Waarom volstaat de ‘gewone’ manier van tellen of een inschatting maken niet?

Wewerinke: “De schattingen van het CBS zijn gebaseerd op het aantal mensen dat in de openbare ruimte verblijft of bij opvanglocaties slaapt. Andere leefsituaties worden nauwelijks meegenomen. Zo blijven met name vrouwen buiten beeld. Vanwege hun veiligheid slapen ze relatief vaak op de bank bij familie of een vage kennis. Ook kinderen, 65-plussers en mensen zonder geldige verblijfsdocumenten komen niet voor in de schattingen. Baseer je je beleid op dit ‘scheve’ beeld, dan blijft de problematiek van dak- en thuisloosheid bestaan.”

Het begint dus met een ander, breder begrip van wat dakloosheid is?

Wewerinke: “Precies, wij houden de ETHOS-classificatie aan. Deze is in 2006 in opdracht van de Europese Commissie ontwikkeld door vooraanstaande onderzoekers. Volgens ETHOS ben je ook dak- en thuisloos als je noodgedwongen tijdelijk bij familie of vrienden verblijft. Of als je illegaal of gedoogd in een stacaravan op een vakantiepark woont. Wij voegden er nog een categorie aan toe: mensen die binnen een maand een instelling moeten verlaten zonder dat ze zicht hebben op vervolghuisvesting.”

Kwestie van meer cijfers bij elkaar harken en een goede optelsom maken?

Schel: “Het probleem is dat gemeenten hooguit zicht hebben op het aantal mensen dat in de maatschappelijke opvang of op straat verblijft. Alle andere leefsituaties van dak- en thuisloosheid zijn bij hen echt onvoldoende in beeld. Daarnaast is de situatie van dak- en thuisloze mensen nogal dynamisch. Wie vorige week bij de opvang sliep, kan nu bij een vriend op de bank overnachten. Sterk aan de ETHOS-telling is dat deze uitgaat van het principe point-in-time telling.”

Point-in-time telling? Vertel!

Schel: “We maken als het ware een foto van de situatie in de regio op dát moment. Per gemeente benaderen we alle relevante organisaties die op een of andere manier met daken thuisloze mensen in contact staan. Aan de hand van een vragenlijst tellen ze op een afgesproken dag degenen die in de nacht daarvóór bij hen in beeld waren. Daarbij noteren ze profielkenmerken als sekse, leeftijd, eventuele lichamelijke of psychische problematiek, de vermoedelijke aanleiding van het verlies van woonzekerheid en of er kinderen bij betrokken zijn. Met een pseudonieme naamcode halen we eventuele dubbelingen eruit.”

Laat me raden, de cijfers zijn schrikbarend hoog?

Wewerinke: “Het is lastig om in termen van laag of hoog te spreken als je de cijfers nergens tegen kunt afzetten. Want het CBS geeft een landelijke schatting; wij halen regionaal cijfers op. Wel kunnen we zeggen dat veel gemeenten die vorig jaar aan de telling meededen, schrokken van de aantallen. Opvallend is ook het hoge percentage dak- en thuisloze vrouwen en jongeren en kinderen. Uit onze tellingen tot dusver blijkt dat ruim 20 procent van de dak- en thuisloze mensen jonger is dan 18 jaar.”

Oef, die komt binnen. Wat springt er nog meer uit?

Wewerinke: “Over het algemeen is de perceptie dat dakloosheid alleen in de grotere steden voorkomt. De telling laat zien dat het overal aan de orde is. Dak- en thuisloosheid is een wijdverbreid probleem.”

Een probleem dat om ander beleid vraagt …

Schel: “Ja, en dat is de volgende stap. Gelukkig zien we bij de betrokken organisaties in de verschillende gemeenten een enorme bereidheid om oplossingen uit te denken. Het hele proces doet namelijk iets met de ‘tellers’; ze worden zich meer bewust van de omvang en het karakter van het probleem. Bovendien krijgen ze een uitgebreide rapportage in handen, met cijfers die er niet om liegen. Dat helpt om dak- en thuisloosheid met succes te agenderen in de gemeenteraad en betere prestatieafspraken te maken met woningcorporaties. Dat zijn mooie stappen richting nieuw beleid.”

Maar zitten al die gemeenten vervolgens elk het wiel uit te vinden?

Wewerinke: “Op zich ligt er een goed Nationaal Actieplan Dakloosheid, met een aantal uitstekende uitgangspunten. Denk aan het principe van Housing First: eerst een huis, dan werken aan herstel. Een bewezen methode om dakloosheid duurzaam te beëindigen. Maar hóe je daaraan werkt, ziet er bij iedere gemeente anders uit. Het hangt af van de cijfers en vooral ook van de profielkenmerken van de dak- en thuisloze mensen.”

Is het jullie missie om het hele land door te gaan?

Schel: “Ja! In 2023 hebben we bij twaalf gemeenten in twee regio’s de ETHOS-telling gedaan. Dit jaar doen we tellingen in 55 gemeenten verspreid over zes regio’s. Daarna hebben we nog 35 regio’s te gaan. Samen met Kansfonds en het ministerie van VWS kijken we hoe we de telling kunnen opschalen. Bovendien willen we de tellingen herhalen, om na te gaan of nieuw beleid effect heeft gehad.”

Zodat in 2030 volgens de doelstelling van het Nationaal Actieplan Dakloosheid niemand meer dak- en thuisloos is?

Wewerinke: “Mmm, die doelstelling is nogal ambitieus. En eerlijk gezegd gebeurt er op dit moment nog te weinig om deze doelstelling te halen. Tot voor kort wisten we ook niet hoe groot het probleem is en om welke mensen het precies gaat. De ETHOS-telling brengt daar verandering in. Met als belangrijke bijkomstigheid dat we iets doen aan de beeldvorming – en daarmee ook aan het gevoel van urgentie. Dak- en thuisloosheid gaat echt verder dan het stereotype beeld van een man op een bankje in het park.”

In het kort

Wat en door wie: De ETHOS-tellingen zijn een gezamenlijk project van Kansfonds en het lectoraat Wonen en Welzijn van Hogeschool Utrecht.
Doelstelling: Inzicht krijgen in de aantallen en profielkenmerken van dak- en thuisloze mensen in de deelnemende gemeenten. Naast zichtbare dak- en thuisloosheid brengen de onderzoekers ook verborgen dak- en thuisloosheid in beeld. Beleidsmakers kunnen met de resultaten aan de slag om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen.
Opvallend omdat: Het is de eerste keer dat de ETHOS-telling wordt toegepast in Nederland.