Bestuurskundige Pieter Tops spreekt in mooie volzinnen, met een licht Brabantse tongval.

Hij doorspekt zijn verhaal met anekdotes uit Tilburg, zijn woonplaats én de stad waar hij veel onderzoek deed. Hier begon tien jaar geleden zijn ontdekkingsreis naar de georganiseerde criminaliteit. Tops sprak met buurtbewoners die hem in onvervalst Tilburgs uitlegden hoe de vork in de steel zit. Viel van z’n stoel toen hij hoorde hoe het drugsgeld er tegen de plinten klotst. Luisterde naar boze burgemeesters en wanhopige politiechefs die hun beklag deden over de ongelijke strijd tegen machtige drugsbaronnen wier tentakels steeds verder reiken in de bovenwereld.

Samen met Volkskrant-journalist Jan Tromp schreef hij de boeken ‘De achterkant van Nederland’ en ‘Nederland drugsland’. Nee, Tops maakt zich geen illusies meer, ‘de schellen zijn mij wel van de ogen gevallen.’ Hij weet inmiddels hoe groot de greep van criminelen op de Nederlandse samenleving is. Hij weet hoe al dat drugsgeld goedbedoeld beleid ondermijnt en heel veel mensen in de verleiding brengt.

Voor het boek ‘Een ongetemde buurt’ dook Tops in de geschiedenis van een Tilburgse – vroeger beruchte – volksbuurt. Dat verhaal over hoe Nederland de afgelopen decennia met kwetsbare mensen is omgesprongen, is volgens de hoogleraar belangrijk. Juist voor professionals bij gemeenten, om te begrijpen hoe het zover heeft kunnen komen. Hoe Nederland zo’n befaamd drugsland kon worden. Op z’n Tops: “Dit is geen Fremdkörper. Dit alles is niet zomaar uit de lucht komen vallen.

Is Nederland zo’n goede voedingsbodem voor georganiseerde misdaad?

“Een perfecte voedingsbodem. Criminelen kunnen namelijk gebruikmaken van allerlei aspecten die Nederland Nederland maken. Namelijk een welvarend, geavanceerd handelsland, groot geworden met geld verdienen. Een land waar de koopman het wint van de dominee. Tel daarbij op de ligging, de handelsgeest en de voortreffelijke infrastructuur, over water, lucht en wegen en ook financieel en digitaal. De permissieve houding ten opzichte van de ander, wat we vaak tolerantie noemen. Stuk voor stuk zaken die we gekoesterd hebben, maar die ook ruimte geven aan die drugswereld. De aanpak van de drugwereld kán daarom niet zonder het ter discussie stellen van die gewaardeerde kenmerken. Het idee dat we een goed georganiseerd land zijn dat in grote mate op orde is en waar mensen een gelukkig en vreedzaam bestaan kunnen leiden, begeleid door een goed functionerende overheid, is hardnekkig. Maar dat zelfbeeld is – nu met corona helemaal – op de tocht komen te staan. En dat speelt rond drugs ook. We hebben toch alles onder controle? Wat geeft het wanneer mensen af en toe een jointje roken of een pilletje slikken?”

De samenleving heeft er eigenlijk helemaal geen last van.

“Dat is dé grote misvatting. Want de samenleving heeft er wel degelijk last van. En die negatieve gevolgen dalen vooral neer aan de onderkant van de samenleving. Als Gordon een cocaïneprobleem heeft, gaat hij drie maanden in rehab in Zuid-Afrika en vertelt vervolgens aan de wereld: ik ben clean, ik ben weer de oude Gordon. Maar dat is niet voor iedereen weggelegd. En dan hebben we het alleen nog maar over de gezondheidseffecten.

Want wat doet het met een samenleving als er zoveel drugsgeld aanwezig is, als de morele en praktische drempels om in die wereld te stappen zo laag zijn? Veel. Denk aan problemen op sociaal gebied: jongeren, boeren en andere kwetsbare groepen worden in deze wereld gelokt. Denk aan de economische gevolgen, het zorgt voor oneerlijke concurrentie. Denk aan de institutionele gevolgen: het ondergraaft overheidsbeleid en stimuleert corruptie. Ook daarvan zijn veel zorgwekkende signalen. En dan zijn er ook nog de gevolgen voor de criminaliteit zelf. Wapenhandel, mensenhandel en witwaspraktijken zijn door de drugshandel groter in Nederland dan elders. Het is een complex verhaal met veel dimensies.

Vanmorgen had ik een gesprek over criminaliteit in de transportwereld. Dan kan je niet voorbijgaan aan de kwetsbare positie van chauffeurs. Dat geldt ook voor kwetsbare jongeren voor wie geld en status binnen handbereik liggen door de aantrekkingskracht van het snelle drugsgeld. Zonder aandacht voor de sociale kant van het verhaal blijft het dweilen met de kraan open.”

Pieter Tops

Tops (1956) is bestuurskundige. Hij is lector aan de Politieacademie en sinds 2020 bijzonder hoogleraar Ondermijningsstudies aan de Universiteit Leiden. Daarnaast werd hij begin dit jaar benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de data-universiteit JADS in Den Bosch. Tops doet de laatste jaren vooral onderzoek naar ondermijnende criminaliteit.

'In een paar honderd huizen werden 42 kwekerijen en 2 drugslabs opgerold'

Is die aandacht er lang niet geweest?

“Aandacht wel, maar niet in de zin van begeleiden én begrenzen. In de jaren vijftig was het beleid in veel steden om ‘asocialen’ of ‘onmaatschappelijken’, zoals ze destijds werden genoemd, te concentreren in bepaalde wijken. Met de achterliggende gedachte dat het dan eenvoudiger was om te interveniëren en deze mensen – met een flinke investering in de sociale kant – moreel te verheffen. Termen die pijn doen aan hedendaagse oren, maar er zat zeker wel sociale compassie omheen. Over die maatschappelijk werksters – streng maar rechtvaardig – wordt nu in Tilburg nog met waardering gesproken. Ik wil niet terug naar vroegere tijden, maar dit ‘streng liefhebben’ kunnen we in veel wijken wel weer gebruiken. In de jaren zestig werd hier afscheid van genomen. Te paternalistisch, te ouderwets. Men koos voor een emanciperende benadering. Het proefschrift ‘De lof der onaangepastheid’ van socioloog Herman Milikowski werd de bijbel op sociale academies. Om waarlijk vrij te zijn, moesten mensen onaangepast kunnen zijn. Eigenlijk hadden deze volksbuurten dus een voorsprong op de rest van de samenleving, die zich gevormd had naar de ‘burgerlijke moraal.’ Kortom, het begin van een totaal ander maatschappelijk klimaat.

Dit debat ging aan de mensen in de volksbuurten voorbij. Ze waren druk met overleven in de marge van de samenleving. En daar waren ze erg goed in. Op allerlei manieren – met smokkelen, stropen, inbreken, handelen in oud ijzer werd geld verdiend. De gemeenschap was ook sterk, mensen keken naar elkaar om. De participatiesamenleving avant la lettre.”

Konden deze mensen toen ongestoord hun gang gaan?

“De tijd van het streng liefhebben was voorbij. En in de jaren tachtig werd het overleven in die marge van de samenleving érg lucratief. Dat had alles te maken met de opkomende drugswereld. In Tilburg begon dat met illegale export van amfetamine via Limburg naar Zweden. Amfetamine was nog legaal als afslankmiddel in de apotheek verkrijgbaar. Later, toen het onder stevige druk van Zweden op de lijst met verboden middelen terechtkwam, werd amfetamine in Nederland illegaal geproduceerd. Ook families uit Tilburg waren hierbij betrokken en er werd goed geld mee verdiend. Eind jaren tachtig kwam daar de productie van XTC bij. Nog lucratiever. Een Tilburgse familie kwam in contact met een scheikundeleraar. Je verzint het niet, ‘Breaking Bad’ in Brabant. Het geld begon echt te rollen en later kwam daar de inpandige hennepteelt bij. Het aantal mensen dat hand- en spandiensten verleende in de wijk nam toe.

In deze tijd rapporteerde een wijkagent dat het een prima wijk was. De buurt had er ook belang bij dat het rustig bleef, dus die orde werd georganiseerd. Er werden bakken met geld verdiend en niemand die er iets van zei. Buurtbewoners met bedenkingen konden nergens heen. Maar met al dat geld kwamen ook de ruzies en vetes; de eerste aanslag met een handgranaat. Het zette de verhoudingen in de wijk dus ook zeker onder druk.

Pas in 2005 ging het roer om. Met de politieoperatie ‘Tweetie’ werd duidelijk wat de omvang daadwerkelijk was. Bij een grote actie werden toen op één dag 42 kwekerijen en 2 synthetische drugslabs opgerold. En dat in een buurtje met een paar honderd huizen. Dus letterlijk de hele buurt verdiende eraan.

Tilburg is niet uniek. Ditzelfde verloop zien we in volksbuurten in andere steden. Het begon in de jaren veertig met de concentratie van mensen in bepaalde wijken, mét stevige ondersteuning van de overheid en maatschappelijke organisaties. Later was er nog wel begeleiding, maar dat begeleiden en begrenzen, dat viel op veel plaatsen weg. Met alle gevolgen van dien.”

 

De aanpak van ondermijning staat bij veel gemeenten hoog op de agenda. Wat moet het sociaal domein doen?

“Die ideologische terughoudendheid van het begin, dat punt zijn we voorbij. Veel gemeenten zien in dat er sprake is van een alternatieve criminele wereld die voor een aantal mensen heel aantrekkelijk is. Het besef groeit dat hier ook een grote taak ligt voor bestuurders, beleidsmakers en sociale professionals. Belangrijk is dat de afslag naar het snelle geld wordt afgesloten. Dat vraagt zowel preventie als repressie. Mensen in het sociaal domein zijn geen crimefighters, maar moeten wel bereid zijn om samen te werken met het veiligheidsdomein. Dit zijn geen aparte werelden. Al het mooie beleid heeft pas zin als die verkeerde afslag wordt afgesloten en daarvoor zijn we afhankelijk van politie, Openbaar Ministerie en reclassering aan de ene kant en stevige professionals aan de andere kant. Je hebt elkaar nodig.”

 

De bekende integrale aanpak?

“Die term neem ik zelf niet graag in de mond. Ik snap heel goed wat er bedoeld wordt, maar ik zie het bijna overal uitmonden in een eindeloos overlegcircuit. Integraal wordt heel snel iets van: iedereen moet zich er tegenaan bemoeien. En dan haal je alle betrokkenheid en passie eruit en dat is nu net wat de praktijk nodig heeft.

Cruciaal zijn de professionals in de frontlijn, zij moeten aanwezig zijn in die dagelijkse praktijk. Meegaan met boodschappen doen, een jonge moeder wijzen op goedkope luiers. Echt op microniveau in de wijk, met ruimte en rugdekking vanuit de organisaties. Daar is nog een hele slag te maken. Dat geldt ook voor de hulp aan multiprobleemgezinnen – ook daar slagen we maar niet in. Maar zet daar een hulpverlener op die investeert in het vertrouwen, in de relatie. Dat is zo belangrijk, dat heb ik zelf hier in Tilburg gezien. En draag cliënten niet zomaar over aan een andere hulpverlener of organisatie. Dat is vaak funest.

Vertrouwen verdien je niet zomaar, dat kan jaren duren. Het bestaat niet alleen uit begeleiden en hulpverlenen, maar ook uit grenzen stellen. Sommige zaken kunnen nu eenmaal niet door de beugel en professionals hebben ook een taak in het signaleren en onder de aandacht brengen hiervan. Vertrouwen winnen heeft betrekking op het hele pakket, het is streng liefhebben – beide zijn van belang. Dit is trouwens vaak ook een voorwaarde om als professional echt serieus genomen te worden.

Hondsingewikkeld in de praktijk, dat besef ik heel goed. En wanneer een bepaalde nieuwe aanpak slaagt, dan vormt de betreffende organisatie nogal snel een bedreiging voor andere organisaties omdat het tegen allerlei routines indruist. Ik weet dat ik hier mensen pijn mee doe, maar dit is institutioneel echt niet goed geregeld. Of een organisatie is goed bezig, werkt aan het vertrouwen in een wijk en dan fietst er weer een aanbesteding door heen. Die marktwerking heeft rampzalige gevolgen gehad. Het hele langetermijnperspectief in de wijken is erdoor verdwenen.”

Dus de strijd tegen de georganiseerde misdaad is ook een strijd tegen het systeem?

“Ik ben bang dat de meest energie inderdaad gaat zitten in dat interne gevecht. Vaak hoor ik dat
dat de grootste energieslurper is. Sommige professionals gooien de beuk erin en komen een heel eind, maar op een gegeven moment wordt de muur toch wel hard. Het is een voortdurend gevecht om te doen wat juist is. Ik kan nu een hele verhandeling houden over frontlijnsturing en op papier klopt dat model ook helemaal. Maar in de praktijk werkt het toch weer anders. Ik kan het niet mooier maken dan dat het is.”

Wat we nodig hebben: sterke professionals én bestuurders die hun nek uit durven steken

Je bent onder de indruk van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (NRPZ).

“De afgelopen maanden heb ik me in dit programma verdiept voor het ministerie van Binnenlandse Zaken. Waarom werkt het daar? Omdat ze een lange adem hebben? Omdat ze werken met een termijn van twintig jaar? Omdat ze de steun hebben van krachtige bestuurders? Ja, dat zijn zeker noodzakelijke voorwaarden. Maar zonder diepe overtuiging gaat het niet werken om deze aanpak elders te kopiëren. Want daar gaat het om: professionele én bestuurlijke bezieling. Het is sterk dat ze er in Rotterdam in zijn geslaagd om die termijn van twintig jaar te verbinden aan heel concrete doelstellingen, die mensen zo kunnen reproduceren en waaraan ze ook belang hechten.

Pas had ik een gesprek met burgemeester Aboutaleb, die stelde dat er een ‘panstedelijk geloof in NPRZ is ontstaan en een geloof in het belang van verheffing.’ Grote en misschien gezwollen woorden, maar dit is precies wat we nodig hebben. Dus sterke professionals én bestuurders met positie en gezag, die hun nek uit durven te steken. En ook nog een programmadirecteur met stevigheid, inzet en inspiratie, die boel bij elkaar weet te houden en soms op scherp durft te zetten.

Na een tijdje kwam programmadirecteur Marco Pastors erachter dat ook in Rotterdam-Zuid een alternatieve wereld is ontstaan met een grote aantrekkingskracht, die al het goedbedoelde beleid ondermijnt. Sindsdien is er veel meer aandacht gekomen voor de aanpak van ondermijning en drugs. Er is nu een officier van justitie op het programmabureau aanwezig en er is een wijkrechtbank in ontwikkeling. Zo’n zichtbare rechter in de buurt kan veel betekenen. Maatschappelijke verankering van rechtbanken is belangrijk bij het afsluiten van de verkeerde afslag.” Tops steekt zijn hand op. “Maar wees gewaarschuwd: dit komt met een hoop gedoe. Het is nooit een glad proces, het blijft een hele strijd.”

Een achterhoedegevecht?

“Ik heb zeker niet de illusie dat we de georganiseerde misdaad met wortel en tak gaan uitroeien. Overigens is het zelfs de vraag of dat wenselijk is: de samenleving krijgt dan trekken van een politiestaat, het goede heeft het kwade nodig om zich te kunnen onderscheiden en misdaad houdt de samenleving ook een beetje spannend. Maar we moeten wel proberen om het onder controle te krijgen, het is echt uit de hand gelopen. Laten we dus nu eens afscheid nemen van dat hardnekkige zelfbeeld dat het allemaal wel meevalt. Schrijver A.F.Th van der Heijden zei het mooi: ‘Onder het plaveisel het moeras.’”