Het gesprek, in een koffietent aan het Zuidplein in Rotterdam, is al even aan de gang.

Reggery Gravenbeek heeft net bij een glas muntthee verteld over zijn jeugd in Rotterdam-Zuid. Een fijne jeugd met de ‘beste opvoeding’ en een liefdevolle moeder. Van huis uit heeft hij zeker normen en waarden meegekregen. Hoe het dan toch fout ging? Het is even stil. “Het is niet makkelijk om jong te zijn. Toen niet en nu helemaal niet.” Zijn ouders konden hem niet voorbereiden op de straat, zegt hij. “Mijn moeder zei altijd: geef je spullen af als je beroofd wordt. Spullen kan ik terugkopen, jou niet. En als je wordt neergestoken, laat het mes zitten, misschien maak je het anders erger. Maar ondanks al die woorden kon ze niet weten wat de straat met me zou doen. Daar hebben ouders geen invloed op, geen weet van.” Gravenbeek maakte de mavo af, begon aan een ICT-opleiding aan het Albeda college en rolde langzaam in het wereldje. Zoals zoveel jongens in de buurt. Hij begon drugs – bolletjes – te verkopen onder het metrostation voor 5 euro. Niet ver van de methadonbus, dus klanten genoeg.

Ze moeten ons niet

“Vakkenvullen bij Albert Heijn voor een paar honderd euro in de maand of hetzelfde geld in een half uurtje onder de brug verdienen? Mijn kwaliteiten – ik leg makkelijk contacten, ben creatief – werden op de straat wel gewaardeerd.” In het normale leven was dat lastiger. Zeker voor een jongen uit Zuid, met een kleurtje en destijds dreadlocks. Hij herinnert zich nog het eerste gesprek voor een stageplek. “Ik had nog niets gezegd en de dame vroeg me meteen of ik had geblowd. Ik blowde niet, ik speelde toen nog bij Feyenoord, maar ze had het al volledig ingevuld.” Het zijn dit soort ervaringen die jongeren vormen, ziet hij. De boodschap ‘Ze moeten ons niet’ blijft hangen.

Reggery Gravenbeek

Reggery Gravenbeek (1985) ging na de mavo naar het Albeda College. In 2006 werd hij opgepakt na een dodelijke schietpartij en later veroordeeld tot twaalf jaar cel. In 2012 kwam hij vrij wegens goed gedrag. Sinds 2015 werkt hij bij Team Enkelband. Gravenbeek is ook filmmaker en acteur. In 2017 verschenen ‘Stalkers’ en ‘De Druk’. Dit jaar komt een film uit over messengeweld tussen jongeren.

‘Ik heb niet de illusie dat ik iedereen kan redden, maar het helpt wel dat ik hun taal spreek’

Gravenbeek rolde verder in de criminele wereld. “Ik bleek er goed in te zijn. En als je eenmaal aan het geld hebt geroken…” Maar, zoals hij het verwoordt: ‘Je kunt wel liefde hebben voor de straat, de straat heeft geen liefde voor jou.’ De angst van zijn moeder werd werkelijkheid, ‘Reg’ werd neergestoken. In de film met de veelzeggende titel ‘De Druk’ die hij in 2017 maakte, gebaseerd op zijn eigen verhaal, blijkt hoe belangrijk trots en aanzien in het wereldje is. De hoofdregels: je gaat niet naar de politie en laat niet over je heen lopen. “De enige oplossing voor mij was: meer geld verdienen en zo snel mogelijk een wapen.”

Toen ging het hard. Gravenbeek maakte carrière. “Ik kreeg spul van grotere tussenpersonen en zette daar weer een marge op. Ik had ook een paar jongens voor me lopen.” De bedragen werden groter, de afgunst en de conflicten ook. De jonge dealer was altijd op z’n hoede, altijd alert. Wie te vertrouwen, wie niet? Op zijn 21ste ging het fout. Goed fout. Gravenbeek raakte verzeild in een schietpartij, zijn tegenstander overleed aan zijn verwondingen. Hij werd veroordeeld tot twaalf jaar cel, na zeven jaar kwam hij vrij.

“Ik begon met een bolletje van 5 euro en krap een jaar later verkocht ik kilo’s. Het conflict waardoor ik vast kwam te zitten, ging over 660.000 euro. Ik hield er al rekening mee dat ik niet ouder dan 25 zou worden.” Gigantische bedragen, grote belangen, heel veel mensen in Nederland profiteren van de drugshandel, weet hij. “Laat ik het zo zeggen: hoe dieper ik in de onderwereld kwam, hoe dichter bij de bovenwereld.”

Eén grote netwerkborrel

De leerschool van de straat ging door in de gevangenis. Hij zat vast met grote criminelen. Met een glimlach: “Het is één grote netwerkborrel.” Die zeven jaar hebben hem veranderd. “Of misschien moet ik zeggen: verpest. Ik groeide op naast de criminelen, die mentaliteit raak ik niet meer kwijt.” Toen hij uiteindelijk vrijkwam, was de wereld niet meer hetzelfde. Hij had nog nooit een smartphone gehad, liep in alles achter. “Ik had geen opleiding, geen geld. Een enorme achterstand en ik had het gevoel dat op mijn voorhoofd ‘ex-gedetineerde’ stond geschreven.”

Voor zijn familie wilde hij op het rechte pad blijven. Hij had zijn ouders en oma al zoveel pijn gedaan. Makkelijker gezegd dan gedaan. Hij kreeg een uitkering. “800 euro en ik moest tuintjes gaan schoffelen. Ondertussen bleek dat ik een achterstand van vijf maanden had bij mijn zorgverzekering.” Hij kwam in de wanbetalersregeling terecht, zijn premie werd hoger en geld om die schuld af te lossen had hij niet.

De moed zakte steeds verder in z’n schoenen. Hij begon alweer afspraken te maken met bepaalde vrienden, de straat lonkte. “Ik zag gewoon geen perspectief. Niemand zat op mij te wachten. Ik moest bijvoorbeeld bij de gemeente komen met mijn bankafschriften.” Hij weet nog goed hoe de ambtenaar zijn afschriften doorliep en zijn uitgaven controleerde. “‘O, je bent naar de McDonalds geweest?’ Ik vond dat zo vernederend, ik heb die papieren gepakt, doormidden gescheurd en heb haar gezegd dat ze die 800 euro mocht houden.” Hij kan zich er nog boos over maken, kan die betuttelende toon nog horen. Moeilijk te verteren voor iemand die net zeven jaar had vastgezeten, op een plek waar alles draait om respect.

De volgende dag nam Gravenbeek, nog steeds boos en teleurgesteld, ontslag bij De Uil, de plek waar hij tuintjes moest schoffelen. “En toen viel mijn oog op een krant met het verhaal van Martin Miles, een vriend met wie ik ben opgegroeid. Ook hij had lang vastgezeten en was met Team Enkelband begonnen. Een bemiddelingsbureau voor ex-gedetineerden. Hij had me al een paar keer benaderd, maar ik stond er toen niet voor open.”

Dat krantenartikel op die dag was bepalend. “Ineens zag ik een kans.” Hij zocht Martin op en werd direct meegesleept naar een voorlichting op een school. “Martin gooide me in het diepe, doe jij jouw verhaal. Ik was bloednerveus, ik had het gevoel dat ik opnieuw voor de rechter stond.” Zijn verhaal maakte indruk op de klas. “Daar kreeg ik energie van. Misschien is mijn verleden niet voor niets geweest en kan ik voor andere mensen toch wat betekenen?”

Nieuwe afslag

Het was een nieuwe afslag. Inmiddels geeft Gravenbeek door het hele land voorlichting met Team Enkelband, op scholen, aan professionals, ook staat hij regelmatig voor een klas met aankomend officieren van justitie in Utrecht. Een trotse glimlach: “Wie had dat ooit kunnen denken?” In maart komt een nieuwe film uit over de drillrapscene – een muziekstroming waarin geweld en bedreigingen voorkomen –, die hij maakte met regisseur Rien Bexkens. De acteurs zijn jongens uit Zuid die de scene maar al te goed kennen. Dat werkt volgens hem: met jongeren aan de slag gaan, waar ligt hun passie, waar liggen hun talenten? “De jongens die aan de film hebben meegewerkt, hebben zoveel geleerd. Samenwerken, afspraken maken, afspraken nakomen, leren acteren, reflecteren.”

Juist voor jongeren die tegen de criminaliteit aanschuren, kan dit een ander perspectief bieden. En dat is hard nodig. Hij maakt zich zorgen. Hij ziet hoe de straat verhardt en verjongt. “Ik schrik ervan hoe street-wise jongeren van 12 al zijn. Toen had ik nog grasvlekken van het voetballen op mijn broek. Maar nu weten ze al zoveel. Over die schietpartij daar, wat er in een wijk verderop is gebeurd.” Sociale media hebben de straat veranderd. “De hele wereld ligt binnen handbereik en voor jongeren – kinderen vaak nog – is het zo moeilijk om onderscheid te maken tussen informatie en desinformatie. Ze kijken op tegen de gangsta’s, geloven dat dat de echte wereld is.”

Hij merkt dat ook wanneer hij zijn verhaal doet. “Ze zoeken die sensatie. Dat is cool, maar dan vertel ik dat het me wel zeven jaar van mijn leven heeft gekost. En dat ik al negen vrienden heb verloren aan de straat. Als ik niet was opgepakt, had ik hier niet meer gezeten.” Of dat werkt? “Voor de een wel, de ander niet. Ik heb niet de illusie dat ik iedereen kan redden, maar het helpt wel dat ik hun taal spreek, dat ik weet waar ze het over hebben. Die herkenning is zo belangrijk.”

Harder en dodelijker

De criminele wereld trekt hard aan deze jongeren. Ook dat is volgens Gravenbeek veranderd. “Het moet nu allemaal snel, kwantiteit boven kwaliteit. Als je beschikbaar bent en lef hebt, dan kun je aan de slag. Dat was in mijn tijd anders. Je moest wel een bepaalde slimheid hebben, nu maakt het totaal niet meer niet uit. Ik schrik als ik in een jeugdgevangenis kom, het soort jongens die vastzitten voor bepaalde zaken. Hoe hebben zij jou dat kunnen vragen?”

Dit alles maakt de straat harder, gevaarlijker, dodelijker. Vorige zomer waren er in drie weken tijd veertien schietpartijen en twee dodelijke steekpartijen in Rotterdam. Het aantal jongeren dat wordt verdacht van een ernstig geweldsdelict, neemt al twee jaar op rij toe. Verdachten zijn vaker minderjarig. En de criminele wereld trekt niet alleen aan jongeren in kwetsbare wijken in grote steden, weet Gravenbeek. “Ik geef voorlichting in het hele land. In kleine dorpjes romantiseren jongeren criminaliteit vaak, ze vinden het stoer. Zoeken het zelf op. Hier in Zuid is het voor veel jongeren een uitweg.”

Armoede en schulden zetten bewoners vaak klem. Ernstig: “Hier wonen ook veel slachtoffers van de toeslagenaffaire. Ouders zitten in de schulden, geven elkaar de schuld dat ze de papieren niet goed hebben ingevuld, gaan uit elkaar. En als hun zoon opstaat om naar school te gaan, de beruchte oranje Zegwaardcontainer voor de deur ziet staan en weet dat er voor 16 uur een aanbetaling voor de huur binnen moet zijn, wat doe je dan als jongen? Ga je solliciteren bij een supermarkt of spring je ‘s middags de haven in om snel geld te verdienen?”

Luchtbellen

De kloof tussen professionals, tussen goedbedoelende hulpverleners en het leven van deze jongeren is ontzettend groot. “Beleidsmakers, professionals, bestuurders hebben werkelijk géén idee, daarom pleit ik er altijd voor om mensen met ervaringskennis in te zetten. En geef jongerenwerkers de tijd, tijd om vertrouwen te winnen door niet te oordelen.”

‘Beleidsmakers, professionals en bestuurders hebben werkelijk géén idee’

Het is even stil. “Er wordt in Nederland heel veel geld uitgegeven aan luchtbellen. Dan wordt er weer vergaderd en een projectje voor kwetsbare jongeren of wijken uit de grond gestampt. Soms denk ik weleens: als dit probleem echt wordt opgelost, dan verliezen talloze mensen hun baan.” Hij herinnert zich een paar professionals uit zijn tijd. Zoals de jongerenwerker in het buurthuis die hem en zijn vrienden echt begreep. “Dat was een goede gast, hij had respect, sprak onze taal en zette de rotte appels buiten, maar hij had te weinig uren om het verschil te maken.”

Dat soort professionals zijn nog steeds zeldzaam. Als voorbeeld noemt hij de medewerker van Slachtofferhulp toen hij werd neergestoken. Ze wilde meteen aangifte gaan doen. “Daar was ik helemaal niet aan toe. Het was een lieve mevrouw, maar ze begreep niks van mij. Als ik toen een Reggery was tegengekomen, was het misschien anders gelopen.”

Hij vindt het pijnlijk om te zien dat het systeem nog steeds niet is verbeterd. Jongerenwerkers hebben nog altijd te weinig uren. Vanuit Team Enkelband houdt hij op donderdagavond een inloop in het buurthuis hier vlakbij. “Maar dat is ook maar een paar uur per week, meer uren krijgen we niet.” Hij ziet daar zichzelf terug. “De jongens voelen dat, ik heb dat ruwe nog. Wanneer ik zelf te gepolijst raak, dan verlies ik de aansluiting ook. Ik luister, ik oordeel niet, maar geef wel duidelijk grenzen aan. Als ze daaroverheen gaan, mogen ze vertrekken.” Streng liefhebben, zoals hoogleraar Pieter Tops dat noemt? Gravenbeek knikt: “Inderdaad, tough love. Dat hebben deze jongens nodig.”