“Mijn burn-out ontstond in coronatijd. Die was pittig voor mij.

Het communiceren via de telefoon vond ik lastig. Allereerst al met inwoners. Mijn wijkteam zat in de Boerhaavewijk, een arme buurt in Haarlem met veel anderstaligen. Ik had lichaamstaal soms echt nodig. Je kunt elkaar telefonisch niet zien, niets aanwijzen. Er ontstaat zowel letterlijk als figuurlijk ruis op de lijn. Daarnaast had ik als sociaal dier persoonlijk veel last van de lockdowns. Dat gaf ik niet aan bij collega’s. Ik vond de drempel te hoog om de telefoon op te pakken en te melden dat het niet goed met me ging. Je ziet het ook niet aan elkaar, als je op afstand zit. Het ging op den duur zo slecht, dat ik vijf maanden ziek thuiszat.

Door die burn-out merkte ik dat ik toe was aan een nieuwe stap in mijn carrière. Ik wilde voor een grotere groep mensen een verschil maken. Sinds 1 oktober ben ik als uitvoerend beleidsmedewerker Wmo de schakel tussen de uitvoering en het beleid. Ik pik signalen op van de uitvoering en denk mee over plannen voor beleidsveranderingen: hoe haalbaar zijn die voor de praktijk? Beleid gaat over wát we doen, de uitvoering over hóe we het doen. Zo kan ik van waarde zijn voor iedereen die Wmo nodig heeft in Haarlem.”

‘Tijdens mijn burn-out heb ik gemerkt hoe fijn het is als je een netwerk hebt om op te leunen’

Geen superhelden

“In Haarlem heb ik tweeënhalf jaar als casemanager Wmo in het wijkteam gewerkt. In het wijkteam zitten specialisten uit allerlei disciplines, met verschillende achtergronden en uit diverse organisaties. Ik geloof echt in die aanpak. Het is een goede manier om de drempel te verlagen voor inwoners die hulp nodig hebben. Het team zit op een bekende plek midden in de wijk, vaak in het buurtcentrum. Mensen kunnen daar terecht met al hun problemen: van schulden tot huiselijk geweld of een brief die ze niet begrijpen. Je kunt als wijkteam ook echt de tijd nemen, bent niet gebonden aan een maximale gespreksduur of ondersteuningsperiode. Je kijkt wat iemand kan zonder professionele zorg, door algemene voorzieningen te benutten of het eigen netwerk aan te spreken. Als team weeg je continu af of je iemand blijft helpen. Een ander voordeel van het wijkteam is dat iedereen wel iemand bij een nuttige organisatie kent, waardoor de lijntjes kort zijn. Ook heb je goed contact met de wijkagent. De teamleden zijn geen superhelden, maar kunnen mensen wel heel gericht en persoonlijk helpen.

Ik deed mijn werk met veel plezier, maar door corona, de crises en inflatie werd het wel steeds pittiger. Steeds meer mensen klopten bij ons aan. Ook de groep die tot voor kort nog net kon rondkomen. Sommigen zaten echt in schrijnende situaties, zoals een alleenstaande moeder die het financieel niet meer redde. Zij zat in zo’n negatieve, neerwaartse spiraal. Wij kunnen niet altijd direct voor structurele oplossingen zorgen, maar bijvoorbeeld wel een aanvraag doen bij een fonds of stichting. Zodat zij met haar kinderen een dagje weg kan, een paar uur een bootje kan huren. Even weg van huis, van de zorgen.

Voor sommige inwoners is toch ook het wijkteam nog een te hoge drempel. Gelukkig hebben we vroegsignalering in Haarlem. We werken samen met de woningbouwvereniging, die een melding bij ons doet als iemand een huurachterstand van minimaal twee maanden heeft. Zo kwam ik bij een huurder, die zei: ‘Ik heb zó hard hulp nodig, maar durfde het nooit te vragen.’ Samen kijken we dan of we bijvoorbeeld een betalingsregeling kunnen treffen om de druk te verlichten.”

‘Wijkteamleden zijn geen superhelden, maar kunnen mensen wel heel gericht en persoonlijk helpen’

Zonder oordeel

“Als ik terugkijk, ben ik blij met de keuzes die ik heb gemaakt en de positieve draai die ik aan mijn burn-out heb gegeven. Ik studeerde ooit fysiotherapie, maar twijfelde over dat carrièrepad. Tijdens mijn stages deed ik niet altijd leuke ervaringen op en de banen lagen niet voor het oprapen. Toen ik een opleidingsplek voor consulent Wmo tegenkwam, zag ik daarin al snel een interessante uitdaging: een maatschappelijke functie waarin ik mijn kennis van fysieke klachten en beperkingen op een andere manier kon inzetten.

Eind 2014 werd ik gedetacheerd bij verschillende gemeenten in de provincie Groningen, waar ik toen nog woonde. Het was geen makkelijke periode om te starten. De nieuwe Wmo zorgde ervoor dat ik vaak de vervelende boodschap moest brengen: ‘U krijgt minder ondersteuning.’ Ik heb toen weleens getwijfeld aan mijn keuze voor dit vak, maar vond het ook juist mooi als het me lukte iemand toch een goed en gerust gevoel te bezorgen. Te kijken naar welke oplossingen er nog wel waren.

In die periode heb ik veel verschillende ervaringen opgedaan, ook door het werken op diverse plekken. In een kleine gemeente als Stadskanaal moet je veelzijdig zijn, maar je kan wel snel schakelen. Dat is anders in een stad als Haarlem, waar veel specialisten uit allerlei disciplines rondlopen. Daarnaast leerde ik anders naar vragen van mensen te kijken. Ik merkte dat zij een bepaald idee hadden van wat zij nodig hadden, maar dat we in gesprek vaak tot andere oplossingen kwamen, die zelfs beter uitpakten.

Tijdens mijn burn-out heb ik gevoeld hoe fijn het is om op een netwerk te kunnen leunen. Ik heb een lieve vrouw en familie, die voorkomen dat ik verder wegzak, tegen wie ik durf te zeggen dat het niet goed gaat. Als je zo’n netwerk niet hebt, kan het echt de verkeerde kant opgaan, zoals wij helaas vaak in de praktijk zien. Dat inzicht heeft mij gesterkt in het besef: oordeel nooit zomaar over de situatie van een ander.”