Eén keer heeft hij zijn verhaal gedaan. Deze zomer vertelde Tim ’S Jongers in de Volkskrant

over zijn jeugd in extreme armoede in een dorp vlakbij Antwerpen. Over een vechtscheiding, frikandellen als standaardavondeten en een bijbaantje als hondenhokkenschoonmaker op zijn tiende. Over de keuze tussen brood en nieuwe schoenen, schoolellende en de dagelijkse strijd om het bestaan. Na vele omzwervingen en mislukkingen (‘een donkere tunnel’) slaagde hij er als dertiger in een universitaire studie af te ronden en een bestaan op te bouwen. Inmiddels is hij senior adviseur bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS), waar hij zich bezighoudt met bestaansonzekerheid en verschillen in de samenleving – over de ironie van het lot gesproken.

Het kostte ’S Jongers moeite om deze rauwe, tot dan toe zorgvuldig verborgen gehouden werkelijkheid te onthullen. Lange tijd twijfelde hij of het wel een goed idee was. De ommekeer kwam vorig jaar tijdens het maken van het boek ‘Gezichten van een onzeker bestaan’, waarin de RVS veertien Nederlanders portretteert die voortdurend in de overlevingsmodus staan. Omdat ze onvoldoende financiële middelen hebben, geen sociaal netwerk, geen baan en geen stabiele woonsituatie. Het doel: laten zien wat dit doet met een mens en zijn fysieke en mentale gezondheid.

“Tijdens dit proces werd sommige collega’s wel duidelijk dat ik veel had met het thema. Zelf begon ik me, toen ik de gesprekken met de deelnemers voerde, een beetje schuldig te voelen. Die mensen durfden zich wel bloot te geven en ik niet. Terwijl het hele idee achter het boek – mijn eigen idee, nota bene – nu juist is dat we de mens achter het beleid centraal zetten. Niet praten over, niet praten met, maar luisteren naar de mensen om wie het gaat.”

Maar nu moet het klaar zijn, ’S Jongers gaat het allemaal niet nog een keer vertellen. Wat hij wel wil: uitleggen hoe het beleid in het sociaal domein volgens hem moet worden gemaakt, hoe de doorgaans hoogopgeleide, gezonde en welvarende beleidsmakers en bestuurders wereldvreemdheid en blinde vlekken kunnen voorkomen.

Tim 'S Jongers

Tim ’S Jongers (1981) studeerde politieke wetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen en publiek management aan de Universiteit Leiden. Sinds september 2019 is hij in dienst bij de RVS als senior adviseur. Daarvoor werkte hij als coördinator kennisontwikkeling bij een maatschappelijke organisatie.

‘ Ga eens naar de nachtopvang, adem diep in en vraag je dan af of je daar zelf zou willen slapen’

Hebben zij enig benul van hoe het leven aan de onderkant eruitziet?

“Het zegt veel dat ons boek als een gewaagd overheidsproduct wordt gezien en mijn eigen verhaal als shockerend. Dit gegeven alleen al zou tot principiële bescheidenheid moeten leiden bij de mensen die verantwoordelijk zijn voor het beleid. Een goed voorbeeld van zulke bescheidenheid heb ik gezien bij onze voorzitter Jet Bussemaker en raadslid Pieter Hilhorst, die beiden betrokken waren bij het boek. Zij hebben bewust een stap teruggedaan en mij het woord laten voeren over het project. Ze pakten, kortom, niet zelf het podium maar boden ruimte aan het echte verhaal.

Overheidsorganisaties werken met statistieken, cijfers en analyses, maar de mensen om wie het gaat, komen nauwelijks ter sprake. Onlangs sprak ik een wereldberoemde architecte. Zij vertelde dat zij altijd eerst enkele weken gaat wonen in de buurt waar ze een huis of gebouw gaat ontwerpen. Met bewoners praten, rondkijken, voelen hoe het daar is. Pas daarna voelt zij zich gelegitimeerd om iets te zeggen over de bouw. Maar als het over mensen gaat, dan doen we dat niet.”

En al die werkbezoeken van ambtenaren en politici dan?

“Denk bijvoorbeeld eens aan de nachtopvang voor daklozen. Als je dat écht wilt meemaken, dan moet je om 9 uur ’s morgens, wanneer iedereen net buiten is, die kamers eens binnenwandelen en even goed ruiken. Gewoon diep inademen en je afvragen of je daar ooit zelf zou willen slapen. Dat is iets heel anders dan een werkbezoekje waarbij de directeur van de opvanglocatie je alleen de mooie hoekjes laat zien. Natuurlijk moet je als beleidsmaker of bestuurder met die directeur praten. Maar niet alleen met hem of haar.

De discussie over de menselijke maat bij de overheid, ook zoiets. Ik hoor daarin alleen maar onderzoekers, politici en ambtenaren. Maar een gemeente die de menselijke maat wil terugbrengen in de dienstverlening aan bijstandsgerechtigden, moet hún juist vragen wat zij daaronder verstaan. Dat is toch geen rocket science? Ervaringskennis is ongelooflijk belangrijk. Nu vragen we ‘ervaringsdeskundigen’ voor rondetafelbijeenkomsten en geven hun na afloop een cadeaubon, maar wie bepalen er vervolgens wat er gebeurt? De verantwoordelijke bestuurders en beleidsmakers. Veel beter is het om samen tot welafgewogen beslissingen te komen.”

‘Letter, geest, menselijke maat: laten we het gewoon gezond verstand noemen’

De grote vraag is of zo’n benadering ook beter beleid genereert.

“Ik ga niet mee in het frame dat de overheid alles verkeerd doet. Het sociaal domein is een zeer complex werkveld en ik ga uit van de professionaliteit van beleidsmakers. Maar het is wel belangrijk dat we hun afstand tot de leefwereld scherp in het oog houden. Als die te groot wordt, dan kan er beleid tot stand komen dat niet werkt, dat het vertrouwen van de mensen in kwestie laat knappen. Gezien mijn ervaringen weet ik hoe bepaalde dingen voelen. Mensen die dat niet hebben meegemaakt, kunnen dat nooit volledig voelen, maar ze kunnen wel beter hun best doen om daarbij in de buurt te komen. Het kan niet anders dan dat zo’n extra dimensie leidt tot beter beleid.

Neem de wethouder uit Tilburg die vrijwillig een maand op bijstandsniveau heeft geleefd. Daar kun je van alles van vinden, maar ze heeft toen wel ervaren hoe het is om niet alles te kunnen doen wat zij normaal wel doet. Dat is al veel meer dan een werkbezoek of een gesprek op bestuursniveau. Hetzelfde geldt overigens voor het maatschappelijk middenveld. Ook organisaties van bijvoorbeeld mantelzorgers, patiënten, vrijwilligers en daklozen, al die organisaties die claimen er te zijn voor burgers, moeten zorgen dat ze met hun voeten in de klei staan.’

Ervaringskennis is belangrijk, maar je hebt een hekel aan de term ‘ervaringsdeskundige’. Leg uit.

“Dat komt doordat die term vaak het eindstation betekent, terwijl het een begin zou moeten zijn. Inclusie houdt in dat je deze mensen een permanente, volwaardige rol geeft in je organisatie, waarbij hun ervaring van belang is, maar niet het enige waarop je hen aanspreekt. Want dan neem je hen uiteindelijk nog niet serieus. Hoe moeilijk is het om mensen binnen te brengen op basis van hun ervaringen in het leven én hun overige competenties? Eerst maak je gebruik van de ervaringskennis van die persoon en vervolgens zorg je dat hij of zij zich verder kan ontwikkelen. Zo help je iemand niet enkel voor de korte termijn op weg, maar bied je een perspectief op een ander leven en creëer je kansen voor de lange termijn.”

Je zei net: de overheid doet het best goed. Hoe kan het dan dat een kwart van de Nederlanders in bestaansonzekerheid leeft, ondanks al het beleid rond armoede, schulden en participatie?

“Ik weet niet of het beleid de boosdoener is. Politieke besluiten worden vertaald in beleid en beleid wordt vertaald in uitvoeringsregels. En dan ontstaan er soms situaties dat bijstandsgerechtigden die een keer 100 euro van hun ouders krijgen – ik noem maar wat – worden gekort op hun uitkering. Iemand neemt zo’n beslissing, iemand controleert die bankrekening. Stel dat die ambtenaar eerst eens even vraagt hoe het precies zit. En het er vervolgens gewoon bij laat. Ik zie het ministerie van SZW echt geen rechtszaak beginnen tegen een gemeente omdat ze dit soort zaken door de vingers ziet. Meer in het algemeen zou ‘sorry’ vaker voldoende moeten zijn. Uitkeringsgerechtigden die een fout maken, te laat komen, iets vergeten: reken hen er niet op af. De menselijke maat begint daar.”

Dit is het bekende verhaal over de letter en de geest van de wet.

“Laten we het gewoon gezond verstand noemen. Een voorbeeld. Toen ik studeerde, werkte ik in de daklozenopvang. Op een dag had ik een jongere betrapt op het roken van een jointje in zijn kamer. Een knul van 19 jaar, en als je op die leeftijd in de nachtopvang terechtkomt, dan heb je al heel wat doorstaan in je leven. Ik besprak de zaak met een collega, die meldde dat het protocol drie dagen schorsing voorschreef. Ik zei: dat gaan we niet doen. Want ik wist dat de jongen alleen maar dieper zou wegzinken als we hem eruitgooiden. Vervolgens ben ik met hem gaan praten, op straattaalniveau. Waarschijnlijk was ik de eerste in vier of vijf jaar die tegen hem zei: ‘Je bent dom geweest, maar ik laat je niet vallen, fuck het protocol.’

Toen gebeurden er twee rare dingen. Ten eerste kreeg ik de naam een goede begeleider te zijn; ik kreeg het vertrouwen van de overige jongeren. Ten tweede was mijn manager heel trots op mij, dat ik het zo had aangepakt. Daarna ben ik gaan nadenken over de vraag waarom mijn collega zo graag wilde vasthouden aan het protocol. Waarschijnlijk had dat ook te maken met bestaansonzekerheid. Het was toen crisis, banen waren schaars en iedereen zat daar op een tijdelijk contract.”

‘Een cursus persoonlijk leiderschap kost duizenden euro’s – duurder dan een jaar hbo voor een schoonmaker. Maar die krijgt zo’n opleiding niet aangeboden’

Kunnen professionals met jouw ‘fuck het protocol’ het verschil maken in het leven van mensen?

“Ja zeker! Maar met alleen mooie woorden als ‘moed’ en ‘lef’ komen we er niet. Noodzakelijk is dat professionals in de uitvoering instrumenten krijgen die het mogelijk maken dat ze afwijken van de regels, dat ze hiervoor worden uitgerust zonder dat ze vrezen voor hun baan. Misschien moet er wel een wet komen op professionele ongehoorzaamheid, waarbij we monitoren wat er gebeurt als een professional een wet, beleidsregel of protocol niet volgt. Evalueer zulke beslissingen, breng het rendement in kaart, laat er een kostenbatenanalyse op los. En als er dan na zes of negen maanden een verandering ten goede is opgetreden in het leven van de betrokkenen, zijn er voldoende argumenten om de regels te wijzigen. Zo ontwikkel je tegelijk kennis over hoe het anders kan.”

Armoede is van alle tijden, zeggen sommigen.

“We krijgen echt niet iedereen uit de armoede en verschil moet er wezen, maar de slinger is doorgeslagen. Als je bedenkt dat in Nederland één op de twaalf kinderen opgroeit in armoede: dat zijn de zorgvragers en bijstandsgerechtigden van morgen. Overheidsorganisaties werken meer met de zweep dan met de zachte hand en de eerste vraag is altijd wat iemand zelf kan doen. Terwijl we weten dat de problemen alleen maar groter worden als je wacht met hulp bieden totdat mensen door het ijs zijn gezakt. Of als achttienjarigen in de jeugdzorg ineens te horen krijgen: vanaf nu is je leven je eigen verantwoordelijkheid.

Te vaak wordt enkel gedacht aan de korte termijn. Iemand is na een paar maanden uit de bijstand, mooi, vinkje, klaar. Maar dan is het risico dat diegene na korte tijd weer aan het loket staat. Veel verstandiger is het om te investeren in de lange termijn. In mijn baan wordt mij de ene na de andere cursus aangeboden. We kennen allemaal het systeem: je hebt een deur geopend door het feit dat je hogeropgeleid bent en plots openen zich allerlei andere deuren. Zo’n cursus persoonlijk leiderschap of iets dergelijks van enkele dagen kost duizenden euro’s. Dat is duurder dan een jaar hbo voor een poetshulp. Maar die krijgt zo’n opleiding niet aangeboden. Terwijl dat aan zijn of haar leven een tien keer grotere bijdrage levert dan die cursus aan het mijne.’

Iedereen een hbo-opleiding, is dat reëel?

Nauwelijks merkbare zucht: “Natuurlijk niet. Ik bedoel dat kennis de sleutel is tot meer perspectief. Leren hoe de wereld in elkaar zit, weten wat jouw positie daarin is en wat je rechten en plichten zijn, dat is zo waardevol. Risico’s en privileges zijn momenteel niet evenwichtig verdeeld. Ik draag ondernemers een warm hart toe, want zij nemen risico’s. Maar al die mensen in rottige baantjes nemen óók risico’s. Met hun gezondheid, aangezien ze fysiek zwaar werk doen of ’s nachts moeten werken. Maar dat wordt minder gewaardeerd dan het ondernemerschap. Het is hoog tijd dat we anders gaan kijken naar de verdeling van kansen en risico’s en het verband tussen werk, loon en maatschappelijke status.

Sociaal mobiliseren, opklimmen, is onmogelijk zonder duwtje van de overheid. Echte inclusie gaat niet alleen over mensen met een beperking of een bepaalde culturele achtergrond, het gaat er ook om dat alle lagen van de bevolking vertegenwoordigd zijn in politiek, bestuur en beleid. De eerste voorwaarde is dus dat iederéén aan tafel zit, dat er ontmoetingen plaatsvinden. Dit is een opdracht voor ons allemaal. Iedereen kan naar zijn eigen rol kijken en de manier waarop je je verhoudt tot een ander.”

En zo zijn we weer terug bij het begin.

“Niet voor niets is ‘Ruimte voor ontmoeting’ de titel van een verkenning die de RVS deze zomer samen met de Rijksbouwmeester heeft gepubliceerd. Het stuk gaat over het belang van wijken, buurten en dorpen als sociale leefomgeving. Bij een gezonde leefomgeving gaat het niet alleen om de fysieke kwaliteit ervan, maar ook om mogelijkheden voor sociaal contact en onderlinge verbondenheid. Nu meer mensen met een zorgbehoefte thuiswonen – niet alleen ouderen, maar ook mensen met een beperking of psychische kwetsbaarheid – wordt dit van steeds groter belang. Deze verkenning is de aanloop tot een beleidsadvies aan het nieuwe kabinet.

Ook een gemeente moet ruimte voor ontmoeting scheppen. Als de bestuurders en managers niet alleen praten met de doelgroepenorganisaties, maar ook met de doelgroep zelf, dan weten zij niet alleen beter hoe de leefwereld in elkaar zit, maar krijgen ze ook de kans om hun eigen dilemma’s voor te leggen. Dit kweekt wederzijds begrip en zorgt dat de leefwereld doorsijpelt in de systeemwereld. En als alle uitvoerders in een gemeente opstaan en zeggen dat bepaalde protocollen niet meer kloppen, tien tegen één dat die worden afgeschaft. Inwoners, uitvoerende ambtenaren, managers en bestuurders wonen en werken nu allemaal in afgescheiden appartementen, bij wijze van spreken. Het zou mooi zijn als er één gebouw ontstaat, waar zij elkaar moeiteloos tegenkomen.”