In een kleurrijk huis woont Kaatje* samen met haar hond. Ze is in de vijftig en heeft de diagnose ME/CVS, een chronisch vermoeidheidssyndroom. Ondanks haar ernstig belemmerende klachten verzamelt ze altijd energie voor de dingen die ze belangrijk vindt. Ook al moet ze er soms een paar dagen van bijkomen. “Ik vraag aandacht voor de situatie van mensen die langere tijd in de bijstand zitten, bijvoorbeeld door mee te werken aan dit interview. Ik heb van jongs af aan een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. En helaas zelf niet veel goede ervaringen. Dat zit me echt dwars.”

Afgekeurd

Het leven van Kaatje heeft er niet altijd zo uitgezien. Zo’n twintig jaar geleden – ze was toen begin dertig – werkte ze met veel plezier in de zorg. Tot er op een zomerse dag een nare gebeurtenis uit haar jeugd naar boven kwam waarvoor ze niet kon weglopen. De herbeleving was zeer heftig en ze ontwikkelde een posttraumatische stressstoornis. “Nog een paar maanden heb ik geprobeerd om door te werken, zo goed en kwaad als het kon. Maar het lukte me niet meer. In dat najaar ben ik voor 100 procent afgekeurd.” Niet lang nadat ze in de WAO kwam, startte de landelijke herkeuring van alle mensen in deze wet. ‘De nieuwe beoordeling laat beter dan voorheen zien wat u met uw ziekte of handicap nog wél kunt. Dat is misschien meer dan u en UWV vroeger dachten’, aldus de uitleg van het ministerie van SZW bij de strengere keuringsnormen. “Ik zou nog maar minder dan 15 procent arbeidsongeschikt zijn en net zo goed kunnen werken als iemand van 60. Let wel, ik was toen begin 30. Heel frustrerend en pijnlijk. Zo kwam ik dus vanuit de WAO in de bijstand terecht – waar ik het overigens nog altijd niet mee eens ben.”

Niets aannemen

Terugkijkend op alle jaren dat ze van een bijstandsuitkering leeft, ziet ze het gebrek aan geld niet als het grootste probleem. “Ik leef heel zuinig, heel sober. Voor de kinderen vond ik het weleens sneu dat we niet veel geld hadden. Maar zelf heb ik niet veel nodig. Ik zet de thermostaat laag en spaar soms voor de luxere dingen. Nee, het probleem zijn de brieven die binnenkomen. De gesprekken die ik moet voeren. Elke keer als er een brief op de mat ligt, denk ik: wat willen ze nu weer?” Jarenlange controles van haar inkomsten, bankafschriften en alle andere zaken die mogelijk van invloed zijn op haar uitkering hebben Kaatje het gevoel gegeven dat ze zich moet verdedigen, moet verantwoorden. Dat ze niet vertrouwd wordt. “Ik heb niets misdaan, maar toch benadert de gemeente me vanuit wantrouwen en controle. Een voorbeeld. Elk jaar moet ik mijn bankafschriften laten zien. Dat zijn al gauw twintig tot dertig pagina’s. In een gesprek moet ik dan uitleggen waarom ik een half jaar geleden 5 euro heb uitgegeven. Ze checken ook de sociale media, tot járen terug. Als ik iets weggeef via een weggeefgroep, vragen ze of ik wel zeker weet dat ik er geen geld voor gekregen heb. Ik neem dus niets meer aan van anderen, geen boodschappen van mijn dochter, geen spullen. Het is me de moeite niet waard. Te gek voor woorden.” Kaatjes ervaringen sluiten aan bij de ervaringsverhalen in het rapport ‘Gezien, gehoord en geholpen willen worden’ dat het Sociaal en Cultureel Planbureau in augustus 2023 uitbracht. Uit de gesprekken met mensen met een hulpvraag in het sociaal domein blijkt dat zij soms het gevoel hebben dat ze ‘door onmogelijke hoepeltjes moeten springen’ en zich in een hokje geplaatst voelen dat stigmatiserend werkt. De titel van de publicatie dekt de lading van de belangrijkste boodschap daaruit aan professionals in het sociaal domein: zie en hoor je inwoners. Neem wat er is gebeurd in iemands leven als uitgangspunt – niet de regels.

Landelijke Cliëntenraad (LCR)

Divosa zet zich als vereniging in voor de belangen van leidinggevenden en medewerkers in het gemeentelijk sociaal domein. De De Landelijke Cliëntenraad (LCR) vertegenwoordigt alle mensen met een uitkering of regeling wegens ziekte, een aandoening, verlies van werk of onvoldoende inkomsten. Zie: landelijkecliëntenraad.nl. Lees ook het interview met LCR-voorzitter Fatma Koşer Kaya op sprankmagazine.nl.

'Hoe langer in de bijstand, hoe meer het voelt als overleven'

Streng, maar menselijk

Kaatje weet dat het ook anders kan. In al haar bij standsjaren heeft ze verschillende gemeenten en meerdere inkomensconsulenten meegemaakt. Van wie een aantal zorgde dat ze zich wél gezien voelde. “Een tijd lang had ik echt een leuke vrouw. Ze was streng, maar ook menselijk. Het was goed dat ze in het eerste gesprek meteen begon over mijn diagnose. Ze had die opgezocht en zei hoe heftig ze het vond voor me. Ze had zich goed voorbereid. Dat gaf me het gevoel dat ik niet een nummer was, maar een mens.” Tegelijkertijd begrijpt Kaatje dat er controles zijn. “Natuurlijk. Er zijn nu eenmaal mensen die zich niet aan de regels houden. En als je bij de gemeente werkt, dan moet je de regeltjes volgen. Het gaat mij om de toon die gebruikt wordt. Nu krijg ik het gevoel dat de gemeente niet in dienst staat van haar inwoners, maar andersom. En wat betreft de controle op alle, zelfs de kleinste bedragen: focus je liever op de iets grotere bedragen, dat bespaart iedereen veel tijd en moeite.” Het gevoel van onrecht zit diep bij Kaatje, en niet alleen voor haarzelf. “Ik voel mee met alle mensen die lang in de bij stand zitten of onterecht in de bij stand zijn gekomen. Als het van korte duur is, dan kom je er wel doorheen. Maar hoe langer het duurt, hoe meer het voelt als overleven. Het helpt om mijn verhaal te doen, zoals nu, en dan wél begrepen te worden. Er zitten talloze mensen in mijn situatie, ook voor hen vertel ik dit. Bovendien rust er een groot stigma op het ontvangen van een bijstandsuitkering. Buren, vrienden, veel mensen denken: lekker makkelijk, je hoeft de hele dag niets te doen. Alleen je handje op te houden. Ook in mijn familie merk ik dat er vooroordelen zijn. Mijn ziekte zou niet bestaan, ik zou me aanstellen, ik zou heus wel kunnen werken. Alsof ik een tweederangsburger ben.”

'Vraag niet alleen maar of die bedragen op mijn bankrekening wel kloppen'

Volwaardig burger

In de beginjaren van haar bijstandsuitkering zette de gemeente nog re-integratietrajecten in. Inmiddels wordt ze ‘met rust gelaten’ en wordt haar niet meer gevraagd om betaald werk te zoeken. “De ene dag heb ik meer energie, de andere dag minder. Ik zou willen dat ik weer een paar uurtjes per week in de zorg kon werken, maar in de praktijk is het niet mogelijk. Ik kan geen zwaar werk doen en niet met cliënten werken die wat meer zorg en aandacht nodig hebben. Per dag zou ik moeten kunnen aangeven wat wel of niet lukt. Maar dat gaat niet in een bedrijf – te ingewikkeld, te veel risico.” Eigenlijk hoort ze gewoon thuis in de WAO/WIA, concludeert Kaatje. “Ik heb een advocaat in de arm genomen om toch nog te proberen om uit die bijstand te komen.” In het nieuwe kabinet heeft ze geen vertrouwen. “Ik houd mijn hart vast. Rechtse partijen vinden ons over het algemeen niet zo interessant.” Voor de professionals die in hun werk te maken hebben met bijstandsgerechtigden, heeft ze een oproep. “Luister naar mensen, kijk oprecht naar wie iemand is en behandel iedereen als volwaardig burger. Vraag niet alleen maar of die bedragen op mijn bankrekening wel kloppen of wat ik precies allemaal verbouw in mijn volkstuin. Ik wil alles laten zien en geef graag meer informatie dan verplicht is. Maar dan wil ik ook dat mensen me geloven. Het gaat om empathie: waar kan ik je mee helpen, wat wil je en kunnen we daar iets op verzinnen? Als iemand het bij voorbeeld niet zo fijn vindt om op bezoek te komen vanwege ziekte, is het dan mogelijk om de afspraak telefonisch of via beeldbellen te doen? Dat soort kleine dingen maken echt het verschil.”