Moed
De woningnood en de grote contrasten in huisvesting in ons land dwingen ons om na te denken over wat wonen werkelijk betekent. In Delft zien we een duidelijke tweedeling. Aan de ene kant de historische binnenstad en het TU-terrein en aan de andere kant wijken die grotendeels uit sociale huurwoningen bestaan. Twee verschillende werelden, in wonen, leven en sociale klasse. Voor mij telt dat iedereen een huis heeft dat past en fijn voelt. In een veilige omgeving, omringd door mensen die je kent en waardeert. Want een huis is meer dan stenen, het is een thuis.
Dit uitgangspunt leidt tot een fundamentele vraag: hoe kunnen we maatschappelijke waarden laten meetellen naast puur financiële overwegingen? Het antwoord ligt vaak in moed: de moed om af te wijken van ingesleten patronen wanneer de situatie daarom vraagt. In Delft stellen we vijftien huizen per jaar beschikbaar aan mensen die vanuit dakloosheid de stap zetten naar zelfstandigheid. Dit gaat gepaard met 24-uursbegeleiding en het is duur en complex. Maar wat kost dakloosheid onze samenleving? En wat betekent het voor de eigenwaarde van mensen om weer een thuis te hebben?
Ik heb geleerd dat je soms moet durven zeggen: ‘Ik heb misschien nog geen sluitende business case, maar geef het even tijd.’ Want vaak ligt de oplossing in een ander domein. Een jong gezin met schulden en jeugdhulpproblematiek? Regel eerst een huis, ook al zou je volgens de procedures andere wegen moeten bewandelen.
Dit vereist dat we de geest van de wet volgen, niet alleen de letter. Wetten zijn geschreven in een bepaalde context, maar als die context verandert, moeten we de regels anders interpreteren. Die ruimte is er meestal ook. Onlangs hebben wij in een regionale pilot een jonge vrouw toch een woning gegeven, hoewel ze niet voldeed aan de urgentieregels. Dat leverde gedoe op: precedentwerking, niet eerlijk naar anderen, enzovoort. Maar ik denk dan: als dit het juiste precedent is, moeten we dat dan niet juist willen? Soms moet je ongelijk behandelen om gelijkheid te vergroten.
Zelf ben ik opgegroeid in een volksbuurt in Utrecht. Pas op het atheneum kwam ik in contact met kinderen uit andere buurten, waardoor mijn wereld letterlijk groter werd. Maar ik voelde me daarvoor niet zielig of minder. Integendeel. Als beleidsmakers moeten we oppassen voor het reddercomplex. Mensen zijn niet zielig omdat ze anders leven dan wij. Ik ben voor solidariteit en hulp bieden, maar niet voor slachtofferdenken.
Echte verandering ontstaat niet door perfect beleid, maar door in de uitvoering te ontdekken wat werkt. De praktijk kan misschien anders zijn dan dat wat achter de beleidstafel is uitgedacht en mensen maken soms andere keuzes dan wij denken dat het beste is. Laten we eigen initiatief waarderen, kijken naar wat er al in wijken gebeurt en zorgen dat bewoners deel uitmaken van zowel de analyse als de oplossing. En misschien is het dan niet perfect, maar wel goed genoeg. Omdat het werkt.