Het interview is bijna afgelopen, ze staat al met de deurklink in haar hand. “‘Je mag niet naar bed als je buurman honger heeft’, zei mijn vader altijd. Dat maakte indruk op mij als kind, ik ben die uitspraak nooit vergeten.”

Het verklaart misschien waarom Fatma Koşer Kaya nu voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad (LCR) is. De organisatie die opkomt voor de bijna zeven miljoen mensen in Nederland die (deels) moeten rondkomen van een uitkering. “Toen ik de vacature zag, dacht ik meteen: hier kan ik zoveel voor mensen betekenen. Alles wat ik in mijn vorige functies heb gezien, kan ik hier een plek geven.”

Van betekenis zijn, van dienst zijn: het zijn woorden die ze veelvuldig gebruikt. Koşer Kaya heeft al heel wat interviews gegeven sinds haar benoeming in oktober. Even trekt een kleine ergernis over haar gezicht. “Maar het gaat niet om mij, mijn rol of mijn gezicht in de krant. Daar heb ik helemaal niets mee. Het gaat om de mensen voor wie ik hier zit. Voor hen werken we – met een klein team – keihard bij de LCR. Voor wie ben ik in dienst? En hoe wil ik zelf behandeld worden? Dit soort simpele vragen lijken we te zijn vergeten in de openbare dienstverlening en de politiek.”

Koşer Kaya praat vlug en schakelt snel. Verhalen over Amersfoort, waar ze tot vorig jaar wethouder was, verbindt ze met haar belevenissen als D66-politicus in de Tweede Kamer en kleurt ze in met voorbeelden uit haar tijd als advocaat. “Ik formuleer nogal direct en zonder al te veel poespas, daar moeten mensen weleens aan wennen.”

Welke belangrijke lessen neem je mee uit je vorige functies?

“Als advocaat arbeidsrecht heb ik geleerd om te strijden voor dat ene individu. Ik zag van dichtbij wat wetten met mensen doen. Hoe onnavolgbaar dat vaak is. Hoe oudere werknemers aan de kant werden geschoven. Ik wil dat mensen rechtvaardig en gelijkwaardig worden behandeld, dat was ook mijn drijfveer in de Tweede Kamer. Vaak probeerde ik de onrechtvaardigheid uit bepaalde wetten te halen.

Democratie vind ik belangrijk en dan moet je ook meepraten, je nek durven uitsteken. Daarom ben ik politiek actief geworden. Maar de Tweede Kamer? Daarover had ik nooit echt nagedacht voordat Bert Bakker van D66 me benaderde. Nee, ik wilde rechter worden. Ik was ook al beëdigd tot plaatsvervangend rechter. En toen kwam die plek in de Tweede Kamer vrij. Tja, dacht ik, als ik nu kies voor de rechterlijke macht, dan ga ik de politiek niet meer in. Omgekeerd kan wel. Dus werd het de Kamer – en achteraf ben ik blij met die keuze. Ik heb veel mooie dingen kunnen doen, dingen waarover geen letter in de krant heeft gestaan. Zo herinner ik me mijn eerste motie nog. Die ging over kinderopvang, dat zieke mensen daarvan ook gebruik moeten kunnen maken. Eerder ging men er maar van uit dat zij wel voor hun kinderen kunnen zorgen: onzin natuurlijk. Het gaf me een enorme kick om zo’n motie binnen te halen en voor zoveel mensen het verschil te maken.

De politiek is wel een ingewikkelde werkomgeving. Zaken als partijbelang, zichtbaarheid en soundbites zijn ineens belangrijk. Als je niet uitkijkt, dan word je daar helemaal in meegezogen en blijf je niet bij jezelf en bij de inhoud. Dan vergeet je de mensen voor wie je daar zit. Dan hoor je hen ook niet meer. Daarom is burgerparticipatie ook zo van belang. En dan bedoel ik echt luisteren naar mensen én – dat is cruciaal – terugkoppelen wat er vervolgens met die inbreng is gedaan.”

Fatma Koşer Kaya

Fatma Koşer Kaya (1968) is sinds 1 november 2022 voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad. Na haar rechtenstudie in Tilburg ging ze als advocaat aan de slag, later als arbeidsrechtjurist bij vakbond FNV. Daarna zat ze in de Tweede Kamer voor D66. Koşer Kaya was ook wethouder in Wassenaar en Amersfoort.

‘Hoe wil je zelf behandeld worden? Zulke simpele vragen lijkt de politiek te zijn vergeten’

Dat gaat nog vaak mis?

“Absoluut, het consistent niet luisteren en negeren van mensen is het grote probleem. Waar komt dat enorme wantrouwen richting de overheid vandaan, denk je? Iedereen heeft de mond vol over burgerparticipatie. Maar hoe doe je dat goed in de praktijk? Dat is zo eenvoudig niet. Te vaak worden bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden alleen voor de vorm betrokken bij het besluitvormingsproces, het beleidsstuk ligt dan al klaar. Dat is niet meer dan windowdressing, en mensen voelen dat meteen. Zij geven voortdurend allerlei signalen af, maar er moet heel veel tamtam komen voordat ze gehoord worden. Kijk naar de toeslagenaffaire.”

Had jij vóór die affaire al door dat het groeiende wantrouwen problematisch was?

“Jazeker, ik maakte me al veel langer zorgen. In 2000 heb ik hierover al een stuk geschreven. Wacht, ik zoek het even op.” Ze leest voor van haar telefoonscherm: ‘Al jarenlang neemt het wantrouwen van mensen richting de ander, richting overheidsinstellingen en politiek toe. Steeds meer mensen voelen zich tweederangsburgers en accepteren het niet meer om zo behandeld te worden. Ze voelen zich niet gehoord in hun wensen en gevoelens.’ “Ik denk nogal associatief en soms moet ik daar woorden aan geven en het opschrijven. Wantrouwen en polarisatie zijn dé kwesties van nu. Met mijn stuk ben ik overigens ook naar premier Rutte gegaan. Wat hij zei? Hij was allervriendelijkst en keek me heel sympathiek aan.” Licht ironische blik.

“Vertrouwen kan alleen maar hersteld worden door met aandacht en oprecht te luisteren naar mensen. In de politiek, in de gemeentehuizen. Burgers moeten op verschillende momenten bij beleids- en besluitvorming betrokken worden. Zodat je weet waar mensen vandaan komen en kunt uitleggen wat er wel of niet kan. We moeten de burger serieus nemen. Daar gaat het om. De overheid is er voor de samenleving, niet andersom.”

Fatma

Aandacht, goed luisteren. Niemand zal het daarmee oneens zijn.

“Dat is de basis, de grondhouding. Maar die simpele dingen zijn we verloren. We hebben het leven van mensen volledig gefragmenteerd. Zij krijgen te maken met een oerwoud van regels. Maar een papieren wereld kan geen vertrouwen geven en bestaanszekerheid bieden. Alles hangt af van dat ene formuliertje. Mensen zijn bang om formulieren in te vullen. Zij hebben hélemaal niet het gevoel dat de overheid er voor hen is. Niet gek, natuurlijk. Elke fout kan consequenties hebben, voor hun inkomen, voor hun bestaanszekerheid.

Het staat allemaal onder spanning. De mentaliteit is lang geweest: stel je toch voor dat iemand probeert de boel op te lichten. Er is altijd een kleine groep mensen die misbruik maakt van de voorzieningen, maar moet je daar het hele beleid op richten? Moet je mensen aanpakken die een tas boodschappen van hun ouders hebben gekregen? Kom op, zeg! We moeten als mensen in deze samenleving naast elkaar gaan staan. En dan heb ik het niet alleen over de overheid.

Mijn vader overleed toen ik dertien was, mijn moeder heeft zes kinderen in haar eentje grootgebracht. We hadden het niet breed, maar mijn moeder had wel de rust om ons op te voeden. Zij voelde zich niet voortdurend bedreigd in haar bestaanszekerheid. Die rust hebben we nu helemaal uit het leven van mensen gehaald.”

‘Thuis hadden we het niet breed, maar mijn moeder voelde zich niet bedreigd in haar bestaanszekerheid’

Minister Schouten voor Armoedebeleid spreekt over een ‘ander mensbeeld’. Zij wil af van het harde fraudebeleid. Een nieuwe wind?

“Er komt inderdaad van alles in beweging en daar ben ik zeker gelukkig mee. Maar er wordt vooral veel gerepareerd. Het lijkt wel een lek dak. Overal hangen potjes en pannetjes onder, met als gevolg dat de regels nog complexer worden. Er is echt een andere visie nodig. We moeten voortdurend de vraag stellen: kan het systeem eenvoudiger, eerlijker en duurzamer? Met die bril moeten we gaan kijken naar beleid en wetgeving.”

Hoe vertaal je dat naar de uitvoering? Naar de dagelijkse praktijk?

“Bestuurders en managers in het sociaal domein moeten richting, ruimte en veiligheid geven aan hun ambtenaren. Ruimte om de tijd te nemen wanneer de situatie daarom vraagt. En als er fouten worden gemaakt, niet de ambtenaar onder de bus gooien. Leiderschap is ook lef tonen.

Het is zaak dat bestuurders uit hun ivoren toren komen en zelf in gesprek gaan met burgers. Ik kom ze nog steeds tegen, bestuurders en politici die op grote afstand van de realiteit staan. Zij hebben geen idee hoe het leven eruitziet van bijvoorbeeld een alleenstaande moeder met schulden en een kind met een beperking. Ik zag het ook wel bij sommige politici die een maatschappelijke stage hadden gedaan; het leek soms alsof ze terugkwamen uit een andere wereld. Waar heb jij geleefd de afgelopen jaren?, denk ik dan.”

Ze is even stil. “Weet je, bestuurders in Nederland zijn er goed in om zaken lineair te bekijken. Dat werkt misschien in het bedrijfsleven, maar de samenleving is geen bedrijf, de levens van mensen zitten zo niet in elkaar. Omdat we zo slecht luisteren naar mensen, proppen we ze in hokjes. Dat is wat er nu vaak gebeurt.

Het is aan ons als LCR om duidelijk te maken wat daarvan de gevolgen zijn. Dit doen we op allerlei manieren. Zo laten we met ‘burgerreizen’ zien welke weg mensen moeten afleggen als ze in de schulden komen, een uitkering aanvragen of weer gaan werken. We gaan direct en indirect de dialoog aan, bijvoorbeeld via onze programmareeks ‘De Nieuwe Solidariteit’, die we samen met Pakhuis de Zwijger ontwikkeld hebben. Hierin gaan we in gesprek met uitkeringsgerechtigden, gemeenten en andere betrokken partijen om tot een nieuwe toekomstvisie op de sociale zekerheid te komen.”

Hoe zorg je dat de LCR de stem laat horen van de 7 miljoen mensen die geheel of gedeeltelijk afhankelijk zijn van de overheid?

“We bouwen vertrouwen op, zodat mensen hun verhalen blijven delen. Soms vertellen ze zelf wat ze hebben meegemaakt, een andere keer tekenen wij het op. Die verhalen nemen we mee naar bijvoorbeeld ministeries. Wij zijn er om gevraagd en ongevraagd advies te geven aan het ministerie van Sociale Zaken, gemeenten en uitvoeringsorganisaties als UWV en SVB. We zoeken mensen op en de organisaties die bij ons aangesloten zijn, weten ons te vinden. Zelf krijgen we ook gevraagd en ongevraagd advies van de organisaties die we vertegenwoordigen. Inspraak en participatie zijn niet eenvoudig te realiseren, het is niet een kwestie van een paar mensen in de bijstand even wat laten vertellen. ‘Ach, wat zielig toch.’ Dat medelijden is funest, daarmee krenk je mensen en neem je hen niet serieus.”

‘Medelijden is funest, daarmee krenk je mensen’

Het gaat je aan het hart.

“Dat gevoel van rechtvaardigheid zat er bij mij als kind al in. Ik kan slecht tegen onrecht. En ik heb een Turkse achtergrond. Als ik in de spiegel kijk, denk ik niet: hoe zal ik eens gaan integreren? Dat is wat anderen weleens zien, maar ik zie mezelf. Als jong meisje was ik me er al van bewust dat mensen soms vooroordelen hebben. Ik herinner me nog de verbazing van een buurman toen hij hoorde dat ik naar het vwo ging. Ik paste blijkbaar niet in zijn hokje. Natuurlijk heeft dat me gevormd, maar dit soort ervaringen hebben me niet tegengehouden.

Integendeel, ik ben steeds meer mijn eigen persoon geworden. Ik ben een meisje van de Middellandse Zee en kan nogal gepassioneerd uit de hoek komen. Maar een ding staat in mijn werk altijd voorop: ik moet mezelf recht in de ogen kunnen kijken. Heb ik gedaan wat ik kon? In 2006 stemde ik als enige in de fractie tegen de inburgeringswet van toenmalig minister Verdonk, ik zat nog maar net in de Kamer. Maar ik kon er niet mee instemmen, de kern van die wet klopte niet. En wanneer de kern niet deugt, dan kun je blijven repareren, maar dan gaat het niet werken.”