Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa

 

“Ik ben blij met de extra investeringen in bestaanszekerheid, kansengelijkheid en gezond leven. Dat is taal van gemeenten die rechtstreeks in het regeerakkoord is opgenomen. Na jaren van bezuinigingen is het ook een stap voorwaarts dat het kabinet wil investeren in de arbeidsmarkt, schulden en armoede. 500 miljoen euro is natuurlijk veel geld, maar uit onderzoek van Berenschot blijkt dat gemeenten jaarlijks al ongeveer 1,5 miljard euro te weinig krijgen van het Rijk om de Participatiewet fatsoenlijk te kunnen uitvoeren.”

‘Kansengelijkheid is meer dan onderwijs en kinderopvang’

“De grote opgaven op het gebied van de woningbouw, energietransitie en zorg kan Nederland alleen aan met voldoende menskracht. Het begint dus met mensen aan het werk helpen. Een groot deel van de 1,5 miljoen mensen die nu aan de kant staan, kunnen gemeenten en UWV up and running krijgen. Maar dat lukt gemeenten niet met een re-integratiebudget van 1.500 euro per persoon per jaar.

Een ander probleem is dat bewezen succesvolle samenwerking vastloopt op institutionele problemen. Als ggz, gemeenten en UWV samenwerken, stromen tientallen procenten mensen in diverse uitkeringen uit naar werk en nemen de kosten van de ggz significant af. Punt is echter dat de investeringen van de ene partij zich uitbetalen bij de andere partij. Daarom zou het zo goed zijn als er regionale fondsen kwamen waarin de investeringen en opbrengsten van onder meer gemeenten, UWV en zorgverzekeraars ongedeeld samenkomen. Zoals bijvoorbeeld in Duitsland gebeurt.”

Radicale omkering

“Het regeerakkoord blijft een opsomming van losse beleidsterreinen; de samenhang ontbreekt. Zo vind ik het jammer dat kansengelijkheid vrij eenzijdig wordt gekoppeld aan de kinderopvang en het onderwijs. Het belang daarvan staat niet ter discussie, maar kinderen brengen meer tijd buiten dan binnen deze voorzieningen door. En voor jongeren is het na hun opleiding de vraag of ze kans maken op de arbeidsmarkt. Dat geldt zeker voor jongeren die van het speciaal of praktijkonderwijs komen. Gemeenten zeggen: kijk naar de volledige levensloop van kinderen en jongeren, naar álle onzekerheden en kwetsbaarheden waarmee zij en hun ouders te maken hebben.

Goed nieuws is dat het akkoord meer oog heeft voor het belang van ruimte voor professionals en een goede uitvoering en evaluatie van wetten en beleid. Divosa pleit bij het Rijk al jaren voor deze ‘radicale omkering’. Ik voer veel overleg in Den Haag en merk dat het toeslagenschandaal écht iets heeft veranderd. Dat vertaalt zich in het besef dat er beter moet worden geluisterd naar de uitvoering, naar de mensen en gezinnen waar het om gaat. Hoe pakt een wetsvoorstel uit in de praktijk?

De nieuwe inburgeringswet bijvoorbeeld is meer op hoofdlijnen vastgesteld. Veel staat in lagere regelgeving, die indien nodig sneller aan te passen is. Een ander goed voorbeeld zijn de pilots van Divosa en het ministerie van SZW rond de toegang tot sociale rechtshulp. Eerst uitzoeken wat werkt, dan pas een nieuw stelsel bedenken – dat is de juiste volgorde.”

Dorrit de Jong, wethouder Financiën en Sociaal domein in Zwolle

 

“Hè, hè, eindelijk, dacht ik toen ik las over de afschaffing van de kostendelersnorm, de verruiming van de bijverdiengrenzen in de Participatiewet en de aandacht voor schulden en bestaanszekerheid – allemaal zaken waar gemeenten al jarenlang op aandringen. Tegelijk blijven er veel vragen onbeantwoord. Zo wil het kabinet het aantal kinderen in armoede halveren en de schuldhulpverlening versnellen en vereenvoudigen. Hartstikke mooi, maar geen woord over hoe we dat voor elkaar moeten krijgen en wie het gaat betalen. Ook bij de ambitie dat ouderen langer thuis blijven wonen, mis ik het besef dat dit veel vraagt van gemeenten. Denk alleen al aan een goede sociale basis in de wijken, voldoende geschikte seniorenwoningen en een aan ouderen aangepaste fysieke omgeving met bijvoorbeeld bankjes en veilige stoepen.”

‘Waarom nou niet eerder naar gemeenten geluisterd?’

“Jammer is ook dat het nieuwe kabinet het werk in de zorg niet aantrekkelijker maakt door de salarissen te verhogen. We hebben te maken met een enorm tekort aan huishoudelijke hulpen, thuiszorgmedewerkers en wijkverpleegkundigen. Daardoor ontstaat er nu bijna concurrentie tussen de verschillende segmenten in de zorg. Dit is een urgent probleem, dat niet alleen speelt in Zwolle, maar in het hele land.”

Consequent serieus

“Het vertrouwen tussen overheid en burger kunnen we alleen herstellen als je de inwoners consequent serieus neemt. Daarom heeft de gemeente Zwolle ervaringsdeskundigen in dienst, die ons adviseren over de uitvoerbaarheid van beleid, met name op het gebied van werk en inkomen en jeugdzorg. Pas dan kom je te weten wat regels betekenen voor de mensen zelf. Het zou goed zijn als de beleidsmakers en bestuurders in Den Haag deze werkwijze overnamen. Te vaak praten zij alleen met lobbyorganisaties en directeuren van zorginstellingen.

Zelf heb ik veel vertrouwen in Carola Schouten, de minister voor armoedebestrijding en participatie. Toen zij woordvoerder Sociale Zaken in de Tweede Kamer was, was ik fractiemedewerker voor mijn partij op die dossiers. Ik zag haar altijd als deskundig en geïnteresseerd in hoe het echt zit. Een ander goed teken is dat de nieuwe staatssecretaris voor VWS een achtergrond heeft in het lokaal bestuur. Ik hoop dat zij de ruimte krijgen om werkelijk slagen te maken.

Ik hoop ook dat dit kabinet in staat is om over zijn eigen schaduw heen te stappen. Het vorige kabinet was dat niet. Exemplarisch daarvoor is het abonnementstarief in de Wmo. Gemeenten hebben van meet af aan gezegd dat deze vaste, inkomensonafhankelijke bijdrage een slecht idee was. De huishoudelijke hulp wordt langzamerhand onbetaalbaar, onder meer doordat hogere inkomens er vaker een beroep op doen. Nu wordt dit weer teruggedraaid; het nieuwe kabinet wil vanaf 2024 een ‘eerlijkere eigen bijdrage’ voor de huishoudelijke hulp. Waarom nou niet eerder naar gemeenten geluisterd? Straks moeten wij mensen weer iets gaan afnemen – en wie wordt daarop aangesproken? De gemeente.”

Iris Leene, concerndirecteur maatschappelijke ontwikkeling, Apeldoorn

 

“Het is een akkoord op hoofdlijnen, veel zal afhangen van de precieze invulling. Daardoor blijft het spannend wat er daadwerkelijk terecht gaat komen van alle plannen. Ogenschijnlijk neemt het Rijk de teugels in handen bij het bepalen van het beleid en kijkt naar ons voor de uitvoering. Deze relatief eenzijdig gemaakte keuze brengt met zich mee dat we de verwachtingen moeten managen over wat gemeenten kunnen bereiken.”

‘In het sociaal domein willen we beleid bepálen, niet alleen uitvoeren’

“Het is de komende maanden aan gemeenten om te bepalen of we meekunnen met deze kaders. Zeker in het sociaal domein willen we het beleid bepálen, niet alleen uitvoeren. Wij staan tenslotte dicht bij de inwoners en maatwerk vraagt om beleidsruimte. Hoe dan ook moeten we als gemeenten meer het voortouw nemen als we een gelijkwaardige partner willen zijn. Ofwel: niet afwachten, maar een eigen geluid laten horen, meer samenwerken en vaker onderwerpen zelf agenderen.”

Werk als panacee

“Jeugd, participatie en zorg blijven aparte kolommen. Dat is gek in een tijd waarin iedereen ervan overtuigd is dat integraal werken over de wetten heen noodzakelijk is om de juiste ondersteuning te bieden. In Apeldoorn doen we dat wél. Zo verbinden wij de Wmo en participatie beleidsmatig en financieel met elkaar in ‘Apeldoorn werkt mee’: een activeringsaanpak die wordt bekostigd uit de Wmo en bestemd is voor inwoners met gezondheidsvraagstukken, voor wie (on)betaald werk een bijdrage kan leveren aan hun welzijn.

In de kolom participatie ziet het kabinet ‘aan het werk komen’ als panacee. Terwijl een baan echt niet altijd voorkomt dat mensen in armoede leven. Bovendien klopt de veronderstelling niet dat werk de oplossing is voor iedereen. Liever zou ik veel breder denken, bijvoorbeeld ook aan vrijwilligerswerk en basisbanen.

Verder valt me op dat de inclusieve arbeidsmarkt en samenleving primair als een publieke zaak worden neergezet. De sociale partners komen misschien twee keer voor in het hele stuk. Jammer, omdat ook werkgevers en het bedrijfsleven een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Het zou beter zijn als die expliciet was benoemd.

Goede ontwikkelingen zijn er gelukkig ook. Het afschaffen van de kostendelersnorm voorkomt intergenerationele armoede: nu zie je vaak dat thuiswonende kinderen maar niet gaan werken om hun ouders niet te belasten. Andere stappen vooruit zijn de versoepeling van de bijverdienregels voor bijstandsgerechtigden, de investeringen in onderwijs en kinderopvang, de verhoging van het minimumloon en het terugdringen van de flexibilisering van de arbeidsmarkt.

Het is ook mooi dat participatie en armoedebestrijding prominent op de agenda staan, met een eigen minister zelfs. Dit geeft de mogelijkheid om deze problematiek meer vanuit samenhang te bekijken. Toch maak ik hier wel een kanttekening, want hoeveel kan deze minister voor elkaar krijgen als de beslissingsbevoegdheid over diverse ministeries is verspreid?”

Marjolein van der Pool, senior beleidsadviseur jeugdhulp, Maastricht

 

“Het kabinet wil vanaf 2025 structureel 500 miljoen euro bezuinigen op de jeugdzorg. Daarmee gaat het in tegen de uitspraak van de arbitragecommissie. Die bepaalde in juni 2021 dat gemeenten fors meer geld moeten krijgen van het Rijk, terwijl ze tegelijkertijd werken aan hervorming van de jeugdzorg. Het is teleurstellend dat het nu weer over geld gaat, omdat we het afgelopen half jaar eindelijk meer toekwamen aan de inhoud: betere jeugdzorg. Het ontwikkelen van een duurzaam, toekomstbestendig jeugdzorgstelsel is een gezamenlijke opgave van Rijk en gemeenten en die gezamenlijkheid mis ik. ”

‘Jeugdzorg is geen financieel, maar een maatschappelijk probleem’

“Dat 12 procent van de kinderen in Nederland jeugdhulp nodig heeft, is allereerst een maatschappelijk probleem. Dit veel te hoge percentage vloeit voort uit knelpunten in andere domeinen, zoals financiën, wonen, onderwijs en werken. Jeugdzorg is geen oplossing als de oorsprong van het probleem buiten het kind ligt. We moeten dus de omgeving van het kind veranderen. Laten we ervoor zorgen dat ouders zich geen zorgen meer over hoeven maken over hun bestaanszekerheid en huisvesting, zodat zij hun taak als opvoeder beter kunnen vervullen. Dat ouders met psychische problemen sneller terechtkunnen bij de volwassenen-ggz. En dat leerkrachten op school zich kunnen opstellen als medeopvoeder, bijvoorbeeld door de klassen te verkleinen.

Pas als we deze enorme maatschappelijke opgave te pakken hebben in de hervormingsagenda, kunnen we besparingsmogelijkheden doorrekenen. Daarom heb ik ook zo’n moeite met het voorstel van de eigen bijdrage. Als die bijdrage de uitvoeringskosten én de veronderstelde bezuiniging moet opleveren, wordt deze erg hoog. Voor mensen die voldoende geld hebben, is er dan nog steeds geen drempel. En juist wel voor de mensen die het meest behoefte hebben aan ondersteuning. Dit leidt dus mogelijk tot een verdere tweedeling in de samenleving.”

Vergissing toegeven

“Wanneer ik vertrouwen krijg in dit kabinet? Als de verantwoordelijke bewindslieden naar de gemeenten toekomen en erkennen: we hebben ons vergist, het regeerakkoord is te kort door de bocht, we zetten de geplande bezuinigingen en de eigen bijdrage on hold en gaan verder met het fundamentele gesprek in de vijfhoek van ministerie, zorgaanbieders, cliënten, professionals en gemeenten. Over de reikwijdte van de jeugdzorg, over de bijbehorende domeinoverstijgende opgaven en over het normaliseren – de gedachte dat tegenslagen bij het leven horen, dat we niet onnodig moeten medicaliseren en dat niet iedere jongere professionele hulp nodig heeft.

Ondertussen gaan de gemeenten door met het verbeteren van de jeugdzorg. Tegen de stroom in, met tekorten in de begroting en met pijnlijke keuzes voor belangrijke voorliggende voorzieningen als sportclubs en bibliotheken. Ook in Maastricht zitten we niet stil. Zo introduceren wij het IJslandse model, waarvan in andere plaatsen eerder al een pilot liep. Dit model zetten wij met name in om de community om de jeugdigen heen te versterken, zodat zij opgroeien in een kansrijke omgeving.”