Heeft de bijstand meer of minder regels nodig?

Het is een debat dat maar aanhoudt. Daarom zet ik de nieuwste feiten op een rij.

Wat is handhaving precies?

Eerst even een onderscheid tussen de twee soorten handhaving.

Wat is de eerste soort handhaving?

Dat zijn de controles om te zien of iemand wel recht heeft op bijstand. Rechttoe-rechtaanhandhaving, waarbij gecheckt wordt of iemand inkomsten heeft. Of misschien wel een partner die in het levensonderhoud kan voorzien. De bijstand is er immers alleen voor mensen die geen andere middelen van bestaan hebben. Dit onderzoeken gemeenten niet alleen bij de mensen die bijstand aanvragen, maar ook bij de bestaande bijstandsgerechtigden. Er gaat namelijk weleens wat mis. In 2017 constateerden gemeenten 31.000 keer fraude door bijstandsgerechtigden.

Waarom is er kritiek op deze soort handhaving?

Hoeveel mag je op Marktplaats verkopen voordat je een handelaar bent? Hoeveel vriendendiensten mag je uitvoeren voordat die klussen werk worden? Het is een grijs gebied. Ook hoor ik discussies over de intensiteit van de handhaving. Zo plaatste de Volkskrant recent vraagtekens bij de opsporingsmethodes van gemeenten. (Een artikel dat overigens compleet negeerde dat de meeste fraude simpelweg wordt opgespoord door bestanden te koppelen, waardoor duidelijk wordt dat mensen een baan hebben naast hun uitkering.)

En de tweede soort handhaving?

Dat is de handhaving van de verplichtingen die bijstandsgerechtigden hebben. En ja, daar komen we bij de echte pijn. Wie in de bijstand zit, heeft een flinke batterij aan verplichtingen. De belangrijkste is de plicht om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, aanvaarden en behouden. En natuurlijk de plicht om mee te werken aan re-integratie. Sinds 2015 zijn de verplichtingen aangescherpt. Zo moeten mensen zich inschrijven bij een uitzendbureau en bereid zijn om voor een baan te verhuizen of drie uur per dag te reizen. Ook hun kleding en gedrag mogen het vinden van een baan niet belemmeren. De wet Taaleis vereist sinds 2016 dat mensen in de bijstand de Nederlandse taal in de basis beheersen of daaraan werken. Wie niet aan deze verplichtingen voldoet, krijgt een maatregel opgelegd (een korting op de uitkering).

En dan nu het echte probleem

De politieke discussie gaat vaak over de vraag of de wet meer of minder regels moet hebben. Maar het echte vraagstuk ligt in de praktijk. De ene medewerker van een gemeente kan de regels veel strenger en strikter toepassen dan de andere. En dat betekent dat dezelfde bijstandsgerechtigde in dezelfde situatie bij de ene medewerker een maatregel krijgt en bij de ander clementie. Discretionaire ruimte is goed; zo kun je maatwerk leveren. Maar de uitkomst van dat proces mag niet sterk afhankelijk zijn van de persoon die de beoordeling doet.

Leidt dat niet tot stress?

Nou, dat zal wel meevallen, want de meeste bijstandsgerechtigden blijken deze verplichtingen niet te kennen, blijkt uit een onderzoek van de Inspectie SZW. Ik noem twee voorbeelden (niet eens de meest extreme): 74 procent van de bijstandsgerechtigden kent de taaleis niet. En 83 procent weet niet dat ze bereid moeten zijn flink te forenzen. Daarnaast is 62 procent van de bijstandsgerechtigden in de eigen beleving vrijgesteld van de sollicitatie- en re-integratieplicht. Wie wel moet solliciteren en daar concrete afspraken over heeft, vindt die meestal redelijk. Slechts 1,25 procent van de bijstandsgerechtigden is ontevreden over de opgelegde sollicitatieplicht.

Gevalletje hete soep?

Ik denk het wel. En recent onderzoek her- bevestigt het beeld van eerdere onderzoeken. De Inspectie SZW constateert dat klantmanagers de naleving van een deel van de verplichtingen niet werkbaar vinden en dus niet handhaven. Waar wel maatregelen worden opgelegd, worden die vaak gematigd. Onderzoek van Centerdata laat zien dat een minderheid van de gemeenten na 2015 echt strenger is geworden. Twee derde tot driekwart van de gemeenten past de verplichtingen niet actiever toe dan in het verleden. Met uitzondering van de taaleis. In de Divosa Benchmark zien we het percentage maatregelen sinds 2015 ook niet oplopen.

Hoe komt dat?

De medewerkers van de sociale diensten zien de hele persoon en wegen de context mee. En dat is goed, want 98 procent van de bijstandsgerechtigden is van goede wil en vindt het normaal om zich aan de regels te houden. Het zware geschut is alleen nodig voor die overige 2 procent. Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen noemden deze groep de ‘omzeilers’ (en kwamen uit op 3 procent).

Dus de Participatiewet is vooral streng op papier?

Inderdaad!