'Anders werken kan de kosten drukken, maar is niet het hele verhaal'

Renate Richters, wethouder van jeugd, zorg en welzijn, armoede en inburgering in Eindhoven

“In Eindhoven hadden we de afgelopen jaren grote tekorten in het sociaal domein. In 2017 maar liefst 47 miljoen euro. Uit een vergelijking met andere G40-gemeenten bleek dat wij in de begroting waren uitgegaan van veel te lage uitgaven. We dachten dat dat haalbaar was als we maar voldoende transformeerden, maar dat was een misrekening. Tijdens de  coalitieonderhandelingen van 2018, toen de financiële problemen op hun piek waren, hebben we dan ook besloten om de begroting op te hogen met 15 miljoen. Die middelen hebben we vrijgespeeld door de ozb op te hogen én fors te bezuinigen, binnen en buiten het sociaal domein. Inmiddels lijkt het lek boven water. In die zin dat we, met een grote slag om de arm, een heel licht overschot hebben.

Maar ruimte voor structurele investeringen is er nog steeds niet. Met het Rijk voeren we een permanente, moeizame discussie over de vraag of de budgetten voor de gedecentraliseerde taken toereikend zijn. De oplossing die wordt geboden is nooit structureel, alleen een tijdelijk lapmiddel. Maar in de jeugdzorg is het voor een gemeente heel lastig om tegemoet te komen aan de eisen van het Rijk – zoals reële tarieven voor de zorgaanbieders en langlopende contracten om de continuïteit van de zorg te waarborgen – zonder meerjarige zekerheid over het budget. In de Wmo speelt daarnaast het probleem dat de budgetten geen rekening houden met het stijgende beroep op de voorzieningen door de vergrijzing.”

Gelijkwaardige partner

“Als gemeenten zijn wij een gelijkwaardige overheid en dus een gelijkwaardige partner van het Rijk. Wij staan dicht bij de inwoners – het oorspronkelijke argument voor de decentralisaties. Maar de bewegingsruimte ontbreekt om de taken echt naar eigen goeddunken vorm te geven. Het Rijk grijpt tussentijds in, bijvoorbeeld met het abonnementstarief in de Wmo en in de jeugdzorg door regionale samenwerking dwingend voor te schrijven. Als het Rijk werkelijk wil dat er een transformatie op gang komt, moet het dat ook faciliteren met de juiste budgetten. Natuurlijk ken ik de kritiek dat gemeenten nooit gedwongen worden tot innovatie als de geldkraan ongelimiteerd blijft stromen. Maar dat is te simpel. De transformatieopgave staat permanent onder druk door de  financiële vraagstukken. Door anders te gaan werken, kun je ook goedkoper werken, maar dat dekt de lading niet volledig. Feit: in de jeugdzorg hebben we te maken met een grotere én zwaardere doelgroep. Ik kan niet selecteren op inkomen of zelfredzaamheid, wij moeten iedere aanvraag in behandeling nemen.
En daarbij speelt ook nog de politieke dynamiek: iedereen is bang dat er iets misgaat, iedereen wil grip houden op alle (probleem)jongeren. Dit alles maakt het moeilijk, zo niet onmogelijk, om het grotere doel van de decentralisaties te halen.”

Mooie ideeën en idealen raak je gauw kwijt, als nergens een euro voor is'

Vivianne van Yperen, raadslid in Zoetermeer, mede-initiatiefnemer ‘Raden in verzet’

“Op 2 juli was er een debat in de Tweede Kamer over de financiële situatie van gemeenten. Tientallen wethouders verzamelden zich op het Binnenhof om een petitie aan te bieden. Maar zij werden niet serieus genomen, hun noodkreet werd genegeerd. Toen was voor mij de maat vol en heb ik mij gevoegd bij het actiecomité van een collega-raadslid. Inmiddels zijn talloze andere gemeenten en de VNG hierbij aangehaakt. De algemene ledenvergadering van de VNG heeft een motie aangenomen waarin wij gemeenten oproepen om over te gaan tot actie als het Rijk de omvang van het gemeentefonds niet structureel vergroot.

Misschien is het een goede stok achter de deur als gemeenten weigeren nieuwe taken uit te voeren, zoals de Omgevingswet. Langzaam komt er wat beweging in. Coalitiepartijen CDA en ChristenUnie vinden bijvoorbeeld dat de opschalingskorting van tafel moet (dat is een korting op het Gemeentefonds, gebaseerd op de veronderstelling dat fusies tot lagere apparaatskosten leiden, red.). De gemeente Enschede noemt onze actie een druppel op een gloeiende plaat, dat weet ik. Zij pleiten voor een totale herstructurering van de gemeentelijke financiering, met een apart fonds voor Wmo en jeugdhulp en meer mogelijkheden voor gemeenten om belasting te heffen. Ik kan alleen maar zeggen dat ik hoop dat beide initiatieven elkaar versterken. Uiteindelijk staan we toch voor hetzelfde: voldoende tijd, ruimte en budget om het sociaal domein te transformeren – en dus te verbeteren.”

Verloederen

“Na de decentralisatie van de Jeugdwet en de Wmo en de korting op de bijbehorende budgetten, schoten gemeenten in een kramp: het belangrijkste was
de continuïteit van de zorg. Veel lopende contracten werden dus verlengd in plaats van opnieuw beoordeeld – en toen zaten ze vast. De discussie of het niet veel meer een kwestie van organisatie is dan van geld, vind ik een lastige, zeker als lid van de VVD – de partij die van oudsher bepleit dat gemeenten zelf aan het stuur zitten, als ze maar scherpe keuzes durven maken. Maar ik ben ervan overtuigd dat de gewenste effectiviteit en efficiëntie pas tot stand kunnen komen nadat er geïnvesteerd is.

Voor innovatie, pionieren en werkendeweg ontdekken wat werkt en wat niet, zijn tijd en geld nodig. De kost gaat voor de baat uit. Het helpt in ieder geval
niet om de stad eerst kapot te bezuinigen. Voor gemeenten was het de afgelopen jaren alleen maar overleven. In Zoetermeer hebben we twee bibliotheken moeten sluiten, en bijna alle wijkposten. Dat zijn kantoortjes in de wijk waar mensen laagdrempelig hun vragen aan de gemeente kunnen stellen. Het grofvuil wordt niet meer opgehaald en op het groenonderhoud is ook fors bezuinigd. Je ziet de stad verloederen.”

Schrijnende mails

“Ik heb jeugdzorg in mijn portefeuille en je wilt niet weten wat voor schrijnende mails ik van inwoners krijg. Over wachtlijsten, personeelstekorten en jongeren die het hele land worden doorgereden omdat er nergens plek is in instellingen. De situatie van zo’n jongere wordt dan natuurlijk alleen maar slechter en ondertussen kan ik die ouders geen perspectief bieden. De materie in het sociaal domein is complex, het is bijna niet te doen om alle stukken te lezen en goed te begrijpen. Dat heeft consequenties voor de kwaliteit van de lokale democratische controle, zeker ook omdat Zoetermeer in grotere regionale verbanden meedoet aan aanbestedingen in de jeugdzorg. Tweeënhalf jaar geleden begon ik als raadslid met prachtige ideeën en idealen. Maar die ben je gauw kwijt als er nergens een euro voor is. Ik houd m’n hart vast voor de kieslijsten voor de komende gemeenteraadsverkiezingen. Hoeveel mensen hebben in deze omstandigheden zin om in de raad te gaan? Zelf wil ik het nog wel een periode doen. In de hoop dat het onder het nieuwe kabinet beter wordt.”

'Hoogste tijd voor brede heroverweging van wat nodig is en wat minder nodig is'

Rob Hoffmann, directeur Sociaal Domein in Helmond

“Bij de decentralisaties hebben gemeenten te weinig middelen gekregen voor de taken van de Wmo en de Jeugdwet. Minister De Jonge van VWS heeft nu voor drie jaar bijgeplust, maar  structurele zekerheid is er niet. Dat geldt ook voor de BUIG-budgetten. Die worden eerst voorlopig toegekend, tussentijds bijgesteld en pas in het begrotingsjaar zelf definitief vastgesteld. In onze arbeidsmarktregio kregen we voor 2020 ineens 7,5 miljoen euro minder voor de uitvoering van de Participatiewet. Daar komt bij dat we in Helmond relatief veel met loonkostensubsidies werken en daarmee wordt bij de vaststelling van het BUIG-budget onvoldoende rekening gehouden. Het ad hoc-karakter van de financiering stoort mij: het ene jaar een miljoen eraf, het volgende jaar een miljoen erbij. Dit belemmert een toekomstbestendige koers. Nagenoeg ieder gesprek in de gemeenteraad wordt bepaald door de financiële kaders – en niet door de inhoud van de zaken die ter tafel komen.

De transformatie van het sociaal domein, de zorg voor bestaanszekerheid voor de inwoners, de bestrijding van de tweedeling tussen (kans)arm en (kans)rijk: dat zijn langdurige,  arbeidsintensieve en dure trajecten. Hiervoor kan je als gemeente niet zorgen als je ieder jaar weer financiële stress hebt. Mijn boodschap voor het kabinet is dus: geef ons tijd, rust, vertrouwen en een stabiele financiële situatie.”

Volksverzekering

“Gemeenten hebben in de praktijk weinig sturingsruimte. Door het abonnementstarief is de Wmo de facto een volksverzekering geworden, zoals Divosa-voorzitter Erik Dannenberg zei. Waarom moeten gemeenten deze wet dan nog uitvoeren? En in de jeugdzorg hebben we te maken met door de wet aangewezen verwijzers, zoals huisartsen en instellingen. Als zij een indicatie afgeven, dan overkomt ons dat, daar hebben we geen invloed op. Maar we dragen wel de financiële verantwoordelijkheid, en dat wringt. Misschien een beetje flauw, maar sinds de decentralisaties zijn er op het ministerie van VWS alleen maar meer ambtenaren aangenomen. Terwijl je toch een tegengestelde beweging zou verwachten.

Tot begin dit jaar kon Helmond alle uitgaven in het sociaal domein dekken. Dat kwam ook doordat wij konden interen op een overschot van de voorgaande jaren, middelen die we speciaal hiervoor hadden gereserveerd. Maar die zijn nu op. Als een van de laatste gemeenten van Nederland stevenen wij dus nu ook af op een tekort, van zoals het er nu naar uitziet 4 miljoen euro. Het vervelende is dat bezuinigingen vaak neerslaan op voorliggende voorzieningen, zoals preventie. Dat is voor de korte termijn een oplossing, maar de lange termijn uiteraard niet.
In vergelijking met andere landen verlenen wij veel (jeugd)zorg, dat klopt. Het is tijd voor een brede heroverweging van wat nodig en minder nodig is, en wat op het bord van de gemeente
ligt en op dat van inwoners zelf. Maar hoe dat gesprek afloopt, hangt af van de politieke kleur van het college, en die verandert iedere vier jaar.”

'De creatieve oplossingen zijn wel zo'n beetje uitegput'

Paul Berkers, beleidsadviseur Wmo in Helmond

“Wij proberen te voorkomen dat inwoners de dupe worden van het feit dat de gemeente minder geld te besteden heeft. Als beleidsadviseur is het aan mij om creatieve oplossingen te zoeken
binnen de – financiële – kaders van het Rijk en onze eigen gemeenteraad. Zo hebben wij in 2015 een was- en strijkservice opgericht. Deze taken hebben we uit de indicatie huishoudelijke hulp gehaald. Het wassen en strijken gebeurt sindsdien door vrijwilligers en re-integrerende bijstandsgerechtigden – een stuk goedkoper.

Deze constructie biedt inwoners bovendien de gelegenheid om werkervaring op te doen en vergroot de kans op uitstroom naar betaald werk. Een ander voorbeeld: vrijwilligers hebben een dagbesteding ingericht voor mensen met beginnende dementie, als voorziening vóór de geïndiceerde zorg. Daarnaast indiceren wij de huishoudelijke hulp resultaatgericht. Dat wil zeggen dat in de beschikking staat dat een huis ‘schoon en leefbaar’ moet worden opgeleverd, zonder dat daar een concreet aantal uren voor staat. Dit maakt maatwerk mogelijk. Van week tot week kijken we wat er nodig is; de resultaten laten we steekproefsgewijs controleren. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat gemeenten alleen op uren mogen indiceren, maar wij gaan voorlopig door op deze weg. De inwoners zijn tevreden en bovendien wil minister De Jonge resultaatgericht indiceren wettelijk mogelijk maken.”

Vaker ‘nee’

“Maar inmiddels zijn de creatieve mogelijkheden op het gebied van de huishoudelijke ondersteuning wel zo’n beetje uitgeput. Meer geld is daar echt de enige oplossing. Zeker ook omdat
de laatste cijfers een stijging van ruim 10 procent van het aantal indicaties laten zien. Ook in wijken en buurten waar mensen wonen met gemiddeld hogere inkomens. Dat leidt maar tot één
conclusie: het abonnementstarief heeft een aanzuigende werking. Mensen die van hun particuliere hulp kunnen overschakelen naar een huishoudelijke hulp voor een eigen bijdrage
van slechts 19 euro per maand, zijn een dief van hun eigen portemonnee als ze zich niet melden bij de gemeente.

Ook de hogere cao-lonen hebben de  huishoudelijke hulp aanzienlijk duurder gemaakt. Mocht het kabinet het budget voor de huishoudelijke hulp niet aanpassen, dan kunnen we overwegen om inkomen en vermogen als afwijzingsgrond te gaan hanteren. Maar dat is waarschijnlijk juridisch niet houdbaar. Als mensen dan in bezwaar en beroep gaan, worden we teruggefloten door de rechter omdat we rijksbeleid doorkruisen. In het slechtste scenario is onze gemeenteraad genoodzaakt om extra bezuinigingen door te voeren, binnen of buiten het sociaal domein. Ik verwacht dat we volgend jaar nog binnen onze eigen begroting kunnen blijven. Een optie is om lichte indicaties in de Wmo-begeleiding en de jeugdhulp te laten vervallen. We zullen inwoners dan vragen om het binnen hun netwerk op te lossen of een beroep te doen op een voorliggende voorziening. Ofwel: eerder ‘nee’ verkopen.”

De financiën in een notendop

Zo’n 85 procent van de inkomsten van gemeenten komt van het Rijk. In 2019 bedroeg het Gemeentefonds 31,2 miljard euro. Gemeenten vinden dat er structureel 2 tot 3 miljard per jaar bij moet. Volgens de VNG is dit de optelsom van de tekorten in de jeugdzorg (1.400 miljoen), de extra kosten van het Wmo-abonnementstarief (136 miljoen) en de kosten van de opschalingskorting (975 miljoen). Gemeenten klagen ook over de verdeling van de middelen in het fonds. Voor 2021 was een nieuwe verdeelsleutel voorzien. Maar er ontstond ophef toen bleek dat dit voor twee op de drie gemeenten nadelig uitpakte. Vooral kleine en middelgrote gemeenten zouden hun inkomsten zien dalen. Nu zijn de plannen een jaar uitgesteld.