Eerst de schoenen uit.

Een chihuahua keft enthousiast. Op de flinke breedbeeld-tv brengt volkszanger Dirk zijn levenslied. Aan de muur een groot, glanzend schilderij van een scène uit The Godfather. De ruime wagen – 5 meter breed en 15 meter lang – glimt nog van nieuwigheid. “We houden het graag een beetje netjes”, zegt Jan Netten, die een bak koffie inschenkt. Toch is dit alweer een jaar het nieuwe thuis van Jan, zijn vrouw Esther en zoon Jantje van 18. Vorig jaar maart werd hier in het Brabantse Mill, aan de rand van het bos, een kamp met vijf witte woonwagens geopend. Of beter gezegd: heropend.

Na de afschaffing van de landelijke Woonwagenwet in 1999 werden gemeenten verantwoordelijk voor de huisvesting van woonwagenbewoners. Een groot aantal gemeenten hanteerde vervolgens een uitsterfbeleid. Er kwamen na vertrek of sterfte van bewoners geen wagens terug, kampen in heel Nederland liepen leeg. Op het toenmalig kampje in Mill bleef nog één wagen over: die van de vastberaden bewoonster Diana Maquiné. De gemeente zag op deze mooie plek liever koopwoningen dan woonwagens, maar zij weigerde te vertrekken en maakte bij de Raad van State bezwaar tegen een bestemmingsplanwijziging. Maquiné werd in het gelijk gesteld en bleef dromen van nieuwe buren, zo vertelde ze vijf jaar geleden aan Omroep Brabant.

Haar droom kwam uit. En ook die van de familie Netten ging in vervulling. Netten aarzelde geen moment toen de gemeente mensen met interesse in een van de standplaatsen opriep zich te melden. Hij vertrok jaren geleden als een van de laatsten van een kampje in een nabijgelegen dorp. De toewijzingscriteria – afstammingsbeginsel, lokale binding en familieband – waren voor hem geen probleem, blikt hij terug. “Ik ben opgegroeid op het kamp, mijn ouders ook. Generaties van reizigers. De familie Netten is een van de grootste woonwagenfamilies van Nederland.” Hij woont hier dan ook niet alleen met zijn gezin; het hele rijtje is familie Netten. “Hiernaast woont ons Priscilla en mijn kleindochter, daarnaast mijn vader en dan mijn tante. Ik heb mijn huurhuis nog geen dag gemist, dat zeg ik eerlijk. Ik weet niet goed hoe ik dat moet uitleggen, het is gewoon goed zo.”

Over de fotoserie ‘Als een vogel zo vrij’

Al sinds ze als klein meisje langs een woonwagenkamp in Arnhem fietste, vroeg documentairefotograaf Suzanne Valkenburg (1981) zich af hoe het leven daar zou zijn. Ze kon het niet zien, door de vier hoge muren die de gemeente eromheen had geplaatst. Een paar jaar geleden werd haar nieuwsgierigheid alsnog beantwoord. Valkenburg ontmoette kampbewoner Henky, die haar als ‘burger’ meenam naar zijn gezin en haar kennis liet maken met een warme familiecultuur die al jaren in de verdrukking is.

Henky en zijn familie dragen vol trots hun cultuur uit. Met haar fotodocumentaire ‘Als een vogel zo vrij’ toont Valkenburg een onzichtbare, gesloten gemeenschap pal naast een woonwijk; een wereld op zich van vrije geesten met eigen ongeschreven regels, eigen beroepen en een eigen smaak en cultuur. De serie toont niet zozeer de armoede en verdrukking waar Henky en de zijnen mee te maken hebben, maar laat eerder hun veerkracht zien om iets van het leven te maken. Het is een ode aan een verguisde en verdwijnende cultuur.

‘Als een vogel zo vrij’ bestaat in totaal uit zeventig foto’s, gebundeld in het in eigen beheer uitgegeven, gelijknamige boek. suzannevalkenburg.nl.

‘Genoeg bestuurders zien ons liever gaan’

Glorende hoop

Het zijn de generatielange tradities en cultuur die niet verloren mogen gaan en die bescherming verdienen, zo stelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tien jaar geleden al, gevolgd door het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens. Ook de Nationale ombudsman riep in zijn rapport ‘Woonwagenbewoner zoekt standplaats’ (2017) het Rijk en gemeenten op om de rechten van de woonwagenbewoners in Nederland te waarborgen. Dit alles leidde op 12 juli 2018 tot het beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’, waarmee toenmalig minister Ollongren van Binnenlandse Zaken een einde maakte aan het uitsterfbeleid en wilde zorgen voor een nieuw woonwagenbeleid én nieuwe standplaatsen. Gemeenten moeten volgens het kader het aantal standplaatsen in lijn brengen met de lokale behoefte.

Toen gloorde er hoop bij de Nederlandse woonwagenbewoners, vertelt Piet van Assendorp, trots woonwagenbewoner en voorzitter van de Vereniging Behoud Woonwagencultuur in Nederland. Sommige gemeenten gingen voortvarend aan de slag. In Noordoost-Brabant bijvoorbeeld trokken de zeventien gemeenten samen op om te komen tot een regionaal woonwagenbeleid. Vorig jaar stelden de provincie, de betreffende gemeenten en woningbouwcorporaties het ‘regionaal handelingsperspectief’ vast. Het uitgangspunt in Noordoost-Brabant: 1,3 standplaatsen per 1.000 woningen. Ook moet er een centraal inschrijf- en toewijspunt komen.

2023-06-07_woonwagens_liggend

Woonwagenhoofdstad

“Er is zeker sprake van beweging”, zegt adviseur Pim Tiggeloven van Companen. In opdracht van het Rijk heeft dit onderzoeksbureau een aantal keer een tussenmeting uitgevoerd naar het aantal standplaatsen. Door het hele land zijn behoeften geïnventariseerd en gesprekken met woonwagenbewoners gevoerd. Steeds meer gemeenteraden stellen nieuw woonwagenbeleid vast. “Maar met elke stap wordt het lastiger. De financiën, de zoektocht naar nieuwe locaties, bezwaren van omwonenden, de algehele krapte op de Nederlandse woningmarkt.”
In die fase is de gemeente Twenterand beland, aldus wethouder Roel Koster. De inventarisatie is achter de rug, het beleid is vastgesteld. Als alle geïnteresseerden voldoen aan de inschrijvingscriteria, krijgt de gemeente die nu nog maar één standplaats telt, er ruim dertig bij. ‘De woonwagenhoofdstad van Twente’, kopte Tubantia al in april. Of het lastig wordt om geschikte locaties te vinden? “Lastig? Weet je, wat is er niet lastig? Maar ik ben wethouder wonen en of het nu een starter, senior, Oekraïense vluchteling of woonwagenbewoner is, ze zijn me allemaal even lief en hebben onderdak nodig.” De Twentse wethouder, die al verschillende malen in gesprek ging met geïnteresseerden, kent hun heimwee naar het kamp en hun ongeduld. Hij streeft ernaar om de standplaatsen in 2025 gerealiseerd te hebben. “Daar ga ik mijn uiterste best voor doen.”

'Woonwagens staan er niet van de ene op de andere dag, maar voor sommige gemeenten heeft het überhaupt geen prioriteit’

Bitter, boos, teleurgesteld

Adviseur Tiggeloven ziet ook gemeenten die zich eerst richten op kleine uitbreidingen van bestaande locaties. “We moeten niet vergeten dat de realisatie van elke woning in Nederland – van idee tot oplevering – zeker acht jaar duurt. Ook woonwagens staan er niet van de ene op de andere dag. Maar er zijn ook gemeenten die het woonwagenbeleid überhaupt geen prioriteit geven.” Met als gevolg dat, vijf jaar na vaststelling van het beleidskader, er onder de streep nog maar erg weinig standplaatsen zijn bijgekomen. “Het is echt een verhaal van de lange adem.”

Zo ook in het voortvarende Noordoost-Brabant. Een woordvoerder van de gemeente Waalwijk laat namens de regio weten dat er achter de schermen hard wordt gewerkt aan een centraal inschrijfpunt, waar woonwagenbewoners hun belangstelling kenbaar kunnen maken voor meerdere locaties. “Dit moet zorgvuldig gebeuren. Maar het toevoegen van standplaatsen is een besluit dat gemeenten zelf moeten nemen. Er zijn gemeenten met weinig mensen op de wachtlijst en er zijn gemeenten met een aardige wachtlijst. In onze regio zijn voor zover bekend het afgelopen jaar nog geen standplaatsen toegevoegd.”

Overal in het land zijn woonwagenbewoners inmiddels bitter, boos of teleurgesteld, ziet Van Assendorp. “Het blijft uiteindelijk bij mooie woorden. Her en der wordt een nieuwe wagen neergezet, maar nieuwe locaties? Waar moeten onze kinderen wonen? Mijn jongste zoon van 26 woont nog steeds thuis. Er zijn ook heel veel jongeren die in de berging van de wagen van pa en ma wonen. Dat kan toch niet? We schatten dat er in heel Nederland behoefte is aan zo’n 4.000 nieuwe standplaatsen.” Haagse woonwagenbewoners openden eind vorig jaar een zaak tegen de gemeente over de ‘schending van hun mensenrechten’. Ze willen dat er zicht komt op nieuwe standplaatsen, maar een uitspraak laat nog op zich wachten.

‘Veel jongeren wonen nu in de berging van hun ouders op het kamp’

Jouw vader is een boef

Aan tafel bij Jan Netten in Mill is Wendy Kraaikamp aangeschoven, directeur van Kraaikamp Chalet- en Woonwagenbouw, een van de weinige woonwagenbouwers van Nederland. Ze komt op kampen in het hele land en draagt de bewoners een warm hart toe. Haar opa startte het bedrijf 65 jaar geleden. Ook de wagen van de familie Netten – gasloos en met zonnepanelen – komt uit haar fabriek in Biddinghuizen. Kraaikamp kent de wanhoop van de bewoners maar al te goed. Bij de oplevering van nieuwe wagens vloeien regelmatig tranen. “Sommige families wachten al zo lang.”

Kraaikamp, die steeds vaker wordt gebeld door gemeenten en woningcorporaties met belangstelling voor woonwagens, ziet momenteel wat beweging in de markt. De interesse en het aantal opdrachten groeien weer. “Dat was een paar jaar terug echt wel anders, maar het verschil tussen gemeenten onderling is groot. De ene gemeente of woningcorporatie maakt meer vaart dan de andere.” Veel heeft te maken met de wil van de bestuurder, weet Netten. “Onze vorige wethouder heeft zich echt hard gemaakt voor dit kamp. Dát heb je nodig. Maar er zijn er genoeg bestuurders die ons liever zien gaan.” Het stigma dat van oudsher rond de kampen en hun bewoners hangt, helpt niet. Netten vertelt hoe zijn dochter Priscilla vroeger weleens huilend thuiskwam. “Een klasgenootje mocht hier niet komen spelen. ‘Jouw vader is een boef’, had ze van haar moeder gehoord. Zoiets zeg je toch niet tegen een kind?”

Vooroordelen, discriminatie, het gebeurt tot op de dag vandaag, zegt Van Assendorp. “Natuurlijk zijn we niet allemaal lieverdjes, maar hetzelfde geldt voor de burgermaatschappij. Toch wordt er voor ons altijd met andere maten gemeten. Of het nu gaat om werk, een verzekering, hypotheek of dak boven ons hoofd. Het is triest om te zeggen, maar we zijn eigenlijk niet anders gewend.” Er wordt volgens de voorzitter te gemakkelijk over de eigen cultuur van de woonwagenbewoners heengestapt. “Maar het is geen campinggevoel hè, we hebben het hier over cultureel erfgoed. Het gaat over onze manier van leven, die we al zo lang van generatie op generatie doorgeven. Het is niet voor niks dat het Openluchtmuseum in Arnhem dit jaar twee oude woonwagens in de collectie heeft opgenomen. En dan de titel van die expositie: ‘Reizigers zorgen voor elkaar’. Dat gaat over onze saamhorigheid, daar kunnen talloze mensen wat van leren.”

Wethouder Koster in Twente sluit hoopvol af. De gemeente heeft al een paar woonwagenlocaties op het oog, zegt hij. “Ik ga ervan uit dat we deze nog voor de zomer aan de raad kunnen voorleggen. 2025 lijkt me oprecht een reëel streven.”

Verder lezen?

  • ‘Woonwagenbeleid moet weer op de politieke agenda’, socialevraagstukken.nl (zoek: woonwagenbeleid)
  • ‘Op zoek naar alternatieven om de realisatie van woonwagenlocaties te versnellen’, platform31.nl (zoek: woonwagenlocaties)
  • Wegwijzer gemeentelijke woonwagen- en standplaatsenbeleid (2022), vng.nl (zoek: wegwijzer standplaatsen)

De opgave

Nederlandse woonwagenbewoners zijn een diverse groep, die bestaat uit met name Sinti en Roma, kermis- en circusexploitanten en reizigers – woonwagenbewoners reisden om te voorzien in hun bestaan en werkten onder meer als seizoenarbeiders, handwerkslieden en kooplui. Na afschaffing van de landelijke Woonwagenwet in 1999 nam het aantal standplaatsen tot 2018 af van 9.600 tot 8.800. Op dit moment is er een geschat tekort van 4.000 tot 5.000 standplaatsen. Gemeenten moeten volgens het beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ een behoeftepeiling doen. Tot vorig jaar gaf nog maar 52 procent van alle gemeenten daartoe opdracht.

Gemeenten en corporaties gaven in het kennis- en leerprogramma ‘Lokaal woonwagenbeleid: op weg naar nieuwe standplaatsen’ van Platform31 (2022) aan dat zij wel nieuwe plekken willen creëren, maar worstelen met de uitvoering ervan.

Woonwagens zijn kostbaar en nemen meer ruimte in dan reguliere sociale huurwoningen. Daardoor ontstaat er voor corporaties een hogere onrendabele top. Ook blijkt het vooral voor stedelijke gemeenten lastig om geschikte locaties te vinden, zeker in combinatie met de hoge druk die toch al op de woningmarkt ligt. Als antwoord op de wooncrisis zet het kabinet in op de bouw van 900.000 woningen. Voor de meeste gemeenten zal de bouwopgave van het aantal woonwagens klein zijn vergeleken met het aantal te bouwen reguliere woningen. Een uitgelezen kans om een woonwagenlocatie standaard mee te nemen bij de ontwikkeling van (grote) nieuwbouwplannen, aldus Platform31.