“Op ons intranet verscheen een oproep dat er mensen nodig waren. Het ging om diensten van vier uur voor het aansturen van vrijwilligers.

Tijdens de coronapandemie had ik ook in het crisisteam gezeten, vanuit mijn rol als strategisch juridisch adviseur in het sociaal domein. Dat was nog maar pas geleden, maar ik heb geen moment getwijfeld en meldde me aan. In eerste instantie zou ik samen met een collega drie dagen gaan helpen in de sporthal waar de gemeente voor vierhonderd mensen een eerste opvangplek had ingericht – het team dat die locatie in slechts een paar dagen tijd had opgebouwd, liep op het tandvlees. Uiteindelijk hebben wij daar drie weken rondgelopen.

De eerste dagen dat ik in de sporthal meehielp, waren de stilte voor de storm. We waren helemaal voorbereid, in afwachting van de bussen met vluchtelingen die elk moment konden arriveren. Dat duurde even. Pas toen ze er waren, kwamen we erachter dat we sommige dingen anders hadden moeten regelen. We hadden bijvoorbeeld een heel kaartjessysteem voor het restaurant bedacht dat helemaal niet nodig bleek. Maar die grondige voorbereiding gaf wel een goed gevoel: als de bussen komen, dan staan we er.”

We doen dit!

“De eerste weken kon ik het werk in de opvang nog combineren met mijn eigenlijke taken. Kwestie van een beetje creatief zijn. Voor een video-overleg kon ik in de sporthal altijd wel ergens een hoekje vinden. Maar toen er nieuwe locaties in de stad moesten worden opgezet – in de Waalhaven liggen onder meer twee schepen voor Oekraïense vluchtelingen – en het voor de hand lag dat degenen die al wat ervaring hadden daar als locatiemanager gingen helpen, kon ik mijn reguliere taken er niet meer bij doen. De gemeente heeft er toen voor gekozen mij en een paar collega’s vrij te maken. Daarna heb ik nog drie maanden als locatiemanager gewerkt. Toen ontstond er wel een spanningsveld, want dit betekende dat er werk bleef liggen en een aantal collega’s meer moesten doen. Dat kan best een paar weken, maar zoals onze burgemeester Hubert Bruls ook al zei: het is niet onze dagelijkse taak, we doen het erbij. Dus na een tijd gaat dat wringen. En toch. Toch voelde je bij alle collega’s die energie, die gedrevenheid: er is een crisis, dus we doen dit. Dat is het mooie van werken bij de gemeente: je kunt het verschil maken.”

‘We moeten uitkijken dat we niet voor alles een crisisorganisatie optuigen’

Surreële werkelijkheid

“Het was de tweede crisis in korte tijd, corona was nog niet eens helemaal achter de rug. Normaal gesproken is een crisissituatie van korte duur: je tuigt een crisisorganisatie op en binnen een paar weken kan de staande organisatie het overnemen. Maar zowel de coronapandemie als de vluchtelingenopvang zijn van langere duur. Achteraf bekeken hebben we erg veel gevraagd van erg weinig mensen. En mensen in crisisstand kunnen niet vooruitkijken, hè. Dus eigenlijk moet je een schil van mensen om hen heen zetten die de rust en het overzicht hebben om wel verder te kijken. Hoe gaan we dit over een week doen? En over twee weken?

Toen ik na drie maanden mijn oude rol weer kon oppakken, voelde dat als een surreële werkelijkheid. Ik vond de terugkeer pittig, heb nog drie weken slecht geslapen. Terug op de werkvloer voelde mijn ‘crisiscollega’s’ en ik ons soms aan ons lot overgelaten. Ineens weer overgaan tot de orde van de dag, was af en toe best lastig. Wij hebben heftige dingen gehoord, gezien en meegemaakt die niet iedereen zal begrijpen. We hebben groepen mensen opgevangen die uit het centrum van de oorlog kwamen, mensen met trauma, die familieleden en bezittingen moesten achterlaten en alles wat er verder nog bijkomt. Ook de tolken en vrijwilligers hebben veel voor hun kiezen gekregen. Op dat moment vertrouwden we op ons gezonde boerenverstand. En noodzaak doet een hoop; de mensen die zich aanmelden voor een crisisorganisatie, durven keuzes te maken en zijn niet te beroerd om verantwoordelijkheid te nemen. Om vanuit onze bevlogenheid niet zo weer terug te gaan naar de opvanglocaties, hebben mijn collega’s en ik er even bewust afstand van moeten nemen.”

Stijn van Cleef

Boven jezelf uitstijgen

“Als de noodzaak zich opnieuw voordoet, meld ik me zeker weer aan. Wel vind ik dat we moeten uitkijken dat we niet voor alles een crisisorganisatie optuigen. Enerzijds werkt het natuurlijk goed: je hebt slagkracht, kunt snel besluiten nemen. Maar we moeten ons niet door die voordelen laten verleiden. Want het vraagt ontzettend veel van mensen en ondertussen moet het werk in de staande organisatie óók gebeuren.

Terugkijkend ben ik onder de indruk van wat we hebben neergezet. Wat kunnen wij als gemeente veel als het moet. We hebben de kennis en expertise en het is ook heel leuk om met andere collega’s samen te werken. We voelen verbondenheid door wat we onder hoge druk hebben gedaan met elkaar. Het stemt me ook trots als ik zie hoe de gemeente op zo’n moment boven zichzelf uitstijgt. En hoe de inwoners van onze stad en omstreken zich zo massaal inzetten voor anderen die hulp nodig hebben. We leven in onzekere tijden, maar dit geeft me moed.”