Daan de Kort is vijftien jaar en zit in de vierde klas van de havo in Veldhoven, wanneer hij door een zeldzame botziekte van de ene op de andere dag zijn zicht bijna volledig verliest.

Een scan in het ziekenhuis wijst uit dat zijn oogzenuw is beschadigd. “Ik zag nog maar voor 4 procent. Allerlei dagelijkse dingen lukten ineens niet meer. Lezen, fietsen, voetballen. Iets inschenken, drinken. Ik heb echt een leven vóór en na.”

Het leven van de Brabantse puber staat op z’n kop. Het Blindeninstituut raadt hem aan zijn middelbare school op het instituut af te maken. Het is de eerste keer dat een instantie probeert te bepalen hoe hij zijn leven moet inrichten. “Met de beste bedoelingen, begrijp me niet verkeerd, maar ik wilde helemaal niet naar een andere school. Alles was al anders; om dan ook nog mijn vertrouwde omgeving en mijn vrienden te verlaten?”

Samen met zijn ouders besluit De Kort om op zijn middelbare school in Veldhoven te blijven. Met hulp van een docent die het lesmateriaal voorleest, vrienden die met hem op de tandem naar school rijden, de steun van zijn ouders en zijn eigen motivatie haalt hij zijn diploma en gaat studeren. Hij laat zich door zijn beperking – ondanks allerlei obstakels – niet tegenhouden. Integendeel.

‘Je kunt als overheid niet zomaar een deel van de bevolking uitsluiten’

Steekvlam

De Kort wordt politiek actief. “Dat vlammetje was er eerder al, ik was bijvoorbeeld lid van de leerlingenraad op school. Maar nadat ik een groot deel van mijn gezichtsvermogen verloor, is dat een steekvlam geworden. Mijn interesse voor maatschappelijke vraagstukken en politiek groeide. Daarom werd ik politiek actief en ging bestuurskunde studeren.”

Al op zijn achttiende wordt hij lid van de VVD. Hij begint als fractiemedewerker en op z’n eenentwintigste gaat hij de gemeenteraad in. Vier jaar later wordt de VVD in Veldhoven onder zijn leiding de grootste partij en De Kort wethouder. In 2021 gaat hij aan de slag als Tweede Kamerlid. Een pijlsnelle carrière.

“Zelf heb ik veel geluk had met mijn omgeving, met mijn familie en vrienden. Ik vind dat iedereen in Nederland met een beperking dezelfde kansen moet krijgen als ik en – wie wil – het recht heeft om een reguliere opleiding te volgen en een reguliere baan te vinden. Dat is mijn drijfveer, mijn ambitie.” ‘Laat je niet beperken door je beperking’, zei hij tijdens zijn maidenspeech in de Tweede Kamer. Het leverde hem veel positieve reacties op. Van mensen met een beperking en van ouders die een kind hebben met een beperking. “Ik hoop voor hen een rolmodel te zijn en andere rolmodellen te inspireren om hun verhaal te laten horen. We focussen nog te vaak en te veel op de problemen en kwetsbaarheden in plaats van op de kracht van mensen.”

Onderschat de zelfredzaamheid van mensen niet, zegt De Kort. “Ik geloof niet in permanent ontzorgen, we moeten er juist voor zorgen dat mensen – met de juiste begeleiding en eventueel hulpmiddelen – weer voor zichzelf kunnen zorgen. Hulp met perspectief, noem ik dat.” Hij ziet nog veel koudwatervrees bij bedrijven om mensen met een beperking aan te nemen. “De doelgroep zelf is soms ook terughoudend, maar gelukkig is er de afgelopen tien jaar veel verbeterd. Steeds meer mensen met een beperking participeren, gaan studeren. Het gaat de goede kant op, maar we zijn er nog niet.”

Heel open

Als parlementariër zet hij zich in voor uiteenlopende onderwerpen, niet alleen voor mensen met een beperking. Maar Nederland inclusiever maken, is en blijft wel een rode draad in zijn werk. Zo lanceerde De Kort in oktober tijdens de Week van de Toegankelijkheid het Meldpunt Beperkt Toegang, dat zich richt op de digitale toegankelijkheid van overheidswebsites. Dit jaar verzamelt hij meldingen over slecht toegankelijke websites en apps van de overheid en koppelt dit terug aan de betreffende instanties. Een bundeling van de klachten overhandigt hij later aan het kabinet. Er moet veel strenger gecontroleerd worden op digitale toegankelijkheid, vindt hij. “Je kunt als overheid niet zomaar een deel van de bevolking op die manier uitsluiten.”

De jonge parlementariër heeft in de Tweede Kamer zijn draai helemaal gevonden. “Mijn manier van werken is misschien wat anders dan van collega’s. Ik lees niet, maar luister naar alle stukken. Maar ik weet de weg hier, loop zonder stok en ben heel open over mijn beperking. Dat maakt het ook makkelijker voor collega’s om er iets over te vragen. Mijn beperking is eigenlijk geen issue en dat moet het ook niet zijn. Ik denk dat collega’s vaak vergeten dat ik slechtziend ben.”