Onderzoeksbureau AEF had dat uitgerekend in opdracht van gemeenten en het ministerie van VWS. Het was een bevestiging van wat steeds wanhopiger wethouders al heel lang beweerden, alhoewel weinigen misschien hadden vermoed dat het tekort zo groot was. Nog verrassender waren echter een aantal andere vondsten van AEF.
Wat viel op?
Ten eerste dat de ‘boeggolf’ niet bestaat! Deze boeggolf refereert aan het idee dat je investeert in preventie en vroegsignalering, waardoor het gebruik van jeugdzorg kortstondig stijgt om daarna weer te dalen als de preventieve maatregelen effect hebben gehad. Dit is in Denemarken gebeurd toen daar de jeugdzorg werd gedecentraliseerd, maar in Nederland gaat die vlieger dus niet op.
Hoe weten we dat?
Een boeggolf houdt in dat je tijdelijk extra instroom hebt. Maar er is geen extra instroom, schrijft AEF. Het aantal gebruikers van jeugdzorg groeit omdat kinderen die eenmaal in de jeugdzorg zitten, langer in de zorg blijven hangen. Het is de uitstroom die stokt. Zorg afschalen of stopzetten schijnt heel lastig te zijn voor medewerkers in de jeugdzorg. Het zijn extreem zorgzame en bevlogen mensen, schrijven de onderzoekers. En dat is natuurlijk mooi, maar het doet ze ook neigen naar risicomijdend gedrag. Bij twijfel of zorg (nog) nodig is, krijgt iemand die zorg liever wel dan niet.
Inzet op preventie kan wel geld schelen, toch?
Ook dat blijkt twijfelachtig. Preventie betekent namelijk dat je kinderen hulp geeft wier kleine probleem niet per se uitgroeit tot een onhanteerbaar probleem. Heel veel jeugdzorgtrajecten hebben ook maar een beperkt effect. De onderzoekers keken daarvoor naar de wetenschappelijke literatuur en zagen dat je bij acht personen een interventie moet inzetten om bij één persoon een positief effect te sorteren. Als je dus acht jongeren preventief een (lichte) behandeling geeft, dan spaar je één zware behandeling uit. En helaas, helaas, die acht lichte trajecten zijn samen over het algemeen duurder dan die ene zware behandeling.
Maar als die preventieve behandeling nu beter is?
Goed punt, maar we hebben het nu over geld. En kostentechnisch is preventie dus niet per se beter. Of op zijn best ongewis. Het CPB publiceerde daar ook recent een onderzoek over. Zij ontdekten dat in gemeenten waar de wijkteams relatief veel lichte hulp inzetten, het gebruik van zwaardere zorgvormen minder hard groeit dan in gemeenten zonder wijkteams. Preventie bleek hier dus wel te leiden tot minder zware zorg, maar het bleef gissen of zich dat ook vertaalde in minder kosten. Ook die wijkteams kosten immers geld.
En integraal werken?
Als professionals uit meerdere disciplines integraal werken, dan leidt dat inderdaad tot meer passende hulp, schrijft AEF. Er is dus meer kwaliteit, maar ook hier geldt dat die passender hulp niet per se goedkopere hulp is. Bovendien kost al die afstemming ook klauwen met tijd (en dus geld). Integraal werken is dus geen bulkoplossing die je voor iedereen kunt inzetten om je tekorten op te lossen. En als we dan al integraal willen werken, stelt AEF, denk dan niet aan de klassieke driehoek van jeugdhulp, Wmo en Participatiewet, maar aan de driehoek van jeugdhulp, onderwijs en kinderopvang.
To POH or not to POH?
Kan de Praktijk Ondersteuner Huisartsenzorg voor de jeugd (de POH-jeugd) kosten besparen of niet? Het idee achter de POH’s is dat zij lichte ondersteuningsvragen die via de huisarts binnenkomen, zelf kunnen oplossen. Bij zwaardere vragen kunnen ze gerichter (en dus beter) doorverwijzen. Omdat ongeveer een derde van de jongeren in de jeugdzorg wordt doorverwezen via de huisarts, zou de brede inzet van POH’s winst kunnen opleveren. Volgens AEF leidt de POH tot een lagere zorgvraag en een besparing van 62 tot 88 miljoen euro. De statistische analyse van het CPB laat daarentegen zien dat de zorgvraag in gemeenten met een POH-jeugd niet lager is dan in vergelijkbare gemeenten zonder. Het pleit is dus nog niet beslecht
En die maatregel die niemand nog aandurft?
Als we de enorme honger naar zorg almaar blijven honoreren, schuift onze ervaring op van wat normaal is en wat behandeling nodig heeft. En dat leidt weer tot een nog hogere zorgvraag. Deze bevinding is niet nieuw en stond ook al in andere onderzoeken, maar wie durft er ‘nee’ te verkopen aan kleine kinderen, jongeren en hun ouders? Daarom stelt AEF voor dat het Rijk en gemeenten samen nieuwe standaarden neerzetten van wat de jeugdzorg vermag. Betalen we alle behandelingen? Honoreren we elke vraag? Moeten we ouders een inkomensafhankelijke bijdrage vragen? Met die laatste maatregel valt tussen de 0,8 en 1,2 miljard te besparen. Dat is zoveel geld, daar kun je niet niet over nadenken.