heb geleerd hoe belangrijk het is om iedereen mee te nemen. Daarom hebben we nu een gezamenlijke visie geschreven, die vervolgens is onderschreven door het college en de gemeenteraad. Daarna zijn de teamleiders, in de rol van kwartiermakers, met de plannen aan de slag gegaan. Dat kost tijd en dat vind ik lastig. Mijn grootste valkkuil is dat ik het dan toch wil overnemen. Geduld, geduld, geduld. Ik zeg niet hoe het moet, ik geef geen antwoorden, maar stel de juiste vragen. Al met al is het een spannend proces waar we nu middenin zitten.”

René Roossien

  • 2018 – heden: manager Samenleving, gemeente Westerwolde
  • 2011 – 2018: hoofd Werk en Inkomen, Maatschappelijke ondersteuning, gemeente Heerenveen
  • 2007 – 2011: hoofd Ruimtelijke en Maatschappelijke zaken, gemeente Haren
  • 1997 – 2007: hoofd onderwijs, Sport en Welzijn, gemeente Haren
  • 1994 – 1997: controller, gemeente Haren
  • 1993 – 1994: bedrijfskundig medewerker, gemeente Haren

René Roossien woont in Annen met zijn vrouw en twee dochters.

‘Ik geef geen antwoorden, maar stel de juiste vragen’

Meedenker

“Vernieuwing is de rode draad in mijn carrière. Dat begon in de gemeente Haren, waar ik voor mijn afstuderen een veranderproces in het fysieke domein in gang heb gezet. Dat ging over planmatig en transparant werken. Dat ik iedereen meekreeg, vond ik mooi. In Heerenveen was ik verantwoordelijk voor de transitie van de sociale dienst, een vrij gesloten club waarvan we de deuren en ramen hebben opengegooid. We hebben daar de functie gecreëerd van de Meitinker, Fries voor meedenker. De meedenker ging de wijk in en kreeg mandaat om zaken te regelen, ook op het gebied van werk en inkomen. Een enorme omslag in denken en doen, waar ik trots op ben. In die periode groeide mijn overtuiging dat er vooral geïnvesteerd moet worden in vakmanschap. Het zijn de professionals in de uitvoering die het verschil maken en ik heb gezien hoe mensen veranderen als ze erachter komen wat ze belangrijk vinden en waar ze goed in zijn. Met professionals die niet willen ontschotten, ga ik het gesprek aan. ‘Zit je nog op de juiste plaats? Ben je hier nog wel gelukkig?’ Veel mensen zijn niet per definitie tegen verandering, maar soms ‘zien ze het nog niet’. Voor wat tegengas schrik ik overigens niet terug; die verschillende perspectieven zijn belangrijk om scherp te blijven. Als je mij mijn gang laat gaan, sta ik straks alleen in de woestijn en denk ik: waar is de rest gebleven? Dat heeft weinig met leiderschap te maken.”

Sportschool

“Ik denk veel na over het sociaal domein. Over hoe de samenleving is ingericht, hoe we mensen wellicht beter kunnen helpen en wat ze van een overheid mogen verwachten. Eigenlijk houdt mijn werk nooit op. Maar ik neem mezelf wel in acht. Ik heb inmiddels geleerd dat ik niet de hele wereld kan redden. Al moet ik bekennen dat ik zo iemand ben die ’s avonds laat of in het weekend nog een mail stuurt of een collega appt met een link naar een interessant artikel. Ik betrap mezelf er soms op dat ik in de sportschool LinkedIn sta te checken. Daar moet ik mee uitkijken; ik wil niet het verkeerde signaal afgeven aan mijn medewerkers. Ik spreek dat ook uit. ‘Je hoeft echt niet meteen te reageren.’”