De coronacrisis fungeert als contrastvloeistof voor alles wat er mis is – en al veel langer was – in onze samenleving,

schreef NRC in mei. Aanleiding was de noodsluiting door de politie van vleesverwerker Vion in Apeldoorn. Om uitbraken van het virus te voorkomen, greep de overheid in in het bedrijf waar Roemeense arbeidsmigranten als sardientjes op elkaar gepakt zaten in busjes van het uitzendbureau. Het werd pijnlijk duidelijk dat de coronaregels moeilijk te hanteren zijn voor arbeidsmigranten, die dicht op elkaar werken, wonen en slapen. Niet dat we niet allang wisten dat hun situatie – ook los van corona – vaak penibel is. Al in 2011 constateerde een parlementaire onderzoekscommissie onderbetaling en uitbuiting. Negen jaar later is er nog weinig veranderd. Behalve dat het kabinet begin mei een heus aanjaagteam aanstelde dat voorstellen moet doen om de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten te verbeteren. “Arbeidsmigranten verdienen bescherming. Niet alleen tegen corona, maar over de volle breedte, qua loon, werktijden, arbeidsomstandigheden én huisvesting. Kortom: eerlijk werk en een menswaardige behandeling”, zegt Emile Roemer voorzitter van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten en in het dagelijks leven waarnemend burgemeester van Heerlen.

Gewoon nódig

Door de open grenzen stijgt het aantal arbeidsmigranten in Nederland al geruime tijd. Zij komen vooral uit Midden- en Oost-Europa. Iedereen die je hierover spreekt, begint met te zeggen dat het ook vaak wél goed gaat. “Er wordt veel stilgestaan bij de excessen en overlast, maar het is niet alleen kommer en kwel”, zegt Carlo Vankan, wethouder in Valkenburg aan de Geul en bestuurlijk trekker van dit dossier bij de VNG. “Talloze uitzendbureaus en werkgevers betalen het cao-loon en zorgen voor nette woonruimte. Vaak gaat het om mensen die hard werken en het werk doen waarvoor wij in Nederland geen arbeidskrachten kunen vinden.”

Ook Sjaak van der Tak, voorzitter van de werkgeversorganisatie in de glastuinbouw en oud-burgemeester van de gemeente Westland, benadrukt dat onze economie de arbeidsmigranten gewoon nódig heeft. “In Nederland werken 400.000 arbeidsmigranten – eigenlijk spreek ik liever over internationale werknemers – uit de Europese Unie. SEO Economisch Onderzoek berekende dat zij in 2016 samen 11 miljard euro bijdroegen aan het nationaal inkomen. Ze werken vooral in de land- en tuinbouw, bouw, schoonmaak en vleesverwerkende industrie. Veel bedrijven in mijn eigen sector zijn zelfs van hen afhankelijk: arbeidsmigranten waarborgen hun continuïteit en groei. Voor dit werk zijn namelijk onvoldoende Nederlanders te vinden. Moet ik de mislukte gemeentelijke projecten nog noemen om uitkeringsgerechtigden in de kassen aan de slag te helpen?”

‘Moet ik de mislukte gemeentelijke projecten nog noemen?’

Black box

Maar misstanden zijn er ook, en iedere misstand is er volgens Roemer een te veel. Als een van de problemen noemt hij de gebrekkige registratie van arbeidsmigranten. “Bij een uitbraak van het virus is het cruciaal om te weten waar mensen wonen, anders is het niet mogelijk om snel grip op de situatie te krijgen en het juiste bron- en contactonderzoek te doen.” En ook buiten coronatijd is een complete en actuele registratie een must. Van der Tak: “Dan krijgen de arbeidsmigranten een gezicht en krijgen gemeenten zicht op hén. Het wordt mogelijk om te controleren of de mensen wonen waar ze zeggen te wonen en of er niet te veel bewoners op één adres zitten.”

Arbeidsmigranten die van plan zijn om maximaal vier maanden in Nederland te blijven, moeten zich inschrijven als niet-ingezetene in de basisregistratie personen (brp). Dat kan bij een van de negentien gemeenten met een loket voor registratie niet-ingezetenen (RNI). Vankan: “Circa 800.000 arbeidsmigranten hebben zo’n RNI-registratie. Maar het is onbekend hoeveel mensen daarvan daadwerkelijk in Nederland verblijven. Na hun inschrijving verdwijnen zij in een black box: we weten niet of ze gaan werken, waar ze gaan werken en waar ze wonen. En niemand controleert of ze na vier maanden nog steeds in ons land zijn.” In de RNI is alleen een formeel woonadres in het buitenland opgenomen. “Een mogelijke oplossing is om ook van niet-ingezeten de verblijfsadressen te registreren. Dan weten gemeenten waar deze mensen feitelijk verblijven.”

Greencard

Als mensen hier langer dan vier maanden komen wonen, moeten ze zich inschrijven in de ‘gewone’ brp. In de praktijk schrijft lang niet iedere arbeidsmigrant zich in, noch als ingezetene, noch als niet-ingezetene. Roemer: “Het is belangrijk dat gemeenten werkgevers en uitzendbureaus actief benaderen om arbeidsmigranten te registreren.”

Van der Tak voelt wel wat voor een Europees greencardsysteem, vergelijkbaar met het Canadese stelsel. “Met een greencard kunnen mensen hier een maximaal aantal maanden werken. Na afloop zijn er twee opties: ze gaan terug naar hun thuisland en vragen een nieuwe greencard aan als ze hier weer aan de slag willen. Of ze vestigen zich definitief in Nederland en schrijven zich in in de brp. Zo’n systeem geeft hun verblijf – hetzij tijdelijk, hetzij permanent – altijd een wettelijke basis en maakt regulering mogelijk.” Inschrijving in de brp heeft ook gevolgen voor het sociaal domein, benadrukt Vankan. “Inschrijving als inwoner geeft arbeidsmigranten recht op alle voorzieningen in de gemeente. Dat beïnvloedt het aantal aanvragen én de vorm van de ondersteuning. Hoe verleen je bijvoorbeeld schuldhulpverlening of jeugdhulp aan mensen die het Nederlands niet machtig zijn, hoe voer je dan Wmo-gesprekken? Daar moet je als gemeente wel rekening mee houden.”

Arbeidsmigratie spot
Arbeidsmigratie spot

Afhankelijkheid

De meeste arbeidsmigranten gaan aan het werk via het uitzendwezen. In sommige constructies zijn ze volledig afhankelijk van het uitzendbureau. Dat regelt dan niet alleen het arbeidscontract, maar ook de huisvesting en zorgverzekering. De huur en de verzekeringspremie worden automatisch ingehouden op het loon. En eindigt het werk, dan eindigt de rest ook. Officieel is dit niet toegestaan: sinds 2015 verbiedt de Wet aanpak schijnconstructies om dit soort kosten van het loon af te trekken als daardoor per saldo minder dan het minimumloon wordt uitbetaald. Bovendien zijn uitzendorganisaties die zijn aangesloten bij de ABU of NBBU – de twee grootste brancheorganisaties in de uitzendsector – verplicht om álle uitzendkrachten – dus ook arbeidsmigranten – volgens dezelfde cao te betalen.

Maar malafide uitzenders trekken zich daar niets van aan. Het aanjaagteam heeft veel signalen gekregen dat er behoefte is aan betere regulering van de uitzendsector, aldus Roemer. “Denk aan verplicht lidmaatschap van een brancheorganisatie, een vergunningplicht, kwaliteitscertificaten of keurmerken die getuigen van goed werkgeverschap. Een andere optie is betaling van een waarborgsom van minimaal 100.000 euro voor mensen die een uitzendbureau willen beginnen.”

Van der Tak pleit voor herinvoering van de vergunningplicht. “Tot 1998 bestond die al. Alleen uitzendbureaus die minstens het minimumloon betalen, de Arbeidstijden- en Arbowet naleven en voor fatsoenlijke huisvesting zorgen, zouden een vergunning moeten krijgen. Dit staat of valt natuurlijk bij een goede controle door de overheid.”

De banden doorknippen tussen werkgever en huisbaas en zo de afhankelijkheidsrelatie doorbreken, blijkt nog niet zo eenvoudig. Voor arbeidsmigranten die tijdelijk komen werken en heg noch steg weten in Nederland, is het namelijk ook wel handig om via het uitzendbureau aan een woning te komen. Roemers team denkt na over manieren om deze verknoping tegen te gaan. “Daardoor moet worden voorkomen dat iemand direct zijn huis kwijtraakt als hij zijn baan verliest. We adviseren de landelijke politiek ook om de woonbescherming van arbeidsmigranten te verbeteren, zodat ze meer rechten hebben ten opzichte van de huisbaas.”

Matras in de kast

Een van de urgentste knelpunten is de ondermaatse huisvesting. Verschillende keurmerken moeten de kwaliteit daarvan waarborgen. Voor organisaties die woonruimte aanbieden, zoals uitzendbureaus en huisvestingsbedrijven, is er bijvoorbeeld een kwaliteitscertificaat van de Stichting Normering Flexwonen. Ook bedrijven die zelf huisvesting voor hun arbeidsmigranten organiseren, kunnen dit keurmerk aanvragen. De land- en tuinbouwsector heeft ook nog een eigen keurmerk: het agrarisch keurmerk flexwonen. Sommige cao’s – zoals die van de ABU en NBBU en die van de glastuinbouw – stellen zo’n keurmerk verplicht.

Maar ook hier is het leven sterker dan de leer: volgens het aanjaagteam voldoet slechts een kwart van de woonplekken aan de normen voor vierkante meters, sanitair, kookgelegenheid en brandveiligheid. Van der Tak kwam in zijn tijd als burgemeester van de gemeente Westland soms schrijnende situaties tegen. “Mensen die letterlijk leefden op een matras in een kast. En in een woning die een bedrijf had gekocht, pasten vijf mensen, maar er woonden er meer dan tien. Toen heb ik de baas van dat bedrijf gebeld en gezegd: dit is illegale bewoning. Of je verkoopt het huis, of je beperkt het aantal bewoners. Daarna was het opgelost.”

De inlenende bedrijven zijn formeel niet verantwoordelijk voor de woon- en leefomstandigheden van de arbeidsmigranten – dat is de uitzender. Maar aan de tarieven van een uitzendbureau kunnen inleners wel zien of dat zich aan de wetgeving houdt. ‘Cowboys’ zijn doorgaans goedkoper. Van der Tak: “De verleiding is groter bij tuinbouwbedrijven die moeite hebben het hoofd boven water te houden. Intern voeren wij voortdurend dit gesprek. Ik houd alle leden voor: doe het niet, werk met betrouwbare uitzenders, je straft uiteindelijk ook jezelf want je verliest je goede naam.”

Leegstaande hotels

Het aanjaagteam wil dat er voorlopig maximaal twee arbeidsmigranten in een kamer slapen. Op termijn moet het uitgangspunt één persoon per slaapkamer worden. Punt is dat er te weinig geschikte woonruimte is voor deze groep, en er ís natuurlijk al woningnood in Nederland. Het Expertisecentrum Flexwonen, dat zich bezighoudt met de huisvesting van arbeidsmigranten, spreekt van een tekort van zo’n 120.000 fatsoenlijke bedden. Op dit moment wonen vele arbeidsmigranten in huizen die eigenlijk bestemd zijn voor starters op de lokale woningmarkt. Of illegaal op oude, versleten vakantieparken, terwijl de gemeente een oogje dichtknijpt.

Gemeenten hebben moeite om voldoende locaties te vinden voor tijdelijke woonunits, migrantenhotels en mobile homes en ook om te bepalen welke leegstaande bedrijfs- en kantoorpanden kunnen worden getransformeerd tot woonruimte. “Provincies zeggen vaak: houd het binnen de woonkernen. Maar dat miskent dat er al te weinig woonruimte is, dat statushouders vaak voorgaan en dat omwonenden regelmatig bezwaar maken”, zegt Van der Tak. Hij ziet het liefst wooncomplexen voor arbeidsmigranten verrijzen aan de randen van steden en dorpen, buiten de reguliere woningmarkt. Vankan denkt daar iets anders over. “In Zuid-Limburg is geen woningtekort. Hier worden arbeidsmigranten bijvoorbeeld gevestigd in leegstaande hotels. Dat gaat prima, zolang je als gemeente maar draagvlak creëert onder omwonenden. Dat betekent hen niet overvallen, maar hen vroegtijdig betrekken bij de besluitvorming. En aan de achterkant: goede handhaving. Het helpt als uitzendbureaus duidelijke huisregels hebben en één aanspreekpunt voor overlast. Dan hoef je als omwonende of gemeente maar te bellen en het wordt geregeld.”

Roemer adviseert gemeenten om een lokale visie te ontwikkelen op de bouw van woningen voor arbeidsmigranten. “Zij moeten in hun omgevingsvisies en bestemmingsplannen meteen meenemen waar en hoe arbeidsmigranten kunnen wonen. Sommige gemeenten doen dat al, andere zijn zich nog niet voldoende bewust van de noodzaak om hierover na te denken. Omdat goede huisvesting door de coronacrisis nog belangrijker is geworden, stelt het kabinet extra geld beschikbaar voor de bouw van (flexibele) woningen voor arbeidsmigranten, dak- en thuislozen en andere zogeheten spoedzoekers. Maak gebruik van die 50 miljoen euro, waarmee circa 10.000 woningen kunnen worden gerealiseerd voor deze groepen.” Als een nieuw bedrijf in een van de bekende sectoren zich in een gemeente wil vestigen, raadt Roemer aan om van tevoren in kaart te brengen hoeveel arbeidsmigranten daar zullen werken. “Maak hun huisvesting vervolgens onderdeel van de vergunning.” Hij ziet ook graag dat de bestemming ‘woonvorm voor arbeidsmigranten’ in het leven wordt geroepen. “Nu bestaan alleen de bestemmingen ‘wonen’ en ‘logies’: er zit niks tussen. Dit beperkt de mogelijkheden voor gemeenten om locaties aan te wijzen.”

‘Na hun inschrijving verdwijnen zij in een black box'

Zwaktebod

Sommige gemeenten gooien het over een andere boeg. Zo hebben Maasdriel, Zaltbommel en Deurne bepaald hoeveel arbeidsmigranten maximaal in hun gemeente mogen wonen. Zaltbommel wil er niet meer dan tweeduizend hebben; Maasdriel en Deurne leggen de grens bij 10 procent van het aantal inwoners. Vankan twijfelt aan de (juridische) haalbaarheid van dit soort beleid. “Ik snap dat gemeenten naar handvatten zoeken, maar dit lijkt me het laatste. Op basis waarvan weiger je mensen dan? Het is in strijd met het Europese vrij verkeer van personen. Eerlijk gezegd vind ik het ook een beetje een zwaktebod. Gemeenten kunnen beter inzetten op goede huisvesting en spreiding van arbeidsmigranten over de gemeente, deugdelijke communicatie met de inwoners, handhaving en overlastbestrijding.”

Resteert de meer fundamentele discussie of de arbeidsmigratie niet uit de klauwen loopt in ons land. Eind vorig jaar schreven ChristenUnie en SP een gezamenlijke nota waarin zij de vraag opwierpen of de Europese afspraken echt wel zo onwrikbaar zijn. In de Tweede Kamer hebben zij een motie ingediend waarin ze de Raad van State vragen om hierover advies uit te brengen. Ook minister de Jonge van het CDA pleitte voor het inperken van de arbeidsmigratie, waarvoor hij bijval kreeg van zijn partijgenoot Mona Keijzer.

Grote aantallen arbeidsmigranten zetten de woningvoorraad, het voorzieningenniveau en de sociale cohesie in gemeenten onder druk, is de achterliggende gedachte. Vooralsnog stelt het kabinet zich op het standpunt dat beperking van het vrije verkeer van werknemers niet aan de orde is. Emile Roemer van het Aanjaagteam wil niet reageren op deze discussie. “De kwestie valt buiten de scope van mijn opdracht.” Van der Tak zit op de lijn van het kabinet. “Door de vergrijzing krimpt de beroepsbevolking en het is eco nomische noodzaak om ons arbeidspotentieel op peil te houden. De vraag naar arbeidskrachten uit Midden- en Oost-Europa zal de komende jaren dus alleen nog maar toenemen. Kortom: laten we internationale arbeidsmobiliteit accepteren als structureel gegeven. Dit is het moment om het voor eens en altijd goed te regelen met elkaar.”

Negentien Bulgaren in één huis

Ivan* (32) kwam in 2016 naar Nederland. Een kennis bood de jonge Bulgaar een goede baan aan in ons land. Eenmaal onderweg bleek dit ineens toch niet door te gaan, maar hij kon wel aan de slag in de kassen in Noord-Holland. “We woonden met negentien mensen in een huis, tegenover de kassen. Allemaal uit Bulgarije. Vaak werkten we de klok rond. We zouden 6 euro per uur krijgen, maar van ons loon bleken al snel veel kosten af te gaan. We moesten bij de baas – ook een Bulgaar – onze boodschappen doen, hij rekende hoge prijzen voor het eten. 300 euro ging er naar de huur en dan rekende hij nog commissies voor het werk, voor dit en dat. Ik hield nauwelijks wat over. De baas vond het maar niks wanneer we bijvoorbeeld eens naar de stad gingen. Dan werd hij boos. Ook toen ik een afspraak probeerde te maken bij de gemeente, liet hij me niet gaan. Ik was niet vrij om te gaan en staan waar ik wilde en had geen idee wat mijn rechten waren. Zo dacht ik dat je hier een BSN-nummer moest kopen.

De onvrede groeide. Niet over het werk, maar vooral over de huisvesting. We hadden totaal geen privacy, deelden een douche en een wc. De baas werkte nauw samen met de tuinder, dat was duidelijk. In totaal heb ik drie maanden zo gewerkt. Na een ruzie tussen de baas en andere werkers heeft een buurman de politie gebeld. Ik was bang: in Bulgarije heb je niet zoveel vertrouwen in de politie. De agenten schrokken van wat ze aantroffen. Wij werden in een hotel ondergebracht, hulpverleners werden ingeschakeld. Daar hoorde ik voor het eerst de term mensenhandel; ik had geen idee. Daarna heb ik goede hulp en opvang gekregen.

Inmiddels heb ik mijn leven in Nederland opgebouwd. Mijn advies aan gemeenten? Licht arbeidsmigranten goed voor in de eigen taal over hun rechten en plichten en controleer wanneer er geruchten zijn over misstanden. Het is té makkelijk om mensen illegaal in Nederland te laten werken.”

*De naam Ivan is uit privacyoverwegingen gefingeerd.

Ondersteuning

VNG De VNG verkent momenteel de mogelijkheden om gemeenten intensiever te ondersteunen op het gebied van arbeidsmigranten. Dit door kennis en goede voorbeelden te delen tussen gemeenten en actief te adviseren over regelgeving en beleid. De VNG heeft een interne bestuurlijke klankbordgroep arbeidsmigranten opgericht die zich hierover gaat buigen. Naar verwachting is er in het najaar meer bekend over het ondersteuningsprogramma.