De Participatiewet bestaat tien jaar.

‘Meedoen’ was het thema van Jetta Klijnsma, de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken en drijvende kracht achter de wet die moest leiden tot een inclusievere arbeidsmarkt. De bedoeling was dat mensen naar vermogen gingen deelnemen aan de samenleving en zoveel mogelijk moesten voorzien in hun eigen onderhoud. Met wortel of stok uit de bijstand en aan het werk.

Gemeenten werden in 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe wet, die een groot deel van de Wajong, Wet werk en bijstand en Wet sociale werkvoorziening verving. De wet zou het leven van mensen met een uitkering en/of arbeidsbeperking gaan veranderen. ‘De belichaming van de participatiesamenleving’, klonk het jubelend. Inmiddels roept de jarige wet weinig warme gevoelens meer op. Niet bij de mensen in de bijstand, niet op de gemeentehuizen en niet in Den Haag. De doelen van Klijnsma worden met de huidige wet onvoldoende bereikt, is een veelgehoord geluid.

Niets nieuws

In de probleemanalyse die staatssecretaris Nobel van Sociale Zaken in december naar de Tweede Kamer stuurde, houdt hij de wet kritisch tegen het licht. Hij vat de kritiek van gemeenten, het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), de Arbeidsinspectie, de Nationale Ombudsman en Commissie Sociaal Minimum nog eens samen. Namelijk: er is een mismatch tussen de arbeidsmarkt en bijstandspopulatie, de wet pakt te hard uit en is te complex voor bijstandsgerechtigden én voor professionals in de uitvoering. Met als gevolg dat mensen met veel problemen en weinig arbeidsvermogen niet goed worden geholpen.

Het is een bekend verhaal, zegt Menno Fenger, hoogleraar Institutionele Beleidsanalyse aan de Erasmus Universiteit. Hij werd een ‘beetje verdrietig’ toen hij de analyse las. “Er staat helaas niets nieuws in. Dit roepen gemeenten en wetenschappers al jaren.” De grootste misvatting in de Participatiewet is dat iedereen, al dan niet met ondersteuning, aan het werk kan, aldus Fenger. “Het idee is hardnekkig dat in de bijstand allerlei mensen zitten die kunnen werken, die we alleen even achter de broek moeten zitten.”

Met de analyse borduurt Nobel voort op het wetsvoorstel ‘Participatiewet in Balans’, dat oud-minister Schouten van Sociale Zaken namens het vorige kabinet in juni 2024 aan de Tweede Kamer voorlegde. Dit voorstel beoogt de wet te vereenvoudigen, mensen centraal te stellen, uit te gaan van vertrouwen en gemeenten meer ruimte te geven om te kijken wat mensen (aan)kunnen.

Levensbrede blik

Gemeenten richten zich nu vooral op uitstroom – en dus op mensen die relatief makkelijk aan het werk kunnen. Maar niet iedereen is bemiddelbaar. Voor een derde van de 405.000 bijstandsgerechtigden is werk een brug te ver. Nu en waarschijnlijk ook op de lange termijn. In het onderzoek ‘Een brede blik op de bijstand’ uit 2023 zoomt het SCP in op deze groep. “Dit zijn veelal mensen voor wie het dagelijks leven allerlei hindernissen heeft. Ze hebben moeite om zelfstandig een huishouden te voeren. Er is veel Wmo- en ggz-problematiek: een grote opeenstapeling van problemen”, zegt socioloog Patricia van Echtelt, die de afgelopen jaren voor het SCP veel onderzoek deed naar de bijstand.

Het onderzoek laat zien dat juist de groep mensen die langer in de bijstand zitten, nauwelijks ondersteuning krijgen vanuit het sociaal domein. De herziene wet moet volgens het SCP dan ook beter aansluiten op het leven van mensen, in plaats alleen maar gericht te zijn op werk. Met meer aandacht voor de sociale context van inwoners. “Dat vraagt om een levensbrede blik en ondersteuning bij maatschappelijke participatie. In kleine stapjes, dus ook niet alleen vrijwilligerswerk. Anders leggen we de lat meteen heel hoog. Het gaat om het opbouwen van een sociaal netwerk, zodat mensen ook elkaar kunnen helpen.”

In de praktijk zetten sommige gemeenten zich al wel in voor bijstandsgerechtigden die nog niet kunnen werken. “Daar proberen klantmanagers de draaglast van deze mensen te verkleinen en hun draagkracht te vergroten. Bijvoorbeeld door hen te stimuleren om zelfstandig naar de supermarkt te gaan of koffie te drinken in het buurthuis, schuldeisers rustig te houden en oplossingen voor gebitsproblemen te zoeken vanuit de bijzondere bijstand. Maar dat gebeurt lang niet altijd.”

‘Leg de focus op kwaliteit van leven. Nu beloon je alleen maar werk en niet alle stapjes ernaartoe’

Daarnaast is er het grote gebrek aan vertrouwen in de overheid, blijkt uit het vervolgonderzoek uit 2024. Van Echtelt: “De Participatiewet is streng en op wantrouwen gebaseerd. Fouten worden mensen zwaar aangerekend. De boodschappenrel in Wijdemeren en de toeslagenaffaire hebben het vertrouwen natuurlijk ook geen goed gedaan. Mensen hebben het gevoel dat de overheid continu over hun schouder meekijkt. Dat maakt het werk van de klantmanagers erg lastig. Inwoners durven niet aan te kloppen voor ondersteuning.”

Vooruithelpen

Kortom, veel moet anders. Om te beginnen het mensbeeld in de wet. Daar is iedereen van overtuigd, ook staatssecretaris Nobel. Zo is een van zijn voornemens om mensen die écht niet aan het werk kunnen, bijvoorbeeld chronische zieken, beter te ondersteunen. Maar hoe? Fenger pleit voor een radicale omslag. “Het huidige financieringsmodel van het Rijk prikkelt gemeenten om het aantal uitkeringen zo laag mogelijk te houden: zo min mogelijk mensen in de bijstand. Een van mijn wensen is om niet de uitstroom naar betaald werk centraal te stellen in de betaling, maar de vraag: heb je mensen vooruitgeholpen? Hebben zij stappen gemaakt? Leg de focus op kwaliteit van leven. Nu beloon je alleen maar werk en niet alle stapjes ernaartoe.”

Dat gaat volgens hem verder dan de klassieke re-integratietrajecten en sollicitatietraining. “Ook het oplossen van schuldenproblematiek en ondersteuning voor ouders met opvoedingsproblemen brengen werk een stapje dichterbij. Als we dat zouden kunnen belonen, dan krijgen we een heel andere dynamiek, met veel minder stress.”

Als voorbeeld noemt hij de gemeente Rotterdam, die bij de begeleiding van bijstandsgerechtigden verder kijkt dan alleen werk. “Daar is het aantal mensen in de bijstand hard gedaald, terwijl dit landelijk juist is gestegen. Dat laat zien dat een brede aanpak echt werkt. Niemand zit voor z’n plezier in de bijstand. Van welke politieke kleur je nu bent, of je nu gelooft dat er in de bijstand alleen maar luie donders zitten of mensen die vooral ondersteuning nodig hebben, dat maakt niet uit: neem mensen serieus. Ook als ze zeggen dat ze nog niet kunnen werken.”

Hij raadt gemeenten daarom aan om mensen in de bijstand veel vaker fysiek te spreken. Fenger verwijst naar een recent onderzoek in gemeenten die vier keer per jaar met hen in gesprek gingen. “Daaruit blijkt dat mensen dan weliswaar niet meteen uitstromen naar werk, maar wel degelijk stappen zetten. Dat persoonlijke gesprek heeft dus effect. Nu nog een manier vinden om dit soort stappen van mensen ook bij te houden en te waarderen.”

Maatschappelijke productiviteit

Het ontbreekt inderdaad nog aan een eenduidige manier om onbetaalde activiteiten te waarderen als volwaardige vorm van participatie, beaamt socioloog Arjen de Wit van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij introduceert de term ‘maatschappelijke productiviteit’: activiteiten in het algemeen of sociaal belang. “Dan heb ik het over maatschappelijk nuttig werk, betaald of onbetaald. Dat kan dus ook vrijwilligerswerk, mantelzorg of een andere vorm van informele zorg zijn. In de huidige Participatiewet telt alleen de harde uitstroom naar werk. Die participatieladder met betaald werk als hoogste trede, daar moeten we van af.”

‘Laten we de vraag stellen: wat draagt deze activiteit bij aan het algemeen of sociaal belang?’

De grote focus op werk zorgt voor stigmatisering van iedereen die in de bijstand zit, zegt hij. “Mensen schamen zich vaak. Ook een moeder met een ziek kind en een volledige zorgtaak, bijvoorbeeld. Juist bij mantelzorgers is dat schrijnend, zeker omdat zij de samenleving erg veel kosten besparen.” De Wit ziet dat er al volop wordt geëxperimenteerd in gemeenteland. Er zijn pilots met basisbanen, instapeconomieën en buurtbanen. “In sommige gemeenten krijgen mensen de volledige maximale vrijwilligersvergoeding, boven op de bijstandsuitkering. Maar de huidige wettelijke kaders staan nu vaak in de weg.”

De landelijke overheid moet volgens hem gemeenten meer mogelijkheden bieden in dat gebied tussen uitkering en uitstroom. “Ik hoop dat een term als ‘maatschappelijke productiviteit’ helpt om het huidige discours over de bijstand te veranderen en anders te kijken naar participatie. Laten we vaker de vraag stellen: wat levert het op voor het algemeen of sociaal belang? Daaraan kun je bepaalde criteria verbinden. Bijvoorbeeld: wie of wat wordt er door de activiteit geholpen, worden hierdoor maatschappelijke kosten uitgespaard? Ik zou daar graag over meedenken, zodat die maatschappelijke participatie ook beoordeeld kan worden.”

Verder kijken dan economische waarde

Abrona, een organisatie die mensen met een verstandelijke beperking ondersteunt in de provincie Utrecht, zoekt naar allerlei manieren om haar cliënten te laten meedoen in de samenleving. “Sommige cliënten zullen nooit een betaalde baan krijgen, maar ze kunnen op tal van plekken van betekenis en waarde zijn. En dat gaat veel verder dan alleen economisch waarde. Dát lijken we soms te zijn vergeten”, zegt Eric Tonn, manager participatie.

Abrona was de trekker van het project ‘Samen Werken aan Participatie’ van de Vereniging Gehandicaptenzorg Utrecht en de Universiteit Utrecht. In dit project zijn de verschillende vormen van arbeidsmatige dagbesteding en samenwerking in de gehandicaptenzorg onderzocht. Volgens Tonn is daar zeker nog een wereld te winnen.

Een mooi voorbeeld is de recente samenwerking met ouderenzorgorganisatie AxionContinu. Cliënten van Abrona werken als assistent-woonhulp bij woonzorgcentrum De Bijnkershoek in Utrecht. Ze zetten bijvoorbeeld koffie, maken een praatje of doen een spelletje met de bewoners. “Voor deelnemers een waardevolle dagbesteding en de ouderenzorg zit te springen om meer mensen, juist ook in de niet-medische zorg.”