De ouders van Guusta van der Zwaart hadden een jeugdinternaat voor meisjes.

De boodschap om klaar te staan voor een ander, kreeg ze van huis uit mee. Sinds 2011 ligt haar focus voornamelijk op dakloosheid. Inmiddels ruim vijf jaar als bestuurder van De Tussenvoorziening, een Utrechtse organisatie die opvang, financiële en woonbegeleiding biedt aan mensen in een kwetsbare situatie. Ze is ook voorzitter van het landelijk netwerk maatschappelijk opvang van branchevereniging Valente. Haar missie: iedereen een eigen woonplek. Want vanuit een huis kun je aan je leven bouwen.

De EU-lidstaten spraken in 2021 af dat dakloosheid niet meer bestaat in 2030. Hoe ver zijn we in Nederland?

“Ik zou het dolgraag willen, maar dat doel gaan we niet halen als het zo doorgaat. Amsterdam hanteert inmiddels 2040, las ik. Terwijl de oplossing heel simpel is: woningen bouwen. Het is ontstellend hoe moeilijk we het in Nederland maken om een relatief duidelijk probleem als dit op te lossen.”

Housing First, zeg je?

“Ja, dat werkt gewoon. Het verschil tussen iemand die een thuis heeft en iemand die dat niet heeft, is levensgroot. Geef iemand een woonplek, dan kun je van daaruit alles organiseren. Een goed voorbeeld is Eduard. Hij is nu een collega van mij, werkt als sportcoach bij onze organisatie. Hij heeft een lange geschiedenis in de hulpverlening, kreeg vroeger hulp vanuit de jeugdzorg. Toen hij 18 werd, hield dat op, zonder dat hij een vangnet had. Hij werd dakloos, bouwde niks op, was afhankelijk van maatschappelijke organisaties en ging van project naar project. Tot hij op een gegeven moment toch in aanmerking kwam voor een huis. Die eigen woning gaf hem de ruimte om na te denken over zijn toekomst.”

Over Guusta

Guusta van der Zwaart (1974) werkt sinds 2011 in de maatschappelijke opvang bij Stichting de Tussenvoorziening in Utrecht, dat zich onder meer voor dak- en thuislozen inzet. Inmiddels is ze bestuurder van de stichting. Als nevenfunctie is ze voorzitter van het landelijk netwerk maatschappelijke opvang bij branchevereniging Valente. Ook is ze voorzitter van de Armoedecoalitie Utrecht.

‘Een paar jaar geleden was ik echt positief’

De woningmarkt is oververhit. Wat is jouw oplossing?

“Je moet de koek vergroten, en soms ook keuzes durven maken. Durven zeggen: deze groep heeft nu even voorrang op de woningmarkt. Er gaat een heleboel tijd – en daarmee ook kansen – verloren door eindeloos te praten over waar nieuwe woningen moeten komen. Met inspraakprocessen, grasveldjes die heilig zijn of de belangen van buren die we natuurlijk ook heel belangrijk vinden. Op dit gebied wens ik weleens een verlichte vorm van een dictatuur; in ieder geval veel meer daadkracht. Misschien helpt het als een bestuurder of directeur in het sociaal domein eerder betrokken wordt, om te laten zien hoe kostbaar het kiezen voor zorgoplossingen is. Het scheelt zoveel gemeenschapsgeld als iemand een eigen woning heeft. Denk alleen al aan de extra maatschappelijke opvanglocaties die dan niet open hoeven. Zo’n locatie kost al gauw een paar miljoen euro per jaar en de mensen die daar werken moeten ook betaald worden. Als we niet doorpakken, wordt dit probleem voorlopig alleen maar groter.”

Volgens het CBS daalde het aantal dak- en thuislozen de afgelopen jaren. Bij die telling worden veel vraagtekens gezet.

“Een daling zou mooi nieuws zijn, maar dat herkennen wij helemaal niet in onze voorzieningen. Onze Utrechtse wethouder heeft ook een heel ander beeld. De definitie van dak- en thuisloosheid van het CBS is niet breed genoeg. Het Kansfonds faciliteert onderzoek met een andere methode: de Europese ETHOS-definitie en -telmethode. Daaronder vallen ook mensen die misschien wel een dak boven hun hoofd hebben, maar niet ingeschreven staan als bewoner. Een belangrijke aanvulling, want zonder inschrijving of briefadres mis je in Nederland veel rechten. Je kunt geen zorgverzekering afsluiten of uitkering aanvragen en dat geeft een sneeuwbaleffect. De inschrijving op een adres en iemands bestaanszekerheid hangen nauw met elkaar samen. De ETHOS-telling heeft veel potentie.”

Wat zegt het dat we niet eens weten hoeveel mensen dak- en thuisloos zijn?

“Dat maakt het werk lastiger. Als je weet wat je te doen hebt, kun je betere oplossingen bedenken. Maar het niet precies weten mag geen excuus zijn om niks te doen. We moeten volle bak werken aan een oplossing.”

‘We zouden het aantrekkelijk moeten maken om iets voor een ander te betekenen’

Wat constateer jij als je kijkt naar de ontwikkeling van het aantal dak- en thuislozen in Nederland?

“Een paar jaar geleden was ik echt positief. We dachten na over de optie om een opvanglocatie van onze stichting om te bouwen. Het werd rustiger in de opvang, doordat er extra woningen beschikbaar kwamen. Zelfs vorig jaar was ik nog hoopvol, vanwege het Nationaal Actieplan Dakloosheid dat zich richt op eerst een woning én het scheiden van wonen en zorg, zodat mensen zorg op maat kunnen krijgen in hun eigen woning. Die positiviteit is inmiddels wel wat getemperd. De druk op onze voorzieningen is erg groot, ook landelijk. Daardoor zien we een oude discussie terugkeren: wat moeten we als maatschappelijke opvangvoorzieningen beter en anders doen? Maar: opvangen in de maatschappelijke opvang is voor even nuttig, geen permanente oplossing. Een eigen woning wel.”

Heb je een verklaring voor de stijging?

“Blijkbaar redden meer mensen het niet. De samenstelling van de groep dak- en thuislozen is veranderd. Eind jaren negentig zag je vooral mensen op straat die zorg nodig hadden, die verslaafd of erg ziek waren. Dat hebben we in Nederland goed gerepareerd. Die mensen kwamen in hostels terecht, kregen zorg en een dak boven hun hoofd. Nu treffen we meer mensen in de opvang voor wie de zorg geen antwoord heeft, vooral mensen zoals jij en ik. Ik zie soms geen verschil tussen de mensen die in de voorzieningen verblijven en die in de opvang werken.

De meesten worden dakloos om economische redenen. Ze hebben grote schulden, verliezen hun baan en inkomen en hebben last van de stijgende energieprijzen. Of ze gaan scheiden, zodat een van de twee een andere woning moet zoeken. Het is vaak een opstapeling van problemen waardoor zij door alle vangnetten vallen. Ze kunnen even op hun netwerk bouwen, maar dat houdt een keer op. Ook omdat we dat in Nederland niet positief stimuleren. Het wordt niet beloond als je iemand helpt. Sterker nog, je uitkering wordt gekort. Wat daarnaast niet helpt, is het stigma. Mensen schamen zich, lopen niet te koop met hun problemen en zoeken pas laat hulp. Daardoor groeien de problemen.”

2035_Sprank_foto liggend_Guusta vdZwaart

Het helpt voor dat stigma ook niet dat dakloosheid in beleidsplannen nog vaak geframed wordt als individueel probleem.

“Wat moet je met dat frame? Weg ermee. Ik hoor dat nog veel te vaak. Dat iemand verkeerde keuzes heeft gemaakt of pech heeft gehad en het daarmee een persoonlijk probleem is. Dat is makkelijk om te zeggen, dan hoeven we er zogenaamd niks mee. Ik deed vrij recent een afstudeeronderzoek, met als vertrekpunt: hoe komt het dat we dit probleem niet oplossen? Een van de oorzaken is dat we het als een individueel probleem zien, niet als maatschappelijk of systematisch probleem. Dat vind ik onbegrijpelijk. De individuele invloed die iemand, eenmaal dakloos, op z’n eigen positie heeft, is enorm beperkt. Juist door maatschappelijke factoren.

Iemand is volledig afhankelijk van hoe wij als maatschappij de ondersteuning regelen. In veel gemeenten kom je bijvoorbeeld pas in aanmerking voor maatschappelijke voorzieningen en ondersteuning als je forse persoonlijke problemen hebt, vaak psychisch. Dat heet dan lage zelfredzaamheid. Terwijl je sowieso niet meer zelfredzaam bent als je geen plek hebt om je leven op te bouwen. De participatiemaatschappij is leuk, maar als je participatie vraagt van iemand die dat niet kan, creëer je grote problemen.”

Was de stijging van het aantal dak- en thuislozen te voorkomen geweest?

“Ja, als we de woningmarkt niet als markt hadden gezien, maar als eerste levensbehoefte die we als land moeten regelen. Dat maakt een groot verschil.”

In het Nationaal Actieplan Dakloosheid van de overheid is speciale aandacht voor het belang van ervaringskennis in de hele beleidscyclus. Vind jij dat ook belangrijk?

“Jazeker. Ik denk namelijk dat het moeilijk is om te begrijpen wat dakloosheid betekent als je het zelf niet hebt meegemaakt. Dat geldt overigens ook voor andere onderwerpen, zoals armoede. Een tijdje geleden sprak ik met een vrouw die daarmee worstelde. Zij had een dagtaak om haar leven te organiseren. Wij zeggen: ga daar even naartoe om dat te regelen en daarna naar de voedselbank. Dat is leuk bedacht, maar kost haar veel tijd. Tijd die ze dan niet kan besteden aan nadenken over haar toekomst, wat ze wil met haar leven, een opleiding volgen, werken of vrijwilligerswerk doen. Dat geldt net zo goed voor mensen die dakloos zijn.

Ik vond dat een eyeopener. Het is gevaarlijk om als beleidsmaker aannames te doen. Dat voorkom je door op een goede manier ervaringskennis mee te nemen. Denk aan reflectiesessies of het positief kunnen bekritiseren van beleidsplannen. Dat moeten we systematischer regelen. Belangenbehartiging wordt gelukkig al meer opgepakt, bijvoorbeeld door de Armoedecoalitie en door Meetellen, een onderzoeksbureau voor en door mensen die wat extra ondersteuning nodig hebben. Het Straat Consulaat in Den Haag heeft een trekkende rol wat betreft dakloosheid.

‘Er zijn genoeg initiatieven om het einde van dakloosheid wél voor elkaar te krijgen'

Is er nog een andere oplossing dan bouwen? Woningen delen bijvoorbeeld?

“Je ziet allerlei mooie projecten in ons land, zoals bijvoorbeeld ‘Onder de Pannen’. Mensen kunnen dan een jaar lang een kamer verhuren aan iemand die dakloos is en met name een huisvestingsprobleem heeft. Maar je ziet dat veel mensen huiverig zijn. Want wie krijg je dan in huis? Dat snap ik wel en dat moet ook goed begeleid worden. Een sneller aan te pakken probleem is dat mensen nu terughoudend zijn vanwege de regelgeving en het vertrouwen in de overheid. Word ik niet gekort op mijn uitkering als iemand bij mij ingeschreven staat?

De overheid heeft helaas best een slechte staat van dienst qua betrouwbaarheid opgebouwd in de afgelopen jaren. We moeten het juist aantrekkelijk maken om iets voor een ander te betekenen. Dat levert niet meteen permanente oplossingen op, maar wel voor een bepaalde termijn. En die tijd kun je dan gebruiken om hard te werken aan permanente oplossingen. We spreken nu niet alle mogelijkheden aan die we hebben.”

Hoe houd jij je werk leuk te midden van dit soort problemen?

“Ik ben een optimist, dat scheelt al. Daarnaast geloof ik erin dat als je echt wilt, je tot goede oplossingen kunt komen. Er zijn genoeg goede initiatieven om het einde van dakloosheid wél voor elkaar te krijgen. In de regio Utrecht werken we intensief samen met woningcorporaties en gemeenten en realiseren we gemengd-wonen-oplossingen, waarmee we verschillende groepen kunnen helpen. Dat is een concrete invulling van de beweging van beschermd wonen naar beschermd thuis.

En natuurlijk moet je maatoplossingen bedenken voor mensen die een zorgoplossing nodig hebben en niet in een reguliere woonwijk kunnen wonen, maar heel veel is goed te organiseren. Als organisaties, gemeenten en woningcorporaties moet je het gewoon gaan doen. En dat zie ik gelukkig op steeds meer plekken gebeuren.”

Al met al dus toch goede hoop voor de toekomst, voor 2035?

“Ja, ik werk voor de wens van een land zonder daklozen. En ik wil ook niet met een ander toekomstbeeld in mijn hoofd werken. We hebben in Utrecht erg fijne partners en ook landelijk zie ik dat talloze mensen zich in willen zetten voor dit probleem. Nietsdoen is simpelweg geen optie.”