tatoeage in z’n nek. Sinds de geldautomaat verderop is verdwenen, biedt Marco Custers van ‘Tabak en Gemak’ deze service aan z’n klanten. Hij heeft zich ook sterk gemaakt voor een ov-oplaadpunt in zijn winkel. “Sinds het vertrek van de supermarkt bakken we brood en toen de drogisterij sloot, heeft mijn dochter haar drogisterijdiploma gehaald”, vertelt Custers. Hij wijst naar de plank met shampoo, tandpasta en paracetamol.
Dit is geen doorsnee tabakszaak. Custers is van de service én van de persoonlijke aandacht. Hij kent zijn klanten, weet wat er speelt. Hij is altijd in voor een praatje, brengt boodschappen thuis en schakelt hulp in wanneer hij een oudere klant ziet aftakelen of een jongere ziet afglijden. Hij weet precies wanneer de bijstand wordt bijgeschreven en wie aan het eind van de maand de goedkoopste shag zoekt. “Ik geef om m’n klanten. En dit is nu eenmaal een – hoe zal ik het eens mooi zeggen? – nogal dynamische wijk.” Er klinkt een belletje, Custers kijkt op. “Hai Nienke, jij komt voor de sleutel?” De tabaksverkoper blijkt ook beheerder van de reservesleutel van het welzijnskantoor in het naastgelegen buurtcentrum.
Sluiting van de mijnen
Welkom in Heksenberg, een wijk in Heerlen-Noord. Heel veel seinen in dit grote gebied – met 56.000 inwoners – staan op rood. Als hier je wieg staat, sta je voorgoed op achterstand, stelde wethouder Jordy Clemens (SP) deze zomer nog in dagblad De Limburger. Want wie Heerlen-Noord zegt, heeft het al snel over achterstanden en kansenongelijkheid. Over dunne en te vroeg geboren baby’s, over armoede en schulden. 13 procent van de huishoudens in de stad kampt met problematische schulden, in delen van Heerlen-Noord schiet dat door naar 16 procent. En ook de gemiddelde gezondheid hier laat veel te wensen over. Heerlen is voor zorgverzekeraar CZ qua zorgkosten per inwoner de duurste gemeente van Nederland.
Maatschappelijk werker Jolanda Souren (53) kent de trieste lijstjes en aantallen. Maar ook de mensen achter deze cijfers. Samen met opbouwwerker Nienke Jacobs, buurtbewoner en coördinator schuldhulpmaatje Sylvia Vaessen (68) en praktisch begeleider Friedi Hovarth (60) – alle vier werkzaam bij welzijnsorganisatie Alcander – is ze naar buurtcentrum Heksenberg gekomen voor een gesprek over armoede en hoe dat hier van generatie op generatie wordt overgedragen. Over de sluiting van de mijnen, waarna de kansrijke mensen de stad verlieten en de anderen ‘in de WAO geduwd werden’ en verbitterd thuis kwamen te zitten.
Souren: “Mensen die in de mijnen werkten, hebben nooit veel opleiding gehad. Zij hadden dus al een achterstand en hebben dat doorgegeven aan hun kinderen. ‘Ik heb niet hoeven leren, waarom zou jij dat wel moeten? Waarom zou je ’s ochtends vroeg je bed uitkomen om voor maar 50 euro extra te gaan werken?’” Vaessen vult aan: “En een kind dat zich losmaakt en wel gaat studeren, loopt het risico er niet meer bij te horen, niet meer geaccepteerd te worden. ‘Dat is ‘n hoogvlieger’, zeggen ze dan. Dat kan jongeren ook tegenhouden om verder te gaan.” “Toch is het ene arme gezin het andere niet”, nuanceert Jacobs, die jarenlang heeft gewerkt als jongerenwerker in Meezenbroek-Schaesbergerveld, een andere ‘dynamische’ wijk in Heerlen-Noord. “Sommige gezinnen werken juist heel hard om het patroon te doorbreken en soms stroomt een zoon of dochter inderdaad door naar een mooie vervolgopleiding.”
En vergeet niet dat tal van factoren buiten het gezin bijdragen aan generatiearmoede – of het doorbreken ervan in de weg staan. Denk bijvoorbeeld aan economische crises, gebrek aan een sociaal netwerk en een wisselend overheidsbeleid of falend systeem, zoals de angst toeslagen te moeten terugbetalen wanneer mensen parttime aan de slag gaan. Waarbij de lengte van de opsomming de ernst en complexiteit van deze factoren bepaald niet weerspiegelt.
Geen toverstafje
Wethouder Armoedebestrijding Peter van Zutphen – voor de vijfde periode op rij wethouder namens de SP – kent de opeenstapeling van problemen boven het spoor als geen ander. Hij woont zelf in voormalig Vogelaarwijk Schaesbergerveld en probeert de achterstanden met man en macht weg te werken.
“Deze problematiek is gedurende generaties ontstaan en ingesleten geraakt. Ik heb geen toverstafje om dit één, twee, drie op te lossen. Wel hebben we in Heerlen de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet. Zo werken we op het gebied van jeugdzorg en Wmo niet meer met tweehonderd verschillende aanbieders, maar met twee coöperaties, Jens en Stand-By, waarvan ook Alcander deel uitmaakt. De marktwerking hebben we op deze manier buitenspel gezet en ook de tijd van de indicaties – het georganiseerde wantrouwen – is hiermee voorbij. Daardoor krijgen professionals veel meer ruimte en worden burgers minder van het kastje naar de muur gestuurd. Van onze partners vragen we commitment en visie voor de lange termijn. We zijn geen subsidiemachine meer waar ze voor project A of B een leuk bedrag kunnen lospeuteren.”
Lessen uit de Veenkoloniën
Onderzoeker Sanne Visser van de Rijksuniversiteit Groningen houdt zich al jaren bezig met generatiearmoede in de Veenkoloniën – net als in Heerlen ook daar een hardnekkig probleem. Volgens recente cijfers hebben arme vaders en moeders in dit gebied liefst vijf keer vaker arme kinderen dan niet-arme vaders en moeders. “We weten inmiddels wat er misgaat binnen en buiten deze gezinnen, dat veel van die mechanismen elkaar versterken of in stand houden en dat we dus aan verschillende knoppen tegelijk moeten draaien.”
Een integrale aanpak dus. Samenwerken als credo – juist ook met de inwoners zelf. Goed luisteren naar signalen uit de praktijk. Maatwerk voor elk gezin, meer ruimte voor de professional, een laagdrempelige, persoonlijke benadering. “Dit is, zeker als onderzoeker, allemaal makkelijk gezegd, maar besturen en organisaties zijn vaak zover nog niet. Dus je belandt heel snel in een gesprek over systemen en structuren, in plaats van over de mensen in de wijk.”
En dat frustreert de professionals in de praktijk en niet in de laatste plaats de inwoners, weet Visser. “Armoede is en blijft een politiek probleem in Nederland. We hebben het over principiële keuzes die in Den Haag worden gemaakt, bijvoorbeeld over de hoogte van de bijstand en de vraag of het loont om te werken. Dat maakt een effectieve aanpak van dit soort maatschappelijke problemen extra complex.” Dit zegt ook de Heerlense wethouder Van Zutphen: “We proberen hier echt alle ruimte te pakken, maar wij gaan nu eenmaal niet over de hoogte van het minimumloon of de bijstandsuitkering. En wat ik daarover tot dusver uit Den Haag hoor, stemt weinig hoopvol.”
Gezinscoach
Onderzoeker Visser gelooft wel dat door alle aandacht voor kansenongelijkheid de noodzaak om met oplossingen te komen harder doorklinkt. Maar waar te beginnen? “Breng eerst eens álle professionals bijeen. Zij moeten elkaar kennen en weten te vinden. Dus dat betekent dat een leerkracht de opbouwwerker kent – en andersom – en ook iemand van de woningcorporatie, de schuldhulp, de wijkagent en de praktijkondersteuner. De gezinnen zelf hebben vervolgens een breed georiënteerde hulpverlener nodig die de tijd krijgt en neemt om zich in de context van het gezin te verdiepen. Zo gaan we in Drenthe aan de slag met een gezinscoach met een eigen budget. Dit kost uiteraard enorm veel geld en dat blijkt helaas toch vaak een groot struikelblok. Want veel gemeenten kampen met tekorten, terwijl het resultaat van deze investering zich pas veel later uitbetaalt. Daardoor duurt het alsnog een hele tijd voordat we deze mensen die eerder als verloren werden beschouwd, toch weer kunnen meekrijgen in het systeem.”
Geleerde lessen
Dit zijn de oplossingsrichtingen die Visser in haar onderzoek gevonden heeft en die ook in Heerlen worden gevolgd:
- Ga open en geïnteresseerd met bewoners en families in gesprek en probeer inzicht te krijgen in de mechanismen die hun armoede in stand houden. Hoe proberen mensen zelf om de armoede achter zich te laten? Probeer hun strategieën te begrijpen en laat de hulpverlening hierop zoveel mogelijk aansluiten.
- Vertrouwen winnen en inzicht krijgen, vergt tijd en inspanning. Zorg daarom dat de hulpverlening langdurig is en dat één hulpverlener op de hoogte is van alle aspecten van de familie en de hulpverlening.
- Betrek ouders en grootouders om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren zich gesteund voelen in de keuzes die ze maken en er meer openheid komt over hun kansen en mogelijkheden.
- Zet niet alleen in op het verbeteren van de financiële situatie, maar kijk – samen met de families – ook naar bijvoorbeeld gezondheid, opleiding en vrijetijdsbesteding.
Wel ziet de wethouder nog veel wantrouwen van de inwoners richting de overheid. Een obstakel. “Hierdoor bereiken we een deel van hen gewoonweg niet. Zij maken geen gebruik van regelingen waar zij wel recht op hebben. Ze doen zichzelf echt tekort, met alle gevolgen dien.” “Tsja, ook dat wantrouwen wordt van generatie op generatie doorgegeven”, zegt Hovarth. “Bij oudere mensen zit nog zoveel woede, oude mijnwerkers vol diepe boosheid. ‘Er zijn ons beloftes gedaan, die nooit zijn nagekomen. De gemeente doet niks voor ons’, zeggen zij.” Van Zutphen: “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Daarom zijn we zo blij met de stichting Wijkpresentie, voortgekomen uit het citypastoraat. Dat is een club bevlogen mensen die deze zorgmijdende groep wél weet te bereiken. Zij zijn elke dag bezig om het verloren vertrouwen te herstellen en proberen mensen naar de reguliere hulp en ondersteuning te bewegen.”
Presentietheorie
Wijkpastor Fien Cruts van stichting Wijkpresentie is niet verbaasd dat de wethouder naar haar verwijst. Hij trekt regelmatig met haar de wijk in. “Gewoon, om naar bewoners te luisteren. Hij probeert mee te denken over oplossingen. Vaak weten de mensen niet eens dat hij wethouder is.” Die werkwijze mag ze wel. Cruts – vroeger actief in het woonwagenwerk – kent de buurtbewoners maar al te goed. Ze hoort de verhalen van kinderen die zich schamen voor het oude bankstel en nooit meer arm willen zijn. Er zijn bewoners die alleen de voordeur opendoen wanneer ze drie keer klopt. Dan weten ze: dat is Fien en niet een deurwaarder of ongenode hulpverlener.
“Waarom wij die mensen wél bereiken? De presentietheorie. Als presentiewerker treed je de mensen open, geïnteresseerd, trouw en beschikbaar tegemoet. We trekken op met een mens in al zijn volheid, met alles wat hem of haar bezighoudt. We kennen hún kant van het verhaal. En als zij zich dan gehoord, gezien en verstaan voelen, zijn zij weer bereid hulp te aanvaarden.”
Ze vervolgt: “Zo zijn we heel kleinschalig begonnen. Ik ben gewoon door de buurt gaan lopen. Dan sprak ik mensen aan die hun hondje uitlieten of moeders die hun kinderen van school gingen halen.” Inmiddels hebben zij en haar team contact met de bewoners van 150 adressen. Bij de ene buurtbewoner staat ze wekelijks voor de deur, bij de andere gaat ze een keer in de maand langs. “En dan dus niet voor eenzijdig contact.”
Cruts heeft onder de bewoners ook lief-en-leedgroepjes opgericht, kleine groepjes van buurtbewoners die samenkomen en elkaar helpen. Want sámen, dat is de manier. Ze is geen hulpverlener, benadrukt ze stellig. “Ik ben gewoon Fien. Maar ik ben ook streng hè, zeker wanneer ouders door alle ellende hun kinderen van school houden. Dat kan niet.” Ze is blij met elke klein stapje, met elk teken van vertrouwen. “En dat vraagt heel veel aandacht en geduld. Voor sommige mensen zijn de problemen zó groot, het kost ze al moeite om adem te halen.”
Routekaart
Heerlen-Noord is eerder dit jaar uitgekozen als een van de zestien zogeheten stedelijk vernieuwingsgebieden in Nederland. De komende 25 jaar wordt hier fors geïnvesteerd om achterstanden weg te werken. Oud PvdA-voorman Lodewijk Asscher is benoemd tot kwartiermaker. Hij fietste deze zomer al door alle wijken, sprak met buurtbewoners en professionals en schrok zich een hoedje. Aan regionale omroep L1 verklaarde hij: ‘Ik kende de cijfers, maar het is toch gek dat je weet als je hier door de buurt rijdt, dat mensen aan de ene kant van het spoor zes jaar langer leven dan aan de andere kant van het spoor.’
Asscher heeft alle plannen die er al lagen voor Heerlen-Noord vertaald naar een routekaart. Er gaat dus geen projectenmachine draaien, nee, er wordt gericht tijd gemaakt. Onder de vier professionals uit de stad is er nog wat scepsis voelbaar. Jacobs: “In eerste instantie dacht ik: daar gaan we weer. Maar door de voorgenomen lange adem ben ik wel wat hoopvoller. Want weet je, al die kleine projecten doen vaak meer kwaad dan goed. Bij deze huishoudens speelt zoveel. Er moet op zoveel terreinen tegelijk wat gedaan worden, dat lukt je niet met een kortlopend programmaatje. Misschien dat er deze keer dus echt wat gaat veranderen.”
Maatschappelijke werker Souren: “Dit vraagt om acties binnen én buiten het gezin. Begin op de basisschool bijvoorbeeld al met aandacht voor gezonde voeding, financiën en omgaan met geld. Geef kinderen ook goede voorbeelden, laat ze zien wat ze allemaal kunnen worden, wat hun kansen en mogelijkheden zijn. En wat de samenhang van alle plannen betreft: er moet nog veel meer geluisterd worden naar de buurtbewoners en professionals in de wijk.” Jacobs: “Ja, leerkrachten weten vaak precies wie met honger naar school komt. We moeten dat soort signalen eerder oppikken en beter delen.”
Van Zutphen noemt het programma ‘Kansrijk van Start’ als voorbeeld, waarin medisch en sociaal domein intensief samenwerken om kwetsbare jonge ouders – Heerlen telt er relatief veel – laagdrempelige, directe en praktische hulp te bieden. “De achterstanden beginnen immers al bij de geboorte en dat is zowel triest als hardnekkig. Om die te doorbreken, is intensieve, domeinoverstijgende en langdurige samenwerking nodig.”
Elfde plaats
De wethouder ziet – voorzichtig – resultaat van de inspanningen van de afgelopen jaren. Van het beperken van het aantal jeugdzorg- en Wmo-aanbieders, van het intensiveren van de samenwerking tussen professionals, van de persoonlijke benadering. “Heerlen staat niet meer in toptien van armste gemeenten op het bekende lijstje van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Nu is de elfde plaats op zo’n lijst niet iets om vrolijk van te worden, maar het laat wel zien dat we blijkbaar de goede weg zijn ingeslagen.”
Hij voegt daaraan ter illustratie nog toe: “Twintig jaar geleden was deze stad nog berucht om de daklozen en drugsproblematiek. We zijn er met operatie Hartslag inmiddels in geslaagd om dit probleem onder de knie te krijgen.” Die operatie was er een van repressie en preventie, hard optreden tegen drugsoverlast en tegelijkertijd zorgen voor opvang en begeleiding van verslaafde stadsgenoten. Ook kwam er cameratoezicht in het centrum en werd het stationsgebied vaker schoongemaakt. De gemeente werkte hierbij nauw samen met maatschappelijke organisaties, andere overheden, politie en justitie. Met succes. “Landelijk is het aantal daklozen verdubbeld, hier gaat het aantal nog steeds omlaag. We hebben de opvang zelfs kunnen verkleinen.” De wethouder bedoelt maar. Het is écht mogelijk het tij te keren.
Krachtenbundeling bevordert aanpak kinderarmoede
In Nederland groeit één op de dertien kinderen op in armoede. Dat is een groot probleem dat mens en maatschappij raakt. Gemeenten hebben met lokale partners een sleutelrol in de aanpak hiervan. Daarom slaan Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), Jeugdeducatiefonds, Sterk uit armoede, Sociaal Werk Nederland en Divosa op verzoek van het ministerie van SZW de handen ineen.
Het doel is komende periode in gemeenten actief samenwerking te bevorderen voor een duurzame aanpak van kinderarmoede. Inmiddels zijn de eerste plekken bekend waar jeugdgezondheidszorg, onderwijs, ervaringsdeskundigen, sociaal werkers en gemeenteprofessionals een goede, structurele samenwerking opbouwen voor de aanpak van kinderarmoede. Opgedane kennis en inzichten komen breed beschikbaar. Bovendien worden alle knelpunten in het systeem en stelsel teruggekoppeld aan het Rijk. Meer informatie? Neem contact op met Kim Houben: khouben@divosa.nl.