Voorwaarde 1

Integratie is meer dan taal en werk

Nederland durft geen fundamentele keuzes te maken in immigratiepolitiek, aldus Renée Frissen. Zij is medeoprichter en directeur van OpenEmbassy, een organisatie die zich focust op de integratie van nieuwkomers in Nederland. “Er is geen consensus over het aantal nieuwkomers dat we jaarlijks willen toelaten. Het gevolg is dat we de inburgering dan maar niet optimaal inrichten, met allerlei eisen, verplichtingen en sancties die mensen moeten afschrikken om hiernaartoe te komen. Maar zo werkt het niet: mensen worden niet aangetrokken of afgestoten door het beleid in Nederland, maar gedreven door de situatie in het thuisland. Bovendien is het veel beter om te zeggen: deze mensen zijn hier nu eenmaal, hoe kunnen we ervoor zorgen dat ze zo goed mogelijk hun weg vinden?”

Frissen vindt het zonde dat over deze vraag onvoldoende is nagedacht tijdens het wetgevingsproces rond het nieuwe inburgeringsstelsel. Terwijl het antwoord op een presenteerblaadje wordt aangeboden door Engelse wetenschappers, die veertien indicatoren hebben vastgesteld voor geslaagde integratie. “Denk onder meer aan huisvesting, onderwijs en veiligheid. Essentieel in dit model is ook sociale verbondenheid: binding met medemigranten, met mensen in andere kringen en met de instituten in een land. In Nederland is de inburgering echter beperkt tot taal, werk en opleiding. Daar is op zichzelf niets mis mee, maar er is meer nodig om mensen echt volwaardig te laten meedoen. De nieuwe wet helpt gemeenten niet om voor dat volledige spectrum te zorgen.”

‘Sociale verbondenheid is essentieel’
Voorwaarde 2

Maak nieuwkomers niet afhankelijk

Vergeleken met de achterblijvers in de regio komen kansrijke mensen naar Nederland, in termen van wilskracht, geld en gezondheid. “Over het algemeen zijn het mensen die wat kunnen en willen. Maar onze verzorgingsstaat maakt hen direct afhankelijk van instanties die hier in het leven zijn geroepen voor de meest kwetsbare groepen. En natuurlijk zíjn nieuwkomers de eerste tijd ook kwetsbaar, maar de inburgeringstrajecten houden die afhankelijkheid ook lang daarna nog in stand.”

Frissen durft de stelling wel aan dat een deel van de nieuwkomers beter af is zonder de overheid. “Het is fantastisch dat we een sociaal vangnet hebben, maar het is minder fantastisch dat mensen dan meteen onder het vergrootglas van professionals komen te liggen, een toekomstplan moeten maken met iemand en allerlei dingen niet mogen omdat ze in de uitkering zitten. Onderschat niet wat een inperking van vrijheid en initiatief dat is. Onderschat niet hoeveel tijd nieuwkomers kwijt zijn met het dealen met professionals en vrijwilligers.”

‘Spreek voor nieuwkomers andere werkgeversnetwerken aan’
Voorwaarde 3

Verspil geen potentieel

In sommige gemeenten bestaat een kwart van de bijstandsgerechtigden uit nieuwkomers. Logisch dat zij er alles aan doen om deze mensen aan het werk te krijgen. Maar volgens Frissen slaat de balans hierbij door naar snelle plaatsingen – in plaats van de meest geschikte, duurzame banen. “Het uitgangspunt zou moeten zijn: hee, er komen mensen naar Nederland aan wie we wat kunnen hebben. Maar er wordt niet vanuit gelijkwaardigheid en kansen gedacht, met als gevolg dat veel nieuwkomers werk krijgen dat niet matcht en snel terugstromen in de uitkering. Op langere termijn heb je daar als gemeente dus niets aan, en de kans dat nieuwkomers op een ontspannen, gelukkige manier een baan vinden op hun niveau, wordt steeds kleiner.”

Haar advies aan gemeenten: spreek voor nieuwkomers andere werkgeversnetwerken aan dan voor de reguliere doelgroepen. “Als je ervan uitgaat dat je te maken hebt met ambitieuze, getalenteerde mensen, met mensen die iets willen met hun leven, dan moet je verder kijken dan de bedrijven waarmee je normaal gesproken samenwerkt. Andere werelden aanboren. Zo ingewikkeld hoeft dat niet te zijn: vraag bijvoorbeeld eens rond in je eigen vriendenkring en maak slim gebruik van LinkedIn. Zoek ook actief naar werkgevers die willen en kunnen omgaan met diversiteit of schakel een club in die een brug slaat tussen werkgevers en nieuwkomers.”

De Beroepentuin: Duurzame werkgelegenheid

De Beroepentuin stoomt statushouders klaar voor tekortsectoren. De vijf vestigingen in het westen van Nederland zijn gespecialiseerd in energietransitie-beroepen in de techniek, maar leiden ook op voor zorg en horeca. De organisatie werkt ook voor andere groepen, zoals mensen met een arbeidsbeperking en ex-gedetineerden.

Managing partner Seyit Yeyden: “75 procent van onze deelnemers stroomt uit naar werk. Belangrijkste succesfactor is de aansluiting bij de praktijk. Samen met werkgevers hebben we vakopleidingen ontworpen. Daar leren de deelnemers de minimale vaardigheden die nodig zijn om aan het werk te gaan. Het gaat echt om de basis; we belasten de mensen niet met te veel theorie. Het taalonderwijs is op dezelfde praktische leest geschoeid. Ieder beroep heeft ongeveer vierhonderd vakjargontermen. Wil je functioneren, dan moet je er daar minimaal vijftig van kennen. Onze kandidaten leren dus de vijftig meest relevante termen voor hun beroep.

Nederland beschouwt mensen die een halve wereldreis achter de rug hebben, als niet-zelfredzaam. Die aanname is al fout. Het zijn echt niet de domste of armste mensen die hier komen; zij waren vaak al zelfvoorzienend in het land van herkomst. Maar hier maken we hen afhankelijk, alle spirit en motivatie halen we weg. Mijn advies is: laat mensen vanaf dag één in het azc meedraaien. De taal en een vak leren, leren hoe de Nederlandse maatschappij in elkaar zit. En als ze dan toch niet mogen blijven? Dan beheersen ze een vak waarmee ze in het thuisland ook een inkomen kunnen verdienen. Dat is toch helemaal niet erg?

Gemeenten kiezen vaak voor snelle plaatsingen. Morgen aan de slag als schoonmaker of eerst drie maanden een opleiding in basisloodgietersvaardigheden: negen van de tien keer krijgt de korte klap de voorkeur. Het zou goed zijn als langere trajecten, die opleiden tot een tekortberoep – en dus tot duurzame, toekomstbestendige werkgelegenheid – meer waardering kregen.”

Slim opleiden “Het is ook zaak om te kijken wat mensen leuk vinden, anders worden ze er ook niet goed in. Investeer in statushouders, ontdek waar hun talenten liggen. Het is echt kapitaalvernietiging als een voormalig tandarts hier glazenwasser wordt. De kandidaten van De Beroepentuin oriënteren zich eerst twee weken op een aantal beroepen in de praktijk. Zo komen ze er snel achter wat hen het meeste aanspreekt. Dan zien ze ook dat de normen en eisen in Nederland lang niet altijd aansluiten op wat ze in het land van herkomst hebben geleerd – en dus dat aanvullende opleiding noodzakelijk is.

Werk helpt bij het opbouwen van een sociaal netwerk, maar is niet het enige. Statushouders moeten ook in andere kringen actief zijn. Laat hen bijvoorbeeld vrijwilligerswerk doen bij een vereniging – ook aan vrijwilligers is er een schreeuwend gebrek. Het zou mooi zijn als gemeenten hun beleid maken op basis van ervaringen in de praktijk. Zo heeft De Beroepentuin meegedacht over de zelfredzaamheidsroute, die is bedoeld voor statushouders die naar verwachting heel veel moeite hebben met leren. Ons lukt het om het merendeel van deze doelgroep aan het werk te krijgen. Het kan wel, is ons vertrekpunt. Als je mensen maar slim en doelgericht opleidt. Mensen die ‘goedemiddag’ zeggen in plaats van ‘goedemorgen’, daar vloeit geen bloed uit – als ze de vaktaal maar kennen.”

 

Voorwaarde 4

Koop verstandig in (I)

Minister Koolmees van SZW noemde het nieuwe inburgeringssysteem nadrukkelijk een ‘lerend stelsel’, maar volgens Frissen kopen veel gemeenten hun inburgeringstrajecten in op dezelfde manier als altijd. Dat wil zeggen: met langjarige contracten, op basis van de prijs en meetbare doelstellingen om aanbieders op af te rekenen.

“Inhoud, financiën en looptijd worden dichtgetimmerd. Dan is de relatie tussen gemeenten en aanbieders er niet een van experimenteren, innoveren, falen en kijken hoe het beter kan. Maar dat is wel noodzakelijk, zeker ook omdat de nieuwe wet producten kent die nog niet eerder bestonden, zoals de onderwijsroute en de zelfredzaamheidsroute. Bij de aanbestedingen moeten gemeenten er meer rekening mee houden dat we op dit moment nog niet weten of de wet een aanbod schept dat aansluit bij wat nodig is. Dat wordt pas de komende tijd duidelijk.”

Is de manier van inkopen die zij voorstelt realistisch in een tijd dat acht van de tien gemeenten hun begroting niet rond krijgen? “Met OpenEmbassy hebben we dit jaar in één regio een succes geboekt. Daar hebben we niet ingezet op een concurrentiemodel, maar op een open gesprek tussen de gemeenten en aanbieders van inburgeringsproducten. Geen langjarige afspraken, maar een experimenteel karakter – en dat niet voor meer geld.”

‘Het kan wel, is ons vertrekpunt, als je mensen maar slim en doelgericht opleidt’
Voorwaaarde 5

Koop verstandig in (II)

Het is belangrijk dat gemeenten niet alleen in zee gaan met aanbieders die ze al heel lang kennen, die de bureaucratie begrijpen en die groot genoeg zijn om de aanbestedingsprocedures aan te kunnen, zoals gevestigde taalaanbieders, welzijnsorganisaties en roc’s. Frissen ziet kleine, informele organisaties en buurtinitiatieven in de praktijk buiten de boot vallen. “Dat is jammer, omdat die vaak dicht bij de doelgroep staan en een grote rol spelen bij het creëren van sociale verbondenheid. Zij stemmen hun aanbod af op de vraag, in plaats van door de beleidshoepels van de gemeenten te springen. Daarnaast kunnen zij zich specialiseren in doelgroepen, bijvoorbeeld in alleenstaande Syrische moeders tot 27 jaar, ik noem maar wat. Op die manier kunnen ze verschil maken.”

“Kleine spelers snappen niet goed hoe ze zich moeten positioneren in het veld. Aan de andere kant investeren maar weinig gemeenten in relaties met het informele circuit, ze erkennen niet dat ook die partijen belangrijk zijn. Beleidsmakers en bestuurders moeten opletten dat er de komende tijd geen kaalslag ontstaat. Talloze van dit soort initiatieven zijn ontstaan in 2015, toen veel mensen uit Syrië asiel aanvroegen. Een flink deel leeft van filantropisch geld, maar dat stopt op enig moment, vaak na verloop van een aantal jaar. Op dat punt in de tijd zijn we nu.”

Gemeente Berkelland: Eén-op-één jobcoaching

De gemeenten Berkelland en Bronckhorst hadden een speciaal pilotprogramma voor vrouwen die hun man of gezin nareisden naar Nederland. De eerste twee maanden stonden in het teken van informatie over de Nederlandse samenleving, daarna verschoof de aandacht naar arbeidsparticipatie. In de huidige lightversie van het programma is de individuele begeleiding grotendeels opgeschort.

Marieke Heusinkveld van de gemeente Berkelland: “Het doel van deze pilot was om de positie van vrouwelijke nareizigers en gezinsmigranten – zowel gevlucht als niet-gevlucht – te verbeteren. Als de man aan het werk gaat en geen uitkering meer nodig heeft, verdwijnen de echtgenotes vaak ook uit beeld bij de gemeente. Dan ontstaat het risico dat zij een teruggetrokken bestaan gaan leiden en achterblijven in hun taalontwikkeling en integratie.

Aan het einde van de rit had meer dan de helft van de deelnemers (vrijwilligers)werk, een opleiding of stage. Uit de eindrapportage van het Verwey-Jonker Instituut blijkt dat wij de hoogste uitstroomcijfers hadden van alle pilots op dit gebied. Iedere deelneemster kreeg een eigen, geschoolde jobcoach die de tijd kreeg om een persoonlijke band met haar op te bouwen. Die persoonlijke aandacht bleek essentieel. Niet alleen in de fase waarin de vrouwen zich oriënteerden op een opleiding of baan, maar zeker ook als ze daadwerkelijk aan het werk of naar school gingen. Vaak hebben ze het dan best zwaar, en dan zijn gesprekken met de coach een steuntje in de rug.
Integratie omvat meer dan een baan en een huis. De definitie van de maatschappelijke begeleiding waarin gemeenten volgens de Wet inburgering moeten voorzien, is breed. Als gemeente hebben wij ervoor gekozen om statushouders ook te ondersteunen bij het sociale aspect van de inburgering. Er zijn bijvoorbeeld budgetten voor sport en zwemles, we zetten (taal)maatjes in en helpen statushouders om kennis te maken met de buren – naoberschap noemen we dat in de Achterhoek.”

Ideaalbeeld “Tussen de ‘broodbaan’ van de Participatiewet en de ‘droombaan’ van de statushouder kan spanning bestaan. Soms is een compromis mogelijk. Dan werkt iemand bijvoorbeeld drie dagen per week om in zijn of haar inkomen te voorzien en is er de rest van de week tijd voor een opleiding of eigen bedrijf. Al is de droombaan niet altijd haalbaar – en dan is het een moeilijk proces om afscheid te nemen van dat ideaal. In de nieuwe wet krijgen wij hopelijk sneller een realistisch beeld van de (on)mogelijkheden, omdat gemeenten sneller betrokken zijn en zorgen voor een brede intake en een persoonlijk plan rond inburgering en participatie.
Bij de aanbesteding van de nieuwe leerroutes hebben we in de Achterhoek een unieke procedure doorlopen. Dit was geen klassieke aanbesteding, maar een dialoog met de aanbieders. Het doel van deze nieuwe manier van werken is dat de trajecten beter aansluiten op de persoon van de statushouder en de lokale praktijk.

Op dit moment loopt er een lightversie van het programma. In de pilot hadden we de middelen voor één-op-één jobcoaching, nu niet meer. Ik maak me zorgen over de beschikbare financiële middelen voor de nieuwe wet. De nadruk ligt op de leerroutes en de begeleiding dreigt het ondergeschoven kindje te worden. Terwijl daar dus zoveel winst te behalen is.”

Voorwaarde 6

Geef eerder duidelijkheid over de woonplaats

Door het tekort aan sociale huurwoningen zitten nieuwkomers lang in asielzoekerscentra. Al die tijd weten ze niet waar ze definitief gaan wonen en al die tijd beginnen ze niet aan de inburgering. OpenEmbassy heeft nieuwkomers gevraagd wat voor hen de kernwaarden zijn om zich thuis te voelen in Nederland. “Voor zowel mensen die in het azc zitten als voor mensen die al een huis hebben, draait het primair om veiligheid en autonomie. Daarmee bedoelen ze: geïnformeerd worden en een gevoel van controle hebben. Aan de wachttijden in de azc’s kan de Nederlandse overheid niet vandaag of morgen iets doen. Maar we kunnen mensen wel eerder laten weten in welke regio ze worden geplaatst als ze een status krijgen. En hen ook niet random plaatsen, maar gericht op wat ze willen en kunnen. In een regio met een bepaald type werkgelegenheid of veel gezinnen bijvoorbeeld. Dan weten mensen weliswaar nog niet in welke gemeente ze precies terechtkomen, maar wel dat er serieus wordt gekeken naar hun wensen.”

‘Wij helpen statushouders ook om kennis te maken met de buren’
Voorwaarde 7

Luister naar de nieuwkomers zelf

Het belangrijkste advies van Frissen aan gemeenten is om te gaan luisteren naar de nieuwkomers zelf. Want dan ontwikkel je oplossingen die wérken. “Dat is het basisidee van OpenEmbassy. In 2015 zijn wij begonnen met een helpdesk voor nieuwkomers, die inmiddels is uitgegroeid tot een app voor nieuwkomers én ervaren Nederlanders. Uit die enorme community halen wij onze informatie, dáár zien we wat er nodig is om individuele nieuwkomers te ondersteunen en tegelijk het systeem van integratie en inburgering te veranderen.”

Zij stelt voor dat gemeenten nieuwkomers de ingekochte trajecten laten beoordelen. “Dan gaat het om kwalitatieve scores – en niet om het aantal deelnemers dat is bediend, het aantal events dat is georganiseerd en om hoe goedkoop het was. De volgende stap is om nieuwkomers structureel bij iedere relevante beleidsbeslissing te betrekken en te zorgen voor diverse en inclusieve werkorganisaties. Als gemeentelijke beslissers en professionals nieuwkomers niet gaan zien als de voornaamste bron van kennis, dan wordt het uiteindelijke doel – mensen laten meedoen in de samenleving – niet bereikt. En dan is het nieuwe inburgeringsstelsel bij voorbaat mislukt.”

Gemeente Roermond: Werk, wonen en sport

De gemeenten Roermond en Leudal voeren een pilotprogramma uit voor Eritrese jongeren. Doelgroep zijn jongeren tussen 18 en 20 jaar die na de internationale schakelklas op een roc nog niet het vereiste taalniveau hebben voor de entreeopleiding. De pijlers van het programma zijn wonen, werken en sport.

Projectleider Armin Popara: “Alleenstaande minderjarige vluchtelingen zijn een kwetsbare groep. Ze lopen vaak vast op school, hebben schulden en dreigen zonder startkwalificatie in de bijstand te belanden. De systemen van de Nederlandse overheid zijn ingericht op 18- en 18+: na hun achttiende worden jongeren ineens geacht het zelf te doen en belanden ze van de relatief beschermde omgeving van school en Jeugdwet in de veeleisender Participatiewet en Wmo. Als gemeente willen we voorkomen dat hier een gat valt.

In dit duale traject voor Eritrese jongeren combineren we vanaf de eerste dag taal, werk en opleiding. Maar we zijn actief op meer leefgebieden. Zo krijgen de deelnemers woonbegeleiding vanuit de Wmo, omdat zelfstandig wonen vaak nog niet lukt. Daarnaast proberen ze een paar weken lang verschillende sporten uit. Dit is niet alleen goed voor de gezondheid en vitaliteit, maar ook een goede manier om aansluiting te vinden bij de Roermondse sportclubs. Statushouders weten vaak niet goed hoe ze daar moeten binnenkomen en de verenigingen weten niet goed hoe ze moeten omgaan met mensen die de taal nog niet machtig zijn. Niet gek dus om beide partijen hierbij een handje te helpen.

De gemeente werkt in dit traject samen met een sociaal werkbedrijf voor het werkdeel, met een organisatie voor dak- en thuislozen voor de woonbegeleiding, met een organisatie voor maatschappelijke begeleiding en met een onderwijsinstelling. Het is een integraal programma van 36 uur per week, dat dwars door onze gemeentelijke afdelingen werk, inkomen, budgetbeheer en leerplicht heenloopt. We moeten onze interne rollen dus loslaten en dat is soms een uitdaging.”

Allemaal een maatje “De jongeren worden begeleid door een casemanager van de gemeente en een Eritrese ervaringsdeskundige. Bij een deel van de Eritreëers is het wantrouwen richting de overheid groot. Begeleiding van iemand die – letterlijk – de taal spreekt, helpt om vertrouwen te scheppen. Ook hebben ze allemaal een maatje, een student van Fontys of Avans Hogeschool. Zij trekken één dag per week samen op en gaan dan bijvoorbeeld koken of naar de bioscoop.

Duurzame uitstroom en zelfredzaamheid zijn onze doelen. Op drie deelnemers na hebben ze inmiddels allemaal een (bij)baan of volgen een opleiding aan het roc, richting een startkwalificatie. Een deel werkt ook zonder startkwalificatie. Dat is nu eenmaal soms niet anders, en je kunt een eind komen met de entreeopleiding – waarin inburgering en mbo 1 worden gecombineerd –, een heftruckdiploma en certificaten voor bijvoorbeeld vaktaal en veiligheid.

Het is belangrijk dat statushouders daadwerkelijk onderdeel worden van de stad en zich thuis voelen in hun buurt. Nu gemeenten in de nieuwe wet de regie krijgen over de inburgering, moeten we zorgen voor een fijnmazig netwerk van maatschappelijke organisaties in de stad. En voor kleine teams die de doelgroep goed in beeld hebben en op locatie werken. Want in de wijk, op de taalschool of bij de sportvereniging voer je een ander gesprek dan op het gemeentekantoor, waar het toch vaak in het teken staat van alle verplichtingen.”