De jeugdcriminaliteit neemt af, blijkt uit de cijfers. Je zou zeggen dat de huidige aanpak prima werkt. Niets meer aan doen dus.

“Het klopt dat het aantal overvallen, inbraken en geweldplegingen door jongeren afneemt. Die trend is al jaren gaande. Maar in bepaalde wijken en buurten wordt de jeugdcriminaliteit erger, vaak als gevolg van inkomens- en kansenongelijkheid. Jongeren raken er op steeds jongere leeftijd betrokken in criminele netwerken en plegen ernstigere delicten. We zien een verjonging en verharding bij ze. Dus ja, het líjkt of het goed gaat, maar op lokaal niveau is de problematiek groot.”

Meestal wordt ingezet op het tegengaan van probleemgedrag. Waarom pleiten jullie voor een preventieve aanpak?

“Heel simpel: als je je richt op wat je níet wilt, dan grijp je pas in op het moment dat het misgaat. Incidentgedreven en reactief. Denk je na over wat je wél wilt voor jongeren, dan stimuleert dat om te werken aan een sterke pedagogische basis in de wijk. Een vruchtbare bodem waarop zij tot bloei kunnen komen.”

Ehm, ‘vruchtbare bodem’, verklaar je nader.

“Jongeren willen gezien worden, erbij horen en ertoe doen in de ogen van een ander. Dat maakt het criminele circuit ook zo aantrekkelijk; daar betékenen ze iets. Wil je dat jongeren perspectief ontwikkelen op een kansrijke toekomst, dan moet je ze niet alleen individueel helpen, zoals nu vaak gebeurt. Bied ze ondersteuning en begeleiding, in de context van de sociale omgeving waarvan ze al deel uitmaken – denk aan thuis, school, vrienden, de wijk en verenigingen. En zorg dat ze in die omgeving zeggenschap hebben, verantwoordelijkheid nemen en de kans krijgen iets voor een ander te betekenen. Daar groeien ze van.”

En de basis daarvoor is homebase?

“Precies. We zien homebase als een derde thuis in de wijk – naast de familie en ‘straatfamilie’. Jongeren kunnen er chillen, samen eten en hulp en advies vragen aan jongerenwerkers of andere begeleidende professionals. Het is hún plek; zij staan er centraal. Dit houdt bijvoorbeeld ook in dat gespecialiseerde jeugdhulpverleners naar hen toekomen, in plaats van dat jongeren langs verschillende loketten gaan om hulp te krijgen.”

Die homebase is vooral niet te verwarren met het o zo populaire social lab?

“Tijdens ons onderzoek merkten we dat de term ‘lab’ slecht valt bij jongeren. Alsof ze proefkonijnen zijn waarop onderzoekers en welzijnswerkers experimenten kunnen loslaten. Bovendien ontbreekt het in een social lab vaak aan wederkerigheid. Wat kopen de jongeren voor hun input? Daar komt bij dat jongeren niet opgroeien in een stabiele ‘laboratoriumsetting’. Hun leven is heel dynamisch. Er wordt van alle kanten aan ze getrokken; door ouders, school, jeugdbendes en sociale media. Nee, het werkt volgens ons beter om niet top-down te werken, maar bottom-up. En samen met de jongeren een vertrouwde plek te creëren.”

Met de jeugdprofessional als spin in het web?

“Klopt, een professional die als rolmodel fungeert en de taal van de jongeren spreekt. Die begeleidt, ondersteunt en adviseert en zoveel mogelijk probeert om de verschillende werelden of domeinen waarin de jongere zich beweegt met elkaar te verbinden. Dat is overigens wezenlijk anders – want veel concreter – dan domeinoverstijgend werken.”

Zíjn die er wel, dit soort professionals?

“In ons onderzoek bij zo’n twaalf inspirerende projecten kwamen we begeleiders tegen die zich met hart en ziel inzetten voor jongeren. Ze zijn zo’n beetje 24/7 beschikbaar. Pittig, maar toch geven ze aan dat ze zelf ook veel voldoening en zingeving halen uit het contact. De relatie is wederkerig, precies wat zo belangrijk is voor jongeren. De begeleiders geven óók aan dat ze veelal aan het pionieren zijn en intuïtief werken. Ze zijn feitelijk vaak onbewust bekwaam. Het zou goed zijn om hun werkwijze expliciet te maken en met elkaar te delen wat werkt. Hoe voer je nu een gesprek met een jongere die met één been in het criminele circuit staat? Of hoe de-escaleer je een conflict in de groep? Dat helpt gemeenten een passend profiel op te stellen en de juiste professionals aan te trekken.”

Wat is ervoor nodig om goede homebases op te tuigen?

“Allereerst méér jongerenwerkers dan de 1.500 tot 2.000 die we nu tellen in ons land. Zij weten wat het is om outreachend, preventief en domeinverbindend te werken – meer dan de 44.000 jeugdzorgmedewerkers die Nederland rijk is; die hebben vaak juist moeite om in de eigen omgeving van jongeren te werken, op straat of in de wijk. Daarnaast hebben de jongerenwerkers professionele ondersteuning nodig. Bijvoorbeeld in de vorm van een begripvolle manager die vertrouwen geeft, voor een goede achtervang zorgt en intervisie stimuleert. Ook moeten ze handvatten aangereikt krijgen om samen met de jongeren vorm en inhoud te geven aan een homebase die past in hún wijk.”

Laat me raden, daarvoor hebben jullie een tool ontwikkeld?

“Klopt, de Homebase-scan. We hebben in kaart gebracht waaraan een geslaagde homebase moet voldoen. Denk aan een familiegevoel creëren, een vertrouwensband opbouwen en domeinverbindend werken. Op basis daarvan kunnen jongeren, professionals en beleidsmakers met elkaar in gesprek. Bijvoorbeeld over wat er al is in de wijk en de behoeften en interesses van jongeren. En over welke stappen ze als eerste zetten. Want er is niet zoiets als een kant-en-klaar bouwpakket; elke homebase is anders. Dat is precies de kracht ervan.”

In het kort

Wat: ‘Verkenning Homebase, een basis voor interventies ter preventie van jeugdcriminaliteit’.

Door wie: Femke Kaulingfreks (lector jeugd en samenleving Hogeschool Inholland), Jan Dirk de Jong (lector aanpak jeugdcriminaliteit Hogeschool Leiden) en Stijn Sieckelinck (lector youth spot Hogeschool van Amsterdam).

In opdracht van: directie samenleving en integratie van het ministerie van Sociale Zaken.

Opvallend omdat: het onderzoek is gebaseerd op participatieve observaties in de dagelijkse praktijk van jeugdprofessionals.

Verder lezen? inholland.nl.