“Een euro voor vier roombotercroissants bij de Jumbo, hoe kan het?”, verzucht Saskia Bouma.

En dan al die marketing gericht op kinderen. “Een kind herkent eerder de M van McDonalds dan de eerste letter van z’n eigen naam”, gruwelt Dirk-Jan van Zuidam. Het gesprek in de fris geschilderde praktijk aan de Johan Cruijff Boulevard naast de Amsterdam Arena is al even aan de gang. Het gaat over gezondheidsverschillen, over achterstanden, over alleenstaande moeders die elk dubbeltje moeten omdraaien en zich maar een keer per week verse groenten kunnen veroorloven.

Het gaat de twee kinderartsen aan het hart. Bouma is gespecialiseerd in overgewicht bij kinderen, Van Zuidam stond jaren terug aan de wieg van de kinderpoeppoli in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. Ze hebben net teruggeblikt. Hoe zijn ze hier terechtgekomen? In Amsterdam-Zuidoost, uit het ziekenhuis. “Een kind heeft wel een kinderarts nodig, maar niet een heel ziekenhuis”, vat Van Zuidam het samen.

Het was Bouma die na jaren bij het Amsterdam UMC en Amstelland Ziekenhuis besloot om buiten het ziekenhuis een praktijk te beginnen. De eerste in Nederland. “Ik stond op het punt in mijn carrière dat ik dacht: wil ik het werk nog op deze manier doen? Elke dag zie ik een hele lijst van patiëntjes die ik in een bepaald tijdbestek moet wegwerken. Ga ik meer richting beleid? Nee, want ik word het gelukkigst als ik op een dag veel kinderen heb gezien, mét de aandacht en zorg die ze verdienen.”

Meteen duidelijk

Het was voor Bouma meteen duidelijk dat ze haar praktijk in Amsterdam-Zuidoost moest vestigen, in de Bijlmer. Veel van haar patiëntjes komen hier vandaan. Onbegrijpelijk vindt ze het dat mensen in dit soort kwetsbare wijken – ze wuift naar buiten – maar liefst acht jaar korter leven. “Dat is enorm. En die achterstanden beginnen al in de kindertijd.” Deze kinderen worden op latere leeftijd eerder ziek, krijgen hart- en vaatziekten en sterven eerder dan leeftijdsgenoten in de betere wijken van de stad. “Er wordt hier bijvoorbeeld héél weinig groente gegeten. En de gevolgen daarvan zijn groot. Dat begint met overgewicht, obesitas, maar we zien ook veel buikklachten. Er zijn mensen die voor hun kinderen een frietje kapsalon bestellen, omdat daar nog wat sla op zit. Of Fristi kopen omdat ze denken dat er fruit in zit.” Zulke gezondheidsverschillen in zo’n rijk land. Dat moet en kan anders, zegt Bouma stellig. “Het was voor mij klip en klaar toen ik hier vier jaar geleden mee begon: als ik dit doe, dan doe ik het voor ieder kind en het liefst voor de kinderen die het het hardst kunnen gebruiken.”

Over Saskia en Dirk-Jan

Saskia Bouma (1971) studeerde geneeskunde aan de Universiteit Utrecht en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam in 2003.
Haar opleiding tot kinderarts deed zij in het Spaarnegasthuis in Haarlem en in het Emma Kinderziekenhuis in Amsterdam. Zij heeft jaren gewerkt als algemeen kinderarts in het ziekenhuis Amstelland in Amstelveen en het VU Ziekenhuis in Amsterdam. Ze is gespecialiseerd in de behandeling van kinderen en jongeren met overgewicht.

Dirk-Jan van Zuidam (1971) is opgeleid als kinderarts in het Emma kinderziekenhuis en bij de Noordwest Ziekenhuisgroep
Alkmaar. Sinds 2005 werkte hij als algemeen kinderarts in het Rode Kruis Ziekenhuis Beverwijk. Ook werkte hij eerder een jaar in het Curacao Medical Centre in Willemstad. Dit jaar maakte hij de overstap naar de Kinderartsenpraktijk in Amsterdam. Van Zuidam is een generalist met als specialisme maag-, darm- en leverziekten.

‘De grootste prioriteit van ouders is overleven en zorgen dat de kinderen het beter krijgen dan zij’
Dat was makkelijker gezegd dan gedaan.

De bureaucratie en de complexe regels in de zorg waren obstakels op de weg naar een eigen praktijk. Maar Bouma zette door. In 2020 – net voor corona – opende haar praktijk, toen nog gehuisvest bij een gezondheidscentrum verderop in de wijk, de deuren. Het basisuitgangspunt: toegankelijke en laagdrempelige zorg voor ieder kind. De toegang tot zorg mag dus ook niet afhankelijk zijn van de portemonnee van de ouders. Daarom laat de Kinderartsenpraktijk patiënten geen eigen bijdrage betalen. Ouders betalen alleen dat wat ze vergoed krijgen van hun zorgverzekeraar, ongeacht hun verzekeringspolis. “Uit principe, we willen echt geen onderscheid maken.” Dit betekent dat de kinderartsen een stuk minder verdienen dan in het ziekenhuis. “Ha, het was veel lucratiever geweest om in het ziekenhuis te blijven.”

De eerste twee jaar liep de facturatie nog vooral via de patiënten. “Ouders wilden wel betalen, maar omdat zorgverzekeraars niet uitkeren als je achterloopt met de betaling van de premie, konden sommigen onze factuur niet betalen. Dan krijg je te maken met betaalachterstanden en veel gedoe. Maar ik wilde absoluut niet dat die geldzorgen de zorg in de weg stonden. Ik ga niet tegen een kind zeggen dat hij of zij niet mag komen omdat z’n moeder de factuur niet heeft kunnen declareren bij de zorgverzekering.” Grote risico’s voor een beginnende praktijk, maar inmiddels gaat het beter. De artsen mogen nu – ook omdat Bouma Zilveren Kruis overtuigd heeft van hun werkwijze – rechtstreeks bij de zorgverzekeraar declareren. “Voor mij een mijlpaal.”

‘Het begint met oprechte nieuwsgierigheid: hoe ziet jouw leven eruit?’

In Amsterdam-Zuidoost werd Bouma met open armen ontvangen. “Dat was fijn, en er wordt ook goed naar ons doorverwezen. Er werken in deze wijk veel superbevlogen professionals, er is nauwelijks verloop. Het is ook voor hen een bewuste keuze om hier te werken.” Een gedeelde missie, klinkt het. Van Zuidam stapte afgelopen zomer over naar de wijk. De twee artsen kennen elkaar al jaren, nog van de opleiding. “De vraag van Saskia vorig jaar kwam op het juiste moment”, vertelt Van Zuidam. “‘Ben je al toe aan een nieuwe uitdaging?’, appte ze me.”

Ook hij sprong in het diepe. “Hier nemen we de tijd, vaak een uur voor de intake. We kijken naar alle facetten in het leven van de kinderen, het gezin, de woonruimte. In het ziekenhuis kan dat niet. Onder het mom van efficiency moet alles sneller, korter en minder. Dat gaat wringen.” Wie meer tijd heeft, ziet en hoort meer, weten de artsen. Van Zuidam: “Het begint met oprechte nieuwsgierigheid. Hoe ziet jouw leven eruit? Slaap je wel goed? In het ziekenhuis ben je toch vooral gefocust op de klacht. Maar het gaat vaak niet alleen om ziekte en gezondheid. Nu denk ik: als ik toen wat meer tijd had genomen, had ik ook veel meer kunnen halen uit de verhalen van de patiënten en hun ouders.” Bouma: “Op deze manier voorkomen we veel overdiagnostiek, we verwijzen ook nauwelijks door naar de specialistische zorg.”

Hoe groot de verschillen in Nederland zijn, wordt de kinderartsen elke dag weer duidelijk. Van Zuidam: “Gezonder koken, zeggen we dan. Maar deze mevrouw woont met zes kinderen en oma in een flatje waar de schimmel op de muur staat. Ze probeert met twee baantjes alle ballen in de lucht te houden, dus hoe dan?” Bouma knikt. Of die stevige jongen die de hele dag binnen zit te gamen en nauwelijks beweegt. Z’n moeder werkt. “Dan kan ik wel zeggen dat hij lekker moet gaan voetballen, maar zijn moeder vertelt dat ze juist blij en trots is dat hij binnen zit. Al zijn lagere schoolvriendjes zitten in de drugs en als hij naar buiten gaat, komt hij z’n makkers tegen.” Het vraagt tijd en vertrouwen, zegt ze. “Er is zoveel schaamte, deze verhalen krijg je als dokter niet zomaar te horen. Maar hier voelen mensen zich gehoord en gezien. Ik ben een andere dokter geworden, relaxter. Ik sta veel meer open.”

Korte lijntjes

De lijntjes in de wijk zijn kort. Met de huisartsen, met de kinderfysiotherapeut die op dezelfde etage zit. Van Zuidam: “Vorige week ben ik de gang nog even overgestoken en heb ik met mijn patiënt bij Carina aangeklopt. In een uurtje was het allemaal geregeld. Het feit dat we elkaar met de voornaam aanspreken, geeft zo’n jongen die wil afvallen ook weer vertrouwen.” Bouma: “Natuurlijk zijn er ook problemen die wij niet kunnen oplossen. Dan schakelen we met de jeugdverpleegkundige die weer in goed contact staat met het sociaal domein in de wijk. We kijken met een brede blik, maar we moeten niet op andermans stoel gaan zitten.”

‘Wij kunnen in dit kleine stukje stad voor deze kinderen en gezinnen het verschil maken’

Outreachend, terug naar de wijk, meer tijd en vertrouwen. Het zijn woorden die ook veelvuldig vallen in het sociaal domein. Steeds meer gemeenten zoeken manieren om de ‘afgehaakte’ buurtbewoner in de wijk op te zoeken. De kinderartsen juichen het toe. Een basisschool die ontbijt verzorgt voor álle leerlingen, een alerte hulpverlener achter de voordeur, een arts die de tijd neemt en doorvraagt: it takes a village to raise a child. Van Zuidam ziet een ‘bepaalde schizofrenie’ in het systeem. “Aan de ene kant roepen we allemaal dat het anders moet, maar onder de streep gaat het toch vaak weer om die efficiëntie en schaalvergroting.” Wat de kinderartsen specifiek van gemeenten verwachten? Bouma: “Dat is vooral erkenning en steun voor onze rol. Wij zitten hier niet om onze zakken te vullen, maar met een missie. Die steun krijgen we ook van de gemeente Amsterdam. En gelukkig groeit de aandacht voor preventie.” Zo zijn gemeenten vanaf 2024, samen met zorgverzekeraars, verantwoordelijk voor de ketenaanpak ‘Kind naar gezonder gewicht’. In deze aanpak staat de samenwerking tussen het medisch en sociaal domein centraal.

Laatste centen

Bouma heeft de afgelopen vier jaar veel geleerd. Ze ziet bijvoorbeeld van dichtbij hoe ouders al hun geld steken in het onderwijs van hun kinderen. “De laatste centen die moeder verdient met schoonmaken gaan naar onderwijs. Haar grootste prioriteit is overleven en zorgen dat de kinderen het beter krijgen dan zij. Gezondheid bungelt daarom een beetje onderaan. Overgewicht is een minor detail. Kinderen hebben geen tijd voor sport, ze moeten naar school, naar bijles in het weekend.” Maar kinderen met overgewicht worden vaak gepest en buitengesloten. Hebben ook weinig energie om zich te concentreren en lopen daardoor vast op school. En het gaat niet alleen over overgewicht, aldus Bouma.

“Laatst was hier een moeder met een zoon van vijftien waar je bijna dwars doorheen kon kijken. Hij was mager, vermoeid en had ook nog last van brandend maagzuur en hardnekkig eczeem.” Na een aantal vragen kwam de kinderarts erachter dat de jongen zonder ontbijt op de fiets naar school ging en daar ook de hele dag niets at of dronk. “Pas thuis ging hij dan een beetje eten. Een zak chips op de bank. Hij was een uitgeknepen citroen, hij putte z’n lijf hélemaal uit. Zijn moeder werkte veel en had daar nog nooit bij stilgestaan. Ze zijn toen begonnen om samen te ontbijten. Een maand later zag ik hem weer. Een ander kind.” Verkeerde patronen sluipen er vaak in, merken ze. “Uiteindelijk is kindergeneeskunde een belangrijke vorm van preventie.”

Missie

De missie van de kinderartsen stopt in ieder geval niet in Amsterdam-Zuidoost. De praktijk vormt inmiddels een stichting met collega Lindsay Silva in Rotterdam (Kinderarts Dichtbij), die ook het ziekenhuis heeft verlaten. “Samen kunnen we innoveren. Ik zou graag zien dat deze manier van zorgverlenen zich verspreidt over het land. We dragen onze expertise graag over aan jonge collega’s en hopen ook meer zorgverzekeraars én de samenleving hiervan te overtuigen”, zegt Bouma. Nuchter: “Weet je, wanneer het over gezondheidsverschillen gaat, zijn er talloze factoren waarop wij geen invloed hebben. Daar word ik soms erg verdrietig van, maar wij kunnen in dit kleine stukje Amsterdam wel het verschil maken voor deze individuele kinderen en gezinnen. Als we dat tot ons zeventigste kunnen doen en ondertussen nog wat collega’s kunnen inspireren?” Collega Van Zuidam knikt: “Dan hebben we toch hopelijk wat kinderen op de rit geholpen.”